ECLI:NL:RBROT:2023:6555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
10562605
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van loonvordering tijdens ziekte in kort geding; vernietiging arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en SCC Bevrachting B.V. [eiser01] had zich op 27 februari 2023 ziekgemeld en ontving sindsdien geen salaris meer van SCC. Hij vorderde in kort geding betaling van achterstallig loon, met een beroep op artikel 7:629 BW, dat recht geeft op doorbetaling van loon tijdens ziekte. SCC betwistte de loonvordering en stelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was vernietigd op grond van bedrog en dwaling. De kantonrechter oordeelde dat SCC onvoldoende bewijs had geleverd voor de vernietiging van de arbeidsovereenkomst en dat deze nog steeds van kracht was. De rechter wees de vordering van [eiser01] tot betaling van het achterstallige salaris toe, evenals de vordering tot betaling van toekomstig salaris. De kantonrechter matigde de wettelijke verhoging tot 15% en wees de wettelijke rente toe. Ook werd SCC veroordeeld tot het verstrekken van salarisstroken en het betalen van de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10562605 VV EXPL 23-290
datum uitspraak: 13 juli 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J.E.S. Hanenberg,
tegen
SCC Bevrachting B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F. van de Nadort.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘SCC’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 juni 2023, met bijlagen;
  • de brief van SCC van 27 juni 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 29 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser01] samen met zijn gemachtigde en [naam01]
namens SCC samen met de gemachtigde van SCC.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] is op 1 december 2022 in dienst getreden bij SCC in de functie van administratief medewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar, tegen een salaris van € 3.350,00 bruto per maand exclusief emolumenten.
2.2.
[eiser01] heeft zich op 27 februari 2023 ziekgemeld bij SCC.
2.3.
Vanaf de maand april 2023 heeft [eiser01] geen salaris meer ontvangen van SCC.
2.4.
In een brief van 20 april 2023 heeft SCC het volgende aan [eiser01] geschreven:
“(…)
Inmiddels heb ik met u meerdere malen tevergeefs contact gezocht om over het ontstane conflict te spreken.
Om telkens wisselende redenen geeft u daaraan geen gehoor. Daarom zie ik mij genoodzaakt om u daartoe deze schriftelijke uitnodiging te zenden.
Ik nodig u uit om op maandag 24 april 2023 om 10.00 uur te verschijnen op het kantoor van SCC BEVRACHTING B.V. aan de [adres01].
Deze uitnodiging is niet vrijblijvend. Mocht u daaraan geen gehoor geven, dan zullen er rechtspositionele maatregelen volgen waarbij een ontslag niet is uitgesloten. Verder zal uw loonbetaling alsdan worden gestaakt.
(…)”
2.5.
De vader van [eiser01] heeft hierop als volgt gereageerd in een email van 21 april 2023:
“(…)
Net U schrijven gelezen waarin U aangeeft dat U meerdere malen heeft geprobeerd om contact op te nemen met [eiser01] maar dat [eiser01] door wisselende redenen daaraan geen gehoor geeft
Er zijn zowel telefonisch als per mail van U geen gemiste telefoongesprekken en of verzonden mails terug te vinden, laatste mail is door [eiser01] verzonden aan U om conform wet verbeterde poortwachter U op de hoogte te houden van het verzuim van [eiser01] U laatste app is van 27-2 waarin U aangeeft dat het hier niet om een conflict zou gaan
In U schrijven spreekt u over een conflict waar zoals het in onderstaande mail en in de app van 27-2 is terug te lezen het een ziekmelding betreft.
A.S Maandag heeft [eiser01] een afspraak bij een specialist afspraak op de door U opgegeven datum is dan ook niet mogelijk. Daarnaast zoals eerder vermeld betreft het hier een ziekteverzuim geen conflict.
Daarnaast wil ik U melden dat er in de wet verbeterde poortwachter een termijn is opgenomen van
8 weken i.v.m. het opstellen van een plan van aanpak iets wat tot vandaag nog niet is ontvangen door [eiser01] .
In U schrijven de dreigende taal tot staken van de slararis betaling wij zullen deze voorleggen aan de vakbond en waar U niet tijdig het salaris overmaakt zullen wij in overleg met de vakbond passende maatregelen moeten nemen
Bij deze dan ook ondanks dat er geen bewijzen zijn dat er na 28-2 door U contact is opgenomen met [eiser01] het verzoek om i.v.m. de situatie van [eiser01] eventueel contact via mij en of de arbodienst te laten verlopen. (…)”
2.6.
Op 3 mei 2023 heeft de gemachtigde van [eiser01] het volgende bericht van [eiser01] aan SCC gestuurd:
“Geachte SCC,
Meermaals is er contact opgenomen over mijn situatie als werknemer bij SCC. Op dit moment heb ik mijn salaris niet uitbetaald gekregen. Hierdoor kom ik in de financiële problemen. Eerder heb ik aangegeven zeker in gesprek met jullie te willen blijven en ik doe er ook alles aan om te re-integreren. Echter zoals meermaals aangegeven is mag ik wegens mijn medicijnen nu niet autorijden. Uiteraard is online wel mogelijk. Nogmaals wil ik u erop wijzend dat u een loondoorbetalingsplicht heeft bij ziekte die u op dit moment niet nakomt. U bent dus in gebreke. Ik verzoek u zo snel mogelijk mijn salaris te voldoen.
(…)”
2.7.
De gemachtigde van SCC heeft in zijn brief van 30 mei 2023 aan [eiser01] geschreven dat SCC voornemens is de arbeidsovereenkomst tussen partijen te vernietigen.
2.8.
Op deze brief heeft de gemachtigde van [eiser01] in een brief van 31 mei 2023 gereageerd. In die brief heeft zij onder meer betwist dat er een juridische grond voor vernietiging van de arbeidsovereenkomst is en geschreven dat SCC op grond van artikel 7:629 lid 1 BW het salaris van [eiser01] aan hem moet voldoen.
2.9.
In zijn brief van 23 juni 2023 heeft de gemachtigde van SCC het volgende, voor zover van belang, aan [eiser01] geschreven:
“(…)
Op 30 mei 2023 stuurde ik u namens cliënte, SCC Bevrachting B.V. een schrijven met daarin een voornemen om de arbeidsovereenkomst te vernietigen. Cliënte gaf u daarbij de gelegenheid om uw zienswijze te geven.
(…)
Gelet op de voorstelling van zaken die u tijdens uw sollicitatie heeft gewekt, mocht cliënte er op vertrouwen dat u in staat zou zijn om de bedongen arbeid te verrichten. Uw functioneren, althans het gebrek daaraan, maakt voor cliënte duidelijk dat u niet daartoe in staat bent. Het niveau waarop u uw werkzaamheden uitvoert is ver beneden het niveau dat van u mocht worden verwacht en ver beneden het niveau waarop u zich tijdens uw sollicitatie heeft gepresenteerd. Dit is voor cliënte onacceptabel.
Daarnaast is gebleken dat u niet in staat bent om op continue basis arbeid te verrichten. U verschijnt veelvuldig (vaak zonder aankondiging) niet op uw werkplek, komt te laat of vertrekt zonder enige mededeling. Ook nadat u daarop (veelvuldig) bent aangesproken, verbetert uw gedrag niet.
Cliënte vernietigt dan ook de arbeidsovereenkomst, omdat deze tot stand is gekomen onder invloed van bedrog, althans dwaling, en zou deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zijn gesloten. De consequentie van een vernietiging is dat de arbeidsovereenkomst geacht wordt nooit te hebben bestaan. Cliënte is evenwel bereid het salaris over de periode dat u feitelijk voor haar heeft gewerkt, dus van 1 december 2022 tot en 27 februari 2023, aan u uitbetalen. Het teveel betaalde zal worden teruggevorderd.
(…)”

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist primair samengevat, althans zoals de kantonrechter begrijpt:
  • SCC te veroordelen aan hem te betalen € 10.050,00 bruto aan achterstallig salaris berekend over de periode vanaf april 2023 t/m juni 2023, met wettelijke verhoging en rente;
  • SCC te veroordelen aan hem te betalen € 3.350,00,00 bruto per maand vanaf 1 juli 2023 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd zal zijn, met wettelijke verhoging en rente;
  • SCC te veroordelen aan [eiser01] te betalen € 843,43 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten, met rente;
  • SCC te veroordelen aan [eiser01] salarisstroken over de gehele duur van het dienstverband tussen partijen te verstrekken, op straffe van een dwangsom;
  • [eiser01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende.
[eiser01] heeft op grond van artikel 7:629 lid 1 BW recht op loon tijdens ziekte. SCC heeft ten onrechte sinds april 2023 geen loon meer aan [eiser01] betaald. [eiser01] kan zijn financiële verplichtingen niet nakomen nu hij geen salaris ontvangt en heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering.
3.3.
SCC is het niet eens met de eis. Het verweer van SCC komt, voor zover van belang, in de beoordeling aan de orde.

4..De beoordeling

juridisch kader in kort geding

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat eiser heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor gedaagde als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
primaire verweren SCC
4.2.
SCC heeft een aantal verweren gevoerd, die er volgens haar toe moeten leiden dat de vorderingen niet toewijsbaar zijn, zonder dat de vorderingen inhoudelijk hoeven te worden behandeld. De kantonrechter zal deze verweren allereerst bespreken.
schending substantiëringsplicht?
4.3.
Eén van die meest verstrekkende verweren is dat [eiser01] niet zou hebben voldaan aan de substantiëringsplicht en dat om die reden de vordering van [eiser01] moet worden afgewezen. De substantiëringsplicht houdt in dat een eisende partij in het eerste processtuk ook het bij de eisende partij bekende verweer van de wederpartij moet opnemen, en ook de weerlegging daarvan. Van schending van de substantiëringsplicht in de dagvaarding acht de kantonrechter geen sprake. Bovendien geldt dat voor schending daarvan in de wet geen sanctie is voorgeschreven. Voor zover er wel sprake zou zijn geweest van schending van de substantiëringsplicht in de dagvaarding, geldt dat die er niet aan in de weg heeft gestaan dat de zaak inhoudelijk uitvoerig is behandeld en dat SCC op geen enkele wijze is geschaad in haar mogelijkheid om verweer te voeren. Het verweer over schending van de substantiëringsplicht wordt dan ook verworpen.
arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig vernietigd
4.4.
Een ander verweer dat SCC heeft gevoerd is dat door de vernietiging van de arbeidsovereenkomst de arbeidsovereenkomst nooit heeft bestaan en dat om die reden een loonvordering al niet toewijsbaar is. Vernietiging van een arbeidsovereenkomst is slechts mogelijk in zeer uitzonderlijke gevallen. Het arbeidsrecht kent namelijk het gesloten stelsel van ontslagrecht. Dat brengt mee dat het in beginsel niet mogelijk is om een einde te maken aan een arbeidsovereenkomst buiten de in de wet geregelde arbeidsrechtelijke vormen van ontslag of beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De gemachtigde van SCC heeft in zijn brief van 23 juni 2023 geschreven dat SCC de arbeidsovereenkomst vernietigt op grond van bedrog, althans dwaling. Zij heeft de vernietigingsgronden onderbouwd met de stelling die erop neer komt dat zij erachter is gekomen dat [eiser01] nooit geschikt kan zijn geweest voor zijn functie. [eiser01] heeft op zijn beurt betwist dat er een grond bestaat om arbeidsovereenkomst te vernietigen. SCC heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende feiten en/of omstandigheden gesteld die voorshands tot de conclusie moeten leiden dat er sprake is geweest van bedrog door [eiser01] doordat hij opzettelijk een onjuiste mededeling heeft gedaan of opzettelijk een feit heeft verzwegen of door een andere kunstgreep SCC ertoe heeft bewogen met hem een arbeidsovereenkomst aan te gaan (artikel 3:44 lid 3 BW) of dwaling doordat SCC bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken, die niet voor haar rekening of risico zou moeten komen (artikel 6:228 BW).
Voorshands wordt dus niet voldoende aannemelijk geacht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is vernietigd. Er wordt dus van uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt.
voorwaardelijk ontbindingsverzoek in kort geding?
4.5.
SCC heeft aan het einde van de zitting mondeling een voorwaardelijk ontbindingsverzoek ingediend, voor het geval de vernietiging van de arbeidsovereenkomst geen stand zou houden. Dit verzoek wordt gepasseerd, omdat ontbinding van een arbeidsovereenkomst niet mogelijk is in kort geding, vanwege de aard van het kort geding.
deskundigenverklaring artikel 7:629a BW vereist?
4.6.
Een ander verweer dat SCC heeft gevoerd is dat de loonvordering afgewezen moet worden, omdat [eiser01] geen deskundigenverklaring zoals bedoeld in artikel 7:629a BW heeft overgelegd. Op grond van artikel 7:629a lid 1 BW dient een werknemer die een loonvordering over een periode van arbeidsongeschiktheid instelt in beginsel daarbij een deskundigenverklaring van het UWV over te leggen op straffe van niet-ontvankelijkheid. Deze verplichting geldt in principe niet in kort geding volgens rechtspraak van de Hoge Raad van 14 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1673), maar het is aan de rechter overgelaten te oordelen dat een verklaring toch wenselijk is. De kantonrechter acht geen aanknopingspunten aanwezig om in deze zaak te verlangen van [eiser01] dat hij toch een deskundigenverklaring overlegt. Ook het verweer over ontbreken van een deskundigenverklaring wordt dus verworpen.
werknemer arbeidsongeschikt wegens ziekte
4.7.
Naar aanleiding van de ziekmelding door [eiser01] was het aan SCC om een bedrijfsarts in te schakelen om de ziekmelding door [eiser01] te beoordelen en partijen van advies te voorzien over reïntegratiemogelijkheden. SCC heeft gesteld dat zij de ziekmelding van meet af aan betwistte en daarom geen bedrijfsarts heeft ingeschakeld. Nog daargelaten dat [eiser01] op de zitting heeft gesteld dat hij wel contact heeft gehad met een door SCC ingeschakelde bedrijfsarts, is het niet aan SCC om als het ware op de stoel van de bedrijfsarts te gaan zitten. Bij gebrek aan een oordeel dat [eiser01] arbeidsgeschikt is, wordt er in rechte van uitgegaan dat [eiser01] arbeidsongeschikt als gevolg van ziekte is.
Daarmee heeft [eiser01] in beginsel recht op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 BW.
toewijzing loonvordering
4.8.
SCC heeft in haar brief van 20 april 2023 aan [eiser01] een loonstaking aangekondigd, voor het geval [eiser01] niet op 24 april 2023 bij SCC zou verschijnen voor een gesprek. Als uitgangspunt geldt dat [eiser01] ziek was op 24 april 2023. In de wet is (limitatief) opgesomd in welke gevallen een werkgever een loonstop mag toepassen ten opzichte van een zieke werknemer. SCC heeft de ziekmelding van [eiser01] überhaupt niet geaccepteerd en zich niet beroepen op een van de in de wet genoemde gronden voor het niet betalen van het loon van [eiser01] als zieke werknemer. Dit brengt al mee dat SCC de loonstop niet mocht toepassen. Los hiervan geldt het volgende.
Namens [eiser01] heeft zijn vader op de uitnodiging van SCC gereageerd met de mededeling dat [eiser01] op maandag 24 april 2023 niet zou verschijnen op een gesprek, omdat hij op die datum een afspraak bij de specialist had. SCC heeft niet betwist dat [eiser01] een afspraak met de specialist had op 24 april 2023. De kantonrechter is van oordeel dat daarom van SCC in reactie op deze e-mail een constructieve houding verwacht mocht worden met als doel op korte termijn alsnog een afspraak in te plannen om met elkaar in gesprek te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat SCC onder de gegeven omstandigheden in ieder geval niet over mocht gaan tot een loonstop. Voor wat betreft de periode na 20 april 2023 zijn ook geen deugdelijke gronden gesteld of gebleken op grond waarvan SCC het loon van [eiser01] niet zou hoeven te betalen.
De loonvordering vanaf de maand april 2023 wordt dan ook toegewezen. Hierbij wordt ook in aanmerking genomen dat het spoedeisend belang bij toewijzing van de loonvordering in kort geding door SCC niet is betwist en geen belang is gesteld door SCC bij afwijzing van de loonvordering in kort geding.
wettelijke verhoging
4.9.
Gelet op alle omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW te matigen tot 15%.
wettelijke rente
4.10.
De wettelijke rente over het achterstallige loon wordt ook toegewezen.
De wettelijke rente over het loon vermeerderd met wettelijke verhoging zal worden afgewezen, omdat niet gesteld of gebleken is dat (de gemachtigde van) [eiser01] een ingebrekestelling aan SCC heeft gestuurd, waarin [eiser01] aanspraak heeft gemaakt op de wettelijke verhoging.
toekomstig loon
4.11.
Ook de vordering tot betaling van het toekomstige loon zal worden toegewezen, nu daar geen specifiek verweer tegen is gevoerd. De kantonrechter ziet geen aanleiding daarover bij voorbaat wettelijke rente of wettelijke verhoging toe te wijzen.
het subsidiaire verzoek
4.12.
Nu de primaire hoofdvorderingen worden toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan het subsidiaire verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de nevenverzoeken. Bovendien geldt hiervoor dat, zoals hiervoor al is opgemerkt, ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk is in kort geding, vanwege de aard van het kort geding.
buitengerechtelijke kosten
4.13.
[eiser01] heeft in de dagvaarding geen toelichting gegeven bij zijn vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Op de zitting was zijn gemachtigde in de gelegenheid dat alsnog te doen. Zij heeft echter geen buitengerechtelijke werkzaamheden genoemd, die een vergoeding van buitengerechtelijke kosten rechtvaardigen. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt dan ook afgewezen.
salarisstroken
4.14.
[eiser01] stelt dat hij geen salarisstroken ontvangt of daar niet bij kan. SCC betwist dat [eiser01] geen salarisstroken ontvangt van SCC. Volgens SCC ontvangt [eiser01] de salarisstroken in ieder geval op zijn privé-e-mailadres. [eiser01] betwist dit laatste.
SCC heeft zich op de zitting bereid verklaard salarisstroken aan [eiser01] te sturen.
Gelet op één en ander ziet de kantonrechter aanleiding de vordering tot het verstrekken van salarisstroken toe te wijzen, zonder daar een dwangsom aan te koppelen.
proceskosten
4.15.
SCC krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 132,42 aan dagvaardingskosten, € 693,00 aan griffierecht en € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.618,42. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet SCC een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt SCC om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis aan [eiser01] te betalen € 10.050,00 bruto aan achterstallig salaris over de periode vanaf april 2023 tot en met juni 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW van 15%, en vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het aldus verhoogde bedrag vanaf de opeisbaarheid van de salarisbetalingen tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt SCC om aan [eiser01] te betalen het salaris van € 3.350,00 bruto per maand vanaf 1 juli 2023 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
5.3.
veroordeelt SCC om aan [eiser01] deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken over de gehele periode van de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
5.4.
veroordeelt SCC in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.618,42;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
757