In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een consumentenovereenkomst tussen Legalitas B.V. en een consument, aangeduid als [geïntimeerde]. Legalitas had in eerste aanleg een verstekvonnis aangevochten dat was gewezen door de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een vordering van Legalitas tot betaling van een bedrag van € 10.514,98, alsmede incassokosten en proceskosten, die voortvloeien uit juridische werkzaamheden die Legalitas voor [geïntimeerde] heeft verricht. De kantonrechter had de vordering afgewezen op grond van het feit dat Legalitas niet had voldaan aan de wettelijke informatieplichten zoals neergelegd in het Burgerlijk Wetboek.
Het hof heeft in zijn beoordeling de vraag onderzocht of het beding in de overeenkomst tussen Legalitas en [geïntimeerde] voldoet aan de transparantievereisten van artikel 4, lid 2 van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Het hof verwijst naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023, waarin is geoordeeld dat een beding dat enkel een uurtarief vermeldt, niet voldoende is om de consument in staat te stellen de financiële consequenties van de overeenkomst te begrijpen. Het hof heeft Legalitas in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de transparantie van het beding, aangezien de handelaar zich hierover nog niet had uitgelaten.
De beslissing van het hof houdt in dat de zaak wordt aangehouden en dat Legalitas de kans krijgt om bij akte te reageren op de overwegingen van het hof. De rol van de zaak is vastgesteld op 15 augustus 2023, waar Legalitas zich verder kan uitlaten over de transparantie van het beding en de omstandigheden van de zaak.