In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een verklaring omtrent gedrag (VOG) heeft aangevraagd voor een visumaanvraag naar Australië, en de minister voor Rechtsbescherming, die deze aanvraag heeft afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser had een strafblad met veroordelingen voor zedendelicten, wat de minister ertoe heeft gebracht de aanvraag te weigeren op basis van zowel objectieve als subjectieve criteria. De rechtbank oordeelde dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de eiser een risico vormt voor de openbare orde in Australië, gezien de aard van de veroordelingen en het feit dat de proeftijd nog loopt. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het tijdsverloop sinds de veroordeling en de wens om te duiken in Australië, niet overtuigend geacht. De rechtbank benadrukte dat de afgifte van een VOG een signaal is dat de autoriteiten in Australië kan beïnvloeden en dat de belangen van de Australische samenleving zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de eiser. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser in de toekomst mogelijk opnieuw een aanvraag kan indienen, afhankelijk van de afloop van de proeftijd.