ECLI:NL:RBROT:2023:7271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
ROT 21/5741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan pluimveehouder wegens overtreding van de Wet dieren en de Transportverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 1.500,- beoordeeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens overtredingen van de Wet dieren en de Transportverordening. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de boete heeft opgelegd, omdat eiseres verantwoordelijk is voor het welzijn van de kuikens en de wijze waarop deze worden gevangen en vervoerd. De rechtbank stelt vast dat de beladingsnormen voor de kuikens zijn overschreden, wat heeft geleid tot onnodig lijden en een hoog aantal dode dieren. Eiseres heeft betoogd dat de verantwoordelijkheid ook bij de slachterij en de vervoerder ligt, maar de rechtbank oordeelt dat de houder van de dieren, in dit geval eiseres, primair verantwoordelijk is voor de naleving van de wetgeving. De rechtbank concludeert dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat deze evenredig is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de boete in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5741

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: [naam 1]),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister

(gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de bestuurlijke boete die de minister aan hem heeft opgelegd vanwege een overtreding van de Wet dieren. De boete is opgelegd met het besluit van 16 april 2021.
1.1.
Met het bestreden besluit van 30 september 2021 op het bezwaar van eiseres heeft de minister de boete gehandhaafd.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 2] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. De minister heeft zijn besluit gebaseerd op het hieronder genoemde rapport van bevindingen, dat een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft opgemaakt.
2.1.
De toezichthouder schrijft in het rapport van bevindingen van 26 augustus 2020 (IBDNummer: [nummer 1]) onder meer het volgende:
“(…)
Bevinding(en):
Datum en tijdstippen van de bevindingen: 8 augustus 2020, omstreeks 04:15 uur; 05.11 uur en 06.15 uur.
Onvoldoende welzijn en hoog aantal dode dieren:
Tijdens mijn eerste rondgang bij bovengenoemd slachthuis om 04.15 uur liep ik op het "pad" tussen
de buitenmuur en de aanvoerband van lijn 2 richting de verdovers. (…) Ongeveer halverwege viel mij
een container op, omdat de onderste lade erg vol leek (in vergelijking met de lades die ik gezien had in eerdere containers waar ik langsgelopen was). Ook zag ik dat de lade erboven leger dan normaal was en dat de lade daar weer boven helemaal leeg was. (…) Bij nadere inspectie van de onderste lade van container [containernummer] zag ik dat de gehele lade gevuld was met kuikens, dat de kuikens zodanig tegen het rooster, dat de lade afsloot, lagen dat hun veren door de spijlen heen puilden, dat de kuikens
bovenop elkaar zaten en dat een kuiken zijn snavel door de tralies naar buiten had gestoken en deze, happend naar adem, open had (zie foto's 1, 2 en 3). Ook zag ik een aantal kuikens die dood waren. In de lade erboven zaten de kuikens rustig en allemaal naast elkaar met nog lege ruimte ertussen en er omheen (zie foto's 3 en 4). De lade daar weer boven was geheel leeg. (…)
Ik heb container [containernummer], die 10 lades heeft (2 x 5 lades), separaat van de andere containers laten kantelen en aanhangen. Daarmee heb ik kunnen vaststellen dat er 17 dode kuikens in deze container zaten. Volgens de planning zouden er 30 kuikens per lade zitten en dus 300 in een container met 2 x 5 lades (zie dagoverzicht vervoer). Een percentage dode dieren van 5,67% is dan voor deze specifieke
container te berekenen. Met behulp van de stopwatchfunctie op mijn telefoon heb ik vastgesteld dat er 281 aangehangen (en dus levende) kuikens in container [containernummer] zaten (rekenmethode: 2m14s44 is door mij gemeten = 2,25 minuut, bandsnelheid is 7.500 per uur = 7.500/60 = 125 per minuut --> 2,25 * 125 = 281 kuikens). Totaal aantal kuikens in deze container was dus 298 (281 levende + 17 dode kuikens). Het percentage dode dieren van deze specifieke container was dus volgens deze berekening 5,70%. (…)
Teveel kg kuiken per cm2:
Om 05.11 uur belde de dienstdoende PWO-medewerker mij op, om me te informeren dat hij bij een vrachtwagen stond met een container die een soortgelijk beeld van ongelijke belading had. Om 05.15 uur trof ik hem aan bij vrachtwagen 03 (kenteken 71-BLF-9). (…) De PWO-medewerker had reeds de container van de vrachtwagen laten afladen om de kuikens in de onderste lade uit hun benarde positie te kunnen bevrijden. Ik zag dat de onderste lade van de container erg vol (met kuikens) was: ze zaten erg dicht op elkaar en boven op elkaar. Er was geen lege ruimte meer te zien in de lade. Ik
zag dat de bovenste (= de 5e) lade leeg was. Uiteindelijk hebben we 20 kuikens uit de onderste lade in de lege bovenste (5e) lade gezet. In de onderste lade waren toen nog 20 kuikens aanwezig, levend en dood. In totaal hebben er dus 40 kuikens in de onderste lade gezeten. (…)
De kuikens met een levend gewicht van 2,425 kg beschikten niet over de minimum vloeroppervlakte van 160 cm 2 per kg. De dieren hadden een tekort aan vloeroppervlak van 17,5%.
Derde geval
Later op de ochtend, om ongeveer 06.15 uur, zag ik dat de PWO-medewerker wéér van een vrachtwagen een container had doen afladen en zag ik hem en andere medewerkers van het slachthuis uit een erg volle lade kuikens pakken om ze in een andere (lege) lade te doen. In totaal zijn er door mij en de PWO-medewerker van het slachthuis drie verschillende vrachtwagens waargenomen met containers die zeer ongelijk beladen lades hadden (zie bijlage PWO-register). Doordat er tijdens het vangen met de vangmachine (zie bijlagen dagoverzicht vervoer en laadbonnen) onregelmatig geladen is, waardoor er in meerdere lades teveel kuikens zijn geplaatst, werd niet voorkomen dat de kuikens in de overbeladen lades tijdens het transport en/of wachten op het slachthuis (bij de container van de
eerste vrachtwagen) lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd. Met als extra gevolg een hoog aantal dode dieren in tenminste één van zo'n overbeladen lade. De houder op de plaats van vertrek is hiervoor verantwoordelijk. (…)”
2.2.
Bij e-mail van 10 augustus 2020 heeft de toezichthouder eiseres van de constatering op de hoogte gebracht en een boeterapport aangezegd. Op 25 februari 2021 heeft de minister zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft op 10 maart 2021 een zienswijze op dit voornemen ingediend.
2.3.
Vervolgens heeft de minister met het besluit van 16 april 2021 (boetezaaknummer 202002888) een bestuurlijke boete van € 1.500,- aan eiseres opgelegd vanwege overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, in samenhang met aanhef artikel 3 en artikel 3, onder g, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening): de houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. De containers zijn niet dusdanig gebruikt dat tijdens de verplaatsing van de dieren lijden voorkomen werd en hun veiligheid gegarandeerd was. De dieren beschikten, gelet op hun grootte en op het voorgenomen transport, niet over voldoende vloeroppervlak en stahoogte.
2.4.
Eiseres is op 17 september 2021 gehoord op haar bezwaren tegen de boete.
2.5.
Het bestreden besluit berust - samengevat - op de volgende overwegingen. Gelet op de inhoud van het boeterapport staat vast dat meermalen teveel dieren in een lade zijn vervoerd. De dieren beschikten hierdoor niet over voldoende vloeroppervlak en stahoogte. Hierdoor is het letsel en onnodig lijden berokkend. Dit is een overtreding van artikel 3, aanhef en onder g, van de Transportverordening. De Transportverordening ziet weliswaar op het verroer van dieren, maar dit betekent niet dat alleen de vervoerder verantwoordelijk is voor de naleving van de Transportverordening. Eiseres heeft als houder van de dieren opdracht gegeven om de dieren te laden en te laten vervoeren en daarmee is zij er ook verantwoordelijk voor te zorgen dat dit vervoer de dieren geen letsel of onnodig lijden veroorzaakt. Eiseres is verantwoordelijk voor het welzijn van haar kuikens en ook voor de wijze waarop deze kuikens worden gevangen en in containers worden geladen door middel van een automatisch systeem. Gelet op het voorgaande is sprake van een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren. Deze overtreding is eiseres te verwijten. De minister is daarom bevoegd eiseres op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren een bestuurlijke boete op teleggen. Op grond van het Specifiek Interventiebeleid Dierenwelzijn tijdens transport wordt bij overtreding van artikel 3 van de Transportverordening een bestuurlijke boete opgelegd en niet eerst een schriftelijke waarschuwing. De minister ziet geen reden om van dit beleid af te wijken. Ook ziet de minister geen aanleiding om het boetebedrag te matigen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid en evenredigheid van de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Stelt eiseres terecht dat het rapport van bevindingen onvolledig is?
5. Eiseres betoogt dat in het rapport van bevindingen fouten zijn gemaakt, door verschillende partijen. Toezichthouder [nummer 2] deed waarnemingen zonder duidelijke vaststellingen. Zo heeft hij onder meer containernummers niet volledig benoemd en heeft hij de dode dieren in totaal geteld in plaats van per lade. De drie chauffeurs hebben tijdens de nachtelijke laaduren hun taken verzaakt. In de werkinstructies van de chauffeurs staat dat ze toezicht moeten houden op en tijdens het laden, constateringen verhelpen, aanwijzingen geven en/of opmerkingen tijdens het laden en eventueel ook noteren.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.1.
Volgens vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [1] rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.1.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen. In het rapport is duidelijk beschreven dat de toezichthouder heeft geconstateerd dat meerdere onderste lades van containers zo vol waren, dat de kuikens zodanig tegen het rooster dat de lade afsloot lagen, dat hun veren door de spijlen heen puilden, dat de kuikens bovenop elkaar zaten en dat een kuiken zijn snavel door de tralies naar buiten had gestoken en deze open had, happend naar adem. Ook zag de toezichthouder een aantal kuikens die dood waren. Dit terwijl in de andere lades de kuikens rustig naast elkaar zaten met nog lege ruimte ertussen en er omheen of de lades zelfs geheel leeg waren. De toezichthouder heeft vastgesteld dat de kuikens niet beschikten over de minimum vloeroppervlakte en dat de dieren een tekort aan vloeroppervlak hadden van 17,5%.
5.1.3.
Ter zitting heeft [naam 2] gesuggereerd dat de omstandigheid dat de bovenste lades leeg waren erop zouden kunnen duiden dat de bodem uit die lades is gevallen, waardoor de kuikens naar ondergelegen lades zijn gevallen. Los van het feit dat dit standpunt eerst ter zitting is ingenomen en niet is onderbouwd, komt het de rechtbank ook zeer onaannemelijk voor dat zo’n technisch mankement zich op dezelfde dag in drie verschillende door eiseres gebruikte containers heeft voorgedaan. Bovendien heeft de toezichthouder van de drie containers alle lades bekeken, aangezien hij ten aanzien van alle lades in het rapport van bevindingen heeft opgenomen of er kuikens in de lade zaten en, zo ja, wat hun toestand was. Het ligt in de rede dat de toezichthouder dat dan zou hebben opgemerkt. Hij zou dan in het rapport van bevindingen hebben opgenomen dat het transport plaatsvond met containers die onvoldoende zijn onderhouden. Dan zou eiseres gelet op artikel 2, aanhef en onder w, in verbinding met artikel 3, aanhef en onder d, van de Transportverordening ook in overtreding zijn omdat zij haar kuikens laat vervoeren door middel van ondeugdelijke transportcontainers.
Stelt eiseres terecht dat de Transportverordening niet van toepassing is?
6. Eiseres betoogt dat het gebruikte juridisch kader met verwijzing naar de Transportverordening deels onjuist is. De Transportverordening is van toepassing op het moment dat de dieren de stal verlaten en worden geladen op het vervoermiddel. Het vangen van dieren en het vullen van de container in de stal maken geen onderdeel uit van het transport in de zin van deze Transportverordening.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1.
De Transportverordening is van toepassing op het vervoer van levende gewervelde dieren binnen de Europese Unie, alsmede op de door ambtenaren te verrichten speciale controles op partijen dieren die het douanegebied van de Europese Unie binnenkomen of verlaten (artikel 1, eerste lid, van de Transportverordening). Vervoer wordt in artikel 2, aanhef en onder w, van de Transportverordening gedefinieerd als de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen. Het vangen van de kuikens is een met de verplaatsing samenhangende activiteit waarop de Transportverordening van toepassing is. [2]
Stelt eiseres terecht dat het slachthuis en de vervoerder verantwoordelijk zijn?
7. Eiseres betoogt dat pluimveevervoer een samenwerking van meer partijen is. De pluimveehouder geeft opdracht aan de slachterij en vangploeg. Hij mag er dan van uitgaan dat een gecertificeerd en erkend pluimveevangbedrijf die opdracht volgens de gestelde eisen uitvoert. Ook mag het pluimveebedrijf ervan uitgaan dat de vrachtwagenchauffeur het vervoer uitvoert met respect voor de dieren. Ten slotte mag de houder ervan uitgaan dat de slachterij perfect materiaal met betrekking tot transport ter beschikking stelt. Het is niet onomstotelijk bewezen dat de oorzaak bij eiseres ligt. De eerder opgesomde tekortkomingen tonen dit voldoende aan. Deze boete had dus niet bij eiseres maar bij de veroorzaker terecht moeten komen. Dat is de pluimveeslachterij die ondeugdelijke transportcontainers aanbiedt in een geautomatiseerd vangsysteem. Verder hadden de chauffeurs toezicht moeten houden op en tijdens het laden, constateringen moeten verhelpen, aanwijzingen en/of opmerkingen tijdens het laden moeten geven en eventueel ook moeten noteren.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.1.1.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is de Transportverordening van toepassing op het vervoer van levende gewervelde dieren binnen de Europese Unie. Daarin wordt vervoer gedefinieerd als de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen. Het vangen van de kuikens is een met de verplaatsing samenhangende activiteit waarop de Transportverordening van toepassing is.
7.1.2.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat de overtreding eiseres niet of verminderd kan worden verweten omdat (ook) de vervoerder voor het vervoer verantwoordelijk is. Artikel 3, aanhef en onder g, van de Transportverordening in verbinding met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren richt zich specifiek tot eiseres als houder van de dieren. Daarnaast kan ook uit de feitelijke gang van zaken geen verminderde verantwoordelijkheid worden afgeleid. Het gaat hier immers om de constatering dat er te veel kuikens in de onderste lades van de containers zaten en die kuikens zijn op het bedrijf van eiseres gevangen en geladen. Eiseres is verantwoordelijk voor het welzijn van haar kuikens en ook voor de wijze waarop het vangen en laden gebeurt, door een vangploeg die eiseres daarvoor heeft ingeschakeld. Het vangen en laden van de kuikens in containers behoort ook tot de normale bedrijfsvoering van eiseres. Niet valt in te zien dat de verantwoordelijkheid voor de wijze waarop en de hoeveelheid kuikens die na het vangen in containers worden geplaatst enkel op de vervoerder rust.
7.1.3.
De stelling dat de pluimveeslachterij ondeugdelijke transportcontainers heeft aangeboden, heeft eiseres in het geheel niet onderbouwd. Los daarvan kan dit argument haar ook niet baten, waarvoor de rechtbank verwijst naar wat zij in 5.1.3. heeft overwogen.
Stelt eiseres terecht dat de minister had moeten volstaan met een waarschuwing?
8. Eiseres betoogt dat het meer effect zou hebben gehad als de minister na de constateringen direct, en dus niet pas na een half jaar, alle vier de partijen een waarschuwing had geven.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1.1.
Op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 6.2 van de Wet dieren en artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en artikel 3, aanhef en onder g, van de Transportverordening was de minister bevoegd eiseres voor deze overtreding een boete op te leggen. In het Specifiek interventiebeleid dierenwelzijn tijdens transport [3] heeft de minister vastgelegd op welke wijze met deze boetebevoegdheid wordt omgegaan. Daarin staat dat deze overtreding is ingedeeld in klasse B, omdat sprake is van een (risico op) ernstige aantasting van het dierenwelzijn. Ook staat daarin dat bij een eerste overtreding direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Er wordt dus niet eerst gewaarschuwd. De aan eiseres opgelegde boete van € 1.500,- is dus in overeenstemming met het beleid van de minister en de wettelijke voorschriften.
9. Gelet op het voorgaande heeft de minister terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en dat deze haar kan worden verweten. De minister was dus bevoegd om eiseres daarvoor een boete op te leggen. Het grotere effect waar eiseres op doelt kan overigens wel het gevolg zijn van de e-mail van 10 augustus 2020 (zie hierboven onder punt 2.2.)
Hoogte en evenredigheid van de boete
10. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd over de hoogte en evenredigheid van de boete. Wat betreft de hoogte van de opgelegde boete overweegt de rechtbank dat de wetgever al een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met de Transportverordening gediende doel - bescherming van het dierenwelzijn - staat voorop. De rechtbank vindt de gebruikelijke boete van € 1.500,- voor dit soort overtredingen in het algemeen evenredig.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het boetebesluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 1/2005
Artikel 2, aanhef en onder w
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
w) „vervoer”: de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen
Artikel 3, aanhef en onder g
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent. Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
g) de dieren beschikken, gelet op hun grootte en op het voorgenomen transport, over voldoende vloeroppervlak en stahoogte.
Wet dieren
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Regeling houders van dieren
Artikel 4.8
Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen:
– 3 tot en met 9 en 12, van verordening (EG) nr. 1/2005;
– 4, eerste en derde lid, en 5, van verordening (EG) nr. 1255/97.
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
b. categorie 2: € 1500.
Artikel 2.3
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a. gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b. ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.2
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling houders van dieren Categorie
Artikel 4.8, voor zover dat artikel betrekking heeft op de artikelen 2
3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 12 alsmede Bijlagen I, II en IV, voor zover genoemd
in de genoemde artikelen, van verordening (EG) nr. 1/2005
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:46, eerste en derde lid
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

Voetnoten

1.Onder andere de uitspraak van 12 april 2022, ECLI:NL:CBB:2022:168.
2.Zie de uitspraak van het CBb van 4 mei 2021, ECLI:NL:CBB:2021:470.
3.IB02-SPEC 17 (versie 04) en de Bijlage, regel 17R0013000.