ECLI:NL:RBROT:2023:6844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
10336301 / CV EXPL 23-4790
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieverplichtingen en oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, vordert eiseres [eiseres01] betaling van een factuur van € 1.029,56 door gedaagde [gedaagde01]. Eiseres heeft juridisch advies verstrekt aan gedaagde over de mogelijkheden van hoger beroep, maar gedaagde heeft de factuur niet betaald. Gedaagde betwist de hoogte van de factuur en stelt dat deze niet in verhouding staat tot de geleverde diensten. De kantonrechter heeft besloten om de zaak mondeling te behandelen, omdat hij behoefte heeft aan nadere inlichtingen en vragen aan partijen wil stellen. Tijdens deze behandeling zal de kantonrechter ook ambtshalve toetsen of eiseres heeft voldaan aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit de consumentenovereenkomst, evenals de toetsing van eventuele oneerlijke bedingen in de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst van opdracht tussen een handelaar en een consument, wat betekent dat er specifieke informatieverplichtingen zijn waaraan voldaan moet worden. De kantonrechter heeft opgemerkt dat eiseres in haar processtukken geen standpunt heeft ingenomen over de vraag of zij aan deze verplichtingen heeft voldaan. Dit is van belang voor de beoordeling van de zaak, vooral in het licht van recente jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De kantonrechter heeft partijen gevraagd om hun beschikbaarheid voor een zitting in de komende maanden door te geven, en hen de gelegenheid geboden om schriftelijk te reageren op de overwegingen van het vonnis. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10336301 / CV EXPL 23-4790
datum uitspraak: 28 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
gevestigd in [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. Vane te Alphen aan den Rijn,
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 februari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de dupliek, met bijlagen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres01] heeft in opdracht van [gedaagde01] juridisch advies verstrekt over de kansen, kosten en risico’s van het instellen van hoger beroep tegen een vonnis. [eiseres01] heeft [gedaagde01] hiervoor een factuur van € 1.029,56 gestuurd, die [gedaagde01] niet heeft betaald. In deze zaak vordert [eiseres01] daarom dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om de factuur (met rente en kosten) te betalen. [gedaagde01] is het hier niet mee eens, omdat hij vindt dat de hoogte van de factuur niet in verhouding staat tot de werkzaamheden die [eiseres01] heeft verricht en de kosten die andere advocatenkantoren voor soortgelijke werkzaamheden bij [gedaagde01] in rekening hebben gebracht.
De kantonrechter wil de zaak met partijen bespreken.
2.2.
Gelet op de standpunten van partijen en de stukken die zich op dit moment in het procesdossier bevinden, wil de kantonrechter de zaak met partijen bespreken. De kantonrechter heeft namelijk behoefte aan nadere inlichtingen en hij wil partijen op bepaalde punten vragen stellen. Daarom gelast de kantonrechter een mondelinge behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling stelt de kantonrechter vragen aan partijen. Partijen krijgen daarnaast de mogelijkheid om hun kant van het verhaal te vertellen. Ook onderzoekt de kantonrechter of partijen alsnog samen tot een oplossing kunnen komen.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling komen - in ieder geval - de ambtshalve toetsing van informatieverplichtingen en de ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen aan de orde. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Ambtshalve toetsing van informatieverplichtingen.
2.4.
De overeenkomst die partijen hebben gesloten, kwalificeert als een overeenkomst van opdracht tussen een handelaar en een consument. In dergelijke zaken moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of aan bepaalde informatieverplichtingen is voldaan en, als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting, een sanctie toepassen (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 12 november 2021, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.5.
[eiseres01] heeft in haar dagvaarding en bij repliek geen standpunt ingenomen over het antwoord op de vraag of zij al dan niet aan de hiervoor bedoelde informatieverplichtingen heeft voldaan. Op basis van de stellingen van partijen en de stukken die zich nu in het procesdossier bevinden, kan de kantonrechter op dit moment - in ieder geval - niet vaststellen of bij of voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst aan [gedaagde01] alle informatie zoals vermeld in artikel 6:230m lid 1 onder e, h en o BW is verstrekt. De kantonrechter heeft kennis genomen van de opdrachtbevestiging in de e-mail die [eiseres01] op 21 april 2021 aan [gedaagde01] heeft gericht. Voor zover de kantonrechter thans kan beoordelen bevat die opdrachtbevestiging in ieder geval niet de informatie zoals vermeld in artikel 6:230m lid 1 onder h (recht van ontbinding van de overeenkomst) en o BW (de duur van de overeenkomst en de mogelijkheid van opzegging daarvan). In die opdrachtbevestiging is wel het uurtarief vermeld dat aan [gedaagde01] in rekening zal worden gebracht, maar er is geen enkele indicatie gegeven van de totale kosten, die [gedaagde01] verschuldigd zal zijn, zoals bedoeld in artikel 6:230 m lid 1 onder e BW. Die totale prijs is tevens van belang in het kader van hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023.
Het ligt op de weg van [eiseres01] om ten aanzien van de hiervoor genoemde punten duidelijkheid te scheppen. Daarbij ligt het ook op de weg van [eiseres01] om de gang van zaken rondom het sluiten van de overeenkomst van opdracht tussen partijen nader toe te lichten, gelet op de stellingen die [gedaagde01] bij dupliek inneemt met betrekking tot hetgeen mr. Vane namens [eiseres01] telefonisch tegen hem zou hebben gezegd voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst (zie randnummers 4. en 6. van de dupliek). Dit laatste is ook van belang in verband met hetgeen hierna wordt overwogen.
Ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen.
2.6.
De kantonrechter moet ook ambtshalve toetsen of een bepaling in een consumentenovereenkomst onder de richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29), zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 (PB 2011, L 304, blz. 64) (‘de Richtlijn’) valt en, zo ja, of die bepaling oneerlijk is. Hoewel de Richtlijn niet rechtstreeks van toepassing is, brengt een richtlijnconforme uitleg mee dat de kantonrechter een oneerlijke bepaling op grond van artikel 6:233 BW moet vernietigen (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 13 september 2013, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:691).
2.7.
In dit verband is de prejudiciële uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023, gepubliceerd onder ECLI:EU:C:2023:14, van belang. In deze uitspraak heeft het HvJEU zich uitgelaten over de vraag of een beding in een tussen een advocaat en een consument gesloten overeenkomst voor het verrichten van juridische diensten waarin, samengevat, de kosten uitsluitend worden vastgelegd op basis van het gehanteerde uurtarief, zonder verdere precisering, voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd in de zin van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn. Het HvJEU heeft geoordeeld dat het enkel noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen (overweging 40). Volgens het HvJEU moet de advocaat de consument, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie verstrekken die de consument in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen (overweging 43). Die informatie moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stellen bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen, zoals een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het aantal al gepresteerde werkuren wordt vermeld. Daarbij is het aan de nationale rechter om te beoordelen of de informatie die aan de consument is verstrekt, de consument in staat heeft gesteld om met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de financiële consequenties van het sluiten van die overeenkomst, zijn beslissing te nemen (overweging 44). Wat betreft de vraag of sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn heeft het HvJEU overwogen dat het onderzoek van het oneerlijke karakter van een beding in principe moet berusten op een algehele beoordeling, waarbij niet enkel een eventueel gebrek aan transparantie van dat beding in aanmerking moet worden genomen (overweging 49). Het HvJEU heeft vervolgens geoordeeld dat het enkele feit dat het kostenbeding tussen een advocaat en een consument niet aan het transparantievereiste van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn voldoet, niet betekent dat het beding als oneerlijk moet worden beschouwd, tenzij de lidstaat van het toepasselijke recht overeenkomstig artikel 8 van de Richtlijn (waarin staat dat lidstaten strengere bepalingen dan die onder de Richtlijn vallen kunnen aannemen en handhaven, voor zover deze verenigbaar zijn met het Unierecht) er uitdrukkelijk in heeft voorzien dat een beding alleen al daarom als oneerlijk wordt aangemerkt (overweging 52).
2.8.
De vraag die de kantonrechter moet onderzoeken is of, in het licht van de hiervoor vermelde uitspraak van 12 januari 2023, het beding in de tussen [eiseres01] en [gedaagde01] gesloten overeenkomst al dan niet voldoet aan het in artikel 4 lid 2 van de Richtlijn neergelegde transparantievereiste. Indien daaraan niet is voldaan, rijst de vraag of, in het licht van alle omstandigheden van het geval, het beding al dan niet als oneerlijk moet worden beschouwd (zie ook de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 juni 2023, gepubliceerd onder ECLI:NL:GHAMS:2023:1465). Ook op dit punt hebben partijen zich nog niet uitgelaten, terwijl dit - mede in het licht van de stellingen van [gedaagde01] dat mr. Vane maximaal anderhalf uur aan het bestuderen van het vonnis zou besteden en dat mr. Vane telefonisch tegen hem heeft gezegd dat hij voor het bestuderen van het dossier ongeveer evenveel tijd nodig zou hebben als twee andere advocatenkantoren - wel van belang is voor de beoordeling van deze zaak.
Hoe gaat deze zaak nu verder?
2.9.
Bij het plannen van de zitting wil de rechtbank zoveel mogelijk rekening houden met de agenda van partijen. Daarom wordt nu eerst aan partijen gevraagd de kantonrechter te laten weten op welke ochtenden en/of middagen in de maanden september, oktober en november 2023 zij echt niet naar een zitting kunnen komen. Ook wil de kantonrechter graag de e-mailadressen van partijen ontvangen.
2.10.
Na ontvangst van de verhinderdata van partijen - of als geen verhinderdata worden ontvangen - wordt de mondelinge behandeling ingepland. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid om tot één week voor de mondelinge behandeling alvast schriftelijk op wat in overwegingen 2.4. tot en met 2.8. van dit vonnis is geschreven te reageren. Het verdient gelet op de omvang van wat nog moet worden besproken de voorkeur dat beide partijen van deze mogelijkheid gebruikmaken, zodat de mondelinge behandeling efficiënt kan verlopen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat partijen uiterlijk op
woensdag 9 augustus 2023moeten laten weten op welke ochtenden/middagen in de maanden september, oktober en november 2023 zij echt niet naar een zitting kunnen komen en hun e-mailadres moeten opgeven;
3.2.
stelt partijen in de gelegenheid om uiterlijk één week voor de nog te bepalen mondelinge behandeling alvast schriftelijk op wat in overwegingen 2.4. tot en met 2.8. van dit vonnis is geschreven te reageren;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
38671