ECLI:NL:RBROT:2023:6550
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2021. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 25 februari 2021, waarin de waarde van de onroerende zaak is vastgesteld op € 181.000,-. De heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep heeft het bezwaar ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 18 januari 2022. Eiser stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat deze € 163.000,- zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 7 juli 2023 behandeld.
De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2020 moet worden vastgesteld. Eiser heeft verzocht om verschillende stukken die ten grondslag liggen aan de WOZ-waarde, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder deze stukken heeft verstrekt, met uitzondering van de correctie van de KOUDV-factoren. De rechtbank concludeert dat het gebrek in de verstrekking van deze stukken kan worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor benadeeld is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten die zijn gebruikt voor de waardebepaling goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Eiser heeft ook een verzoek gedaan om immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden en heeft verweerder veroordeeld tot een immateriële schadevergoeding van € 50,-. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en hij krijgt het griffierecht niet terug. Verweerder moet ook de proceskosten van eiser vergoeden tot een bedrag van € 418,50.