ECLI:NL:RBROT:2023:598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
ROT 22/4919
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verklaring omtrent gedrag voor visumaanvraag op basis van justitiële gegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een verklaring omtrent gedrag (VOG) heeft aangevraagd voor een visumaanvraag naar Australië, en de minister voor Rechtsbescherming, die deze aanvraag heeft afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser had een strafblad met veroordelingen voor zedendelicten, wat de minister ertoe heeft gebracht de aanvraag te weigeren op basis van zowel objectieve als subjectieve criteria. De rechtbank oordeelde dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de eiser een risico vormt voor de openbare orde in Australië, gezien de aard van de veroordelingen en het feit dat de proeftijd nog loopt. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het tijdsverloop sinds de veroordeling en de wens om te duiken in Australië, niet overtuigend geacht. De rechtbank benadrukte dat de afgifte van een VOG een signaal is dat de autoriteiten in Australië kan beïnvloeden en dat de belangen van de Australische samenleving zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de eiser. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser in de toekomst mogelijk opnieuw een aanvraag kan indienen, afhankelijk van de afloop van de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit Rotterdam, eiser,

(gemachtigde: mr. J.P.D. Visser),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. Spekreijse).

Procesverloop

In het besluit van 7 februari 2022 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om afgifte van een verklaring omtrent gedrag (VOG) afgewezen.
In het besluit van 6 september 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser, geboren [geboortedatum] , heeft op 8 december 2021 een aanvraag om een VOG ingediend voor een visumaanvraag bij de autoriteiten in Australië. Eiser wil naar Australië om daar hobbymatig te duiken.
1.2.
In het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) heeft verweerder, binnen de terugkijktermijn van vier jaren, de volgende justitiële gegevens aangetroffen. Op 5 februari 2019 is eiser in eerste aanleg veroordeeld. Op 19 februari 2020 is eiser in hoger beroep veroordeeld wegens ontucht met een wilsonbekwame, meermalen gepleegd op 28 april 2017 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met een bijzondere voorwaarde dat eiser gedurende de proeftijd geen duikinstructies geeft aan minderjarige. De proeftijd is nog van kracht tot 2 november 2023. Daarnaast is eiser een maatregel van schadevergoeding opgelegd van € 1.298,99 subsidiair 22 dagen gijzeling en een taakstraf van tachtig uren subsidiair veertig dagen hechtenis. Eiser heeft cassatie ingesteld. In het arrest van 2 november 2021 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.
1.3.
Voor de beoordeling van de aanvraag om de VOG heeft verweerder gebruikt gemaakt van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (hierna: de Beleidsregels) en is het specifieke screeningsprofiel “Visum en emigratie” van toepassing verklaard. Indien de aanvrager voorkomt in het JDS, maakt verweerder voor zijn besluit omtrent afgifte van een VOG, gebruik van een objectief en een subjectief criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de in het JDS opgenomen feiten, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een risico vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Het subjectieve criterium ziet op de omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving (toch) niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van een VOG.
Het voor deze uitspraak relevante juridisch kader is opgenomen in de aan de uitspraak gehechte bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser, vanwege een veroordeling wegens een zedendelict een risico vormt voor de openbare orde van Australië. Dit risico is erin gelegen dat personen geconfronteerd zouden kunnen worden met seksueel grensoverschrijdend gedrag van eiser. Daarmee is volgens verweerder voldaan aan het objectieve criterium. Ook is volgens verweerder voldaan aan het subjectieve criterium. Gelet op onder andere het, in het licht van de niet in duur beperkte terugkijktermijn bij zedendelicten, korte tijdsverloop sedert het delict en de aard ervan weegt volgens verweerder het belang van de Australische samenleving bij bescherming tegen het bij het objectieve criterium vastgestelde risico zwaarder dan het belang van eiser bij het verkrijgen van de verzochte VOG.
3. De vermelding dat hetgeen in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd zonder dat duidelijk wordt gemaakt waarom de reactie op de bezwaargronden die verweerder in het besluit op bezwaar heeft gegeven tekort schiet, levert geen door de rechtbank te beoordelen beroepsgrond op.
4. Niet in geschil is dat voldaan is aan het objectieve criterium.
5. Eiser voert aan dat de afweging of de Australische samenleving te veel in gevaar zou komen indien eiser afreist naar Australië ter beoordeling aan de Australische autoriteiten moet worden overgelaten. Australië zal in het kader van de aanvraag om een visum van eiser zelf nog een toets doen. Hierbij moet eiser zijn strafrechtelijke verleden bekendmaken.
5.1.
De rechtbank volgt eiser in dit standpunt niet. Indien iemand een aanvraag om een VOG doet wordt getoetst aan de geldende wet- en regelgeving of deze kan worden afgegeven. Dat de Australische autoriteiten mogelijk een toets zullen uitvoeren in het kader van een aanvraag om een visum staat hier los van. De rechtbank merkt daarbij op, dat de afgifte van de VOG een (positief) signaal is, dat verdere toetsing door de Australische autoriteiten zou (kunnen) ontmoedigen.
6. Eiser voert ten aanzien van het subjectieve criterium verder het volgende aan. Verweerder houdt ten onrechte alleen rekening met het tijdsverloop sinds de datum van de eerste veroordeling en niet met het tijdsverloop vanaf de pleegdatum van het strafbare feit. Het tijdsverloop vanaf de pleegdatum van het strafbare feit, inmiddels bijna vijf en een half jaar, geeft een goede indicatie van het feit dat eiser al lange tijd geen delicten heeft gepleegd, mede gelet hierop moet het recidiverisico worden ingeschat op laag. Dit is ook bevestigd door de reclassering. De proeftijd is pas relatief recent gaan lopen door de strafrechtelijke procedures die zijn gevoerd, waarbij bijna de maximale redelijke termijn werd gebruik voor het wijzen van een vonnis in eerste aanleg. Het strafbare feit betreft slechts één enkel incident en eiser is hierna niet meer met justitie in aanraking gekomen. Eiser is niet voornemens om met minderjarigen in aanraking te komen tijdens zijn korte verblijf in Australië. Duiken is een grote hobby van eiser en hij heeft altijd al willen duiken in Australië onder andere om een
seadragonte zien. Als hij nog meerdere jaren moet wachten voor hij in aanmerking komt voor een VOG is de kans groot dat hij gezien zijn leeftijd en aangezien hij een verhoogd risico op prostaatkanker heeft, niet meer fit genoeg is om de reis te maken.
6.1.
Doordat is voldaan aan het objectieve criterium is de grondslag voor afwijzing van de aanvraag van de VOG in beginsel gegeven. De afweging die verweerder vervolgens maakt op grond van het subjectieve criterium ziet op de vraag of er, ondanks dat aan het objectieve criterium is voldaan, omstandigheden zijn die ertoe kunnen leiden dat de VOG alsnog kan worden verleend. Omstandigheden die volgens paragraaf 3.3.1. van de Beleidsregels altijd bij de beoordeling dienen te worden betrokken zijn de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten. De omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan behoeven alleen bij de beoordeling te worden betrokken indien na afweging van de omstandigheden van het geval in het kader van het subjectieve criterium niet tot een goede oordeelsvorming kan worden gekomen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:867).
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de beoordeling van het subjectieve criterium grote beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank moet het besluit van verweerder daarom terughoudend toetsen. Ze moet beoordelen of verweerder zich, na afweging van de belangen in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het subjectieve criterium is voldaan.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat is voldaan aan het subjectieve criterium. Verweerder heeft de belangen van eiser kenbaar meegewogen. Verweerder heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat het tijdsverloop, ook indien wordt uitgegaan van de pleegdatum, mede bezien in het licht van de niet in duur beperkte geldende terugkijktermijn bij zedendelicten, op dit moment te beperkt is, met name omdat de proeftijd nog loopt. Verweerder heeft veel waarde mogen hechten aan de aard van het strafbare feit en heeft zich op het standpunt mogen stellen dat geen sprake is geweest van een licht vergrijp. De enkele omstandigheid dat de aan eiser opgelegde straf lager is dan de straf die blijkens de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik van minderjarigen als uitgangspunt wordt genomen, rechtvaardigt niet de conclusie dat de strafrechter eiser het vergrijp licht aangerekend heeft. Verweerder verwijst hiervoor terecht naar het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 februari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1509, waarin het Hof onder meer heeft overwogen dat de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking brengt. Dit getuigt er niet van dat het vergrijp eiser door de strafrechter licht is aangerekend. Verweerder heeft in het voordeel van eiser meegewogen dat hij na de veroordeling geen strafbare feiten meer heeft gepleegd en de lopende proeftijd een gevolg is van het ingestelde cassatieberoep. Ook heeft verweerder meegewogen dat het zedendelict eenmaal is gepleegd, maar verweerder heeft meer waarde aan de aard van het strafbare feit toegekend. Dat de reclassering het recidiverisico als laag inschat maakt het voorgaande niet anders. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser graag naar Australië wil afreizen om zijn hobby duiken te kunnen uitoefenen en met eiser eens is dat er gezien de leeftijd van eiser enige tijdsdruk ligt op de mogelijkheid om deze wens uit te laten komen, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser over een langere periode moet laten zien dat hij geen strafbare feiten pleegt. Verweerder heeft de belangen van eiser kenbaar meegewogen en in redelijkheid kunnen concluderen dat deze belangen niet opwegen tegen het belang van de Australische samenleving bij bescherming tegen het in het kader van de beoordeling van het objectieve criterium vastgestelde risico.
6.4
De rechtbank merkt op, dat sprake is van één delict op één moment en dat ter zitting ter zitting is gebleken, dat er geen verschil van mening over is, dat het “meermalen gepleegd” daar niet aan afdoet. De rechtbank maakt uit het verhandelde ter zitting op dat verweerder van betekenis acht, dat de proeftijd ten tijde van het bestreden besluit nog niet was afgelopen. Die situatie verandert in november 2023. Dat het beroep ongegrond wordt verklaard, betekent niet dat eiser in de toekomst niet alsnog in aanmerking kan komen voor de gewenste VOG. Het aflopen van de proeftijd van eiser over enkele maanden lijkt in dat verband een relevant gegeven.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: wet- en regelgeving

De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
(…)
De Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
Paragraaf 3.3.1. Omstandigheden van het geval
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
 de afdoening van de strafzaak;
 het tijdsverloop;
 de hoeveelheid antecedenten.
(…)
Het Screeningsprofiel VOG NP luidt:
06. Visum en emigratie
Bij dit screeningsprofiel worden de risico’s getoetst indien men voor kortere of langere duur in het buitenland wenst te verblijven. Getoetst wordt of de openbare orde van het betreffende land in gevaar komt indien betrokkene tot dat land wordt toegelaten. Door het plegen van bijvoorbeeld drugs-, gewelds- en zedendelicten kan de openbare orde van het ontvangende land in gevaar komen.