ECLI:NL:RBROT:2023:5944

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
651894 / HA ZA 23-105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder voor onbetaalde facturen uit overeenkomst met stichting

In deze zaak vordert People 2.0 Backoffice Services Netherlands B.V. betaling van openstaande facturen van gedaagde partijen, [gedaagde01] en [gedaagde02]. De vordering bedraagt € 33.236,63, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank Rotterdam behandelt de zaak en oordeelt dat [gedaagde01] de facturen moet betalen, maar dat de borgsom van € 3.824,00 in mindering moet worden gebracht. De rechtbank oordeelt dat de resterende vordering op [gedaagde01] € 24.509,96 bedraagt, te vermeerderen met wettelijke handelsrente. Tevens wordt [gedaagde02] als bestuurder hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die People 2.0 lijdt door het onbetaald blijven van de vordering, op basis van het Beklamel-criterium. De rechtbank wijst de vordering toe en veroordeelt beide gedaagden in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 4.480,35. Het vonnis is uitgesproken op 12 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/651894 / HA ZA 23-105
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
PEOPLE 2.0 BACKOFFICE SERVICES NETHERLANDS B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: People 2.0,
advocaat: mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde01] ,

te Den Haag,
2.
[gedaagde02],
te Rotterdam,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde01] en [gedaagde02] ,
advocaat: mr. M.V. van der Storm te Rotterdam.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met productie 1 t/m 5,
- de conclusie van antwoord met productie 1,
- de brief van de rechtbank van 24 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van de rechtbank van 21 april 2023 met daarin een zittingsagenda voor de mondelinge behandeling,
- productie 6 van People 2.0 toegezonden bij brief van 26 april 2023,
- producties 2 t/m 4 van [gedaagde01] en [gedaagde02] toegezonden bij B8-forumulier van 11 mei 2023,
- de mondelinge behandeling van 22 mei 2023,
- de spreekaantekeningen van People 2.0 en van [gedaagde01] en [gedaagde02] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] is een vereniging die zich richt op het bevorderen van de handel tussen zuidelijk Afrika, het Midden-Oosten en Europa. Zij is in 2017 opgericht.
2.2.
[gedaagde02] is de voorzitter en enig bestuurder van [gedaagde01] .
2.3.
Op 27 augustus 2019 ontving [gedaagde02] een e-mail van een hem bekende derde. De relevante inhoud daarvan luidt:
“[…]
lk heb een aantal afspraken met [gedaagde01] gemaakt m.b.t. steun voor de activiteiten van [gedaagde01] .
Deze afspraken zijn:
  • […] Beheer BV (hiervan ben ik 100% aandeelhouder) wordt lid van [gedaagde01] voor de periode 2019 en 2020.
  • Voor de periode 2019 stuurt [gedaagde01] twee facturen van elk € 175.000,-- excl btw.
  • […] Beheer bv ontvangt vanuit een tweetal Transacties commissie/participation
inkomsten volgens bijgevoegde documenten. ([…] waarvan de afrekening volgens laatste info de komende week plaats kan vinden)
Afhankelijk van ontvangst van de hieruit te ontvangen gelden, wordt volgens de huidige planning de eerste factuur uiterlijk 4 september 2019 voldaan.
[…]
[…]
Rond de genoemde data ontvangt de BV commissies-participaties waaruit de ontvangen facturen worden voldaan. Mogelijke vertraging in de ontvangsten van deze provisies werkt door in het betaalmoment aan [gedaagde01] emea.
[…]”
2.4.
Op 9 november 2021 sloot [gedaagde02] namens [gedaagde01] een pay roll overeenkomst met People 2.0 (verder: de overeenkomst).
2.5.
Op basis van de overeenkomst verrichtte [naam01] werkzaamheden voor [gedaagde01] tegen een aan People 2.0 te betalen vergoeding van € 3.824,00 excl. BTW per maand. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar.
2.6.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van de NBBU (verder: de algemene voorwaarden) van toepassing. Artikel 5.5 van de algemene voorwaarden luidt:
“All legal and other costs, including the costs of legal assistance incurred by the temporary
employment agency as a consequence of the hirer's failure to meet its payment obligations,
will be borne by the hirer. The extrajudicial collection costs of the temporary employment agency, calculated on the amount to be collected, will amount to at least 15% of the principal sum, subject to a minimum of € 500.”
2.7.
Op 8 november 2021 voldeed een derde namens [gedaagde01] een borgsom van € 3.824,00 aan People 2.0.
2.8.
Uit hoofde van de overeenkomst ontving [gedaagde01] van People 2.0 de volgende facturen:
nummer
bedrag ex btw
btw (21%)
totaal (incl. btw)
vervaldatum
PP1348936
€ 375,00
€ 78,75
€ 453,75
15-12-2021
PP1348937
€ 320,00
-
€ 320,00
15-12-2021
PP1348972
€ 6.605,00
€ 1.387,05
€ 7.992,05
15-12-2021
PP 1352865
€ 3.824,00
€ 803,04
€ 4.627,04
17-01-2022
PP 1356019
€ 3.824,00
€ 803,04
€ 4.627,04
15-02-2022
PP1359487
€ 3.824,00
€ 803,04
€ 4.627,04
15-03-2022
PP1363708
€ 3.824,00
€ 803,04
€ 4.627,04
15-04-2022
Totaal
€ 22.596,00
€ 27.273,96
Deze facturen zijn tot op heden onbetaald gebleven.
2.9.
Bij e-mail van 31 december 2021 verzocht People 2.0 de openstaande facturen van 1 december 2021 te betalen.
2.10.
Bij e-mail van 11 maart 2022 schreef [gedaagde02] aan [naam02] van People 2.0
– voor zover hier van belang – :
“[…]
Zoals afgesproken een toelichting van mijn zijde op de positie van [gedaagde01] i.v.m. de betaalachterstand.
[gedaagde01] heeft van twee partijen een donatie toezegging. Deze toezegging is schriftelijk bevestigd. Deze donaties worden door de donateurs betaald uit gelden van een aantal transacties. […]
Deze transacties zijn complex […]De vertraging van dit moment wordt veroorzaakt door de compliance bij de bank van de verkoper
Er zijn 6 boxen met waardepapieren verkocht en er zijn 5 eigenaren. Voor elke eigenaar wordt opnieuw de compliance gestart. Er mag geen gebruik worden gemaakt van eerder verkregen documentatie. Dit zorgt voor de vertraging. […]
[…]
Het is spijtig dat door deze vertraging de betaling aan jullie niet zijn uitgevoerd. Had ik eerder de vertragende factoren helder gehad dan had ik namens [gedaagde01] het contract niet getekend. Maar met een uitnodiging op zak om de deal te closen nam ik aan dat er nauwelijks een risico was.
[…]”
2.11.
Partijen hebben de overeenkomst met wederzijds goedvinden per mei 2022 beëindigd.
2.12.
Bij brief van mr. Tuithof van 21 december 2022 sommeerde People 2.0 [gedaagde01] en [gedaagde02] tot betaling van € 33.236,63.

3..Het geschil

3.1.
People 2.0 vordert – samengevat – een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde hoofdelijke veroordeling van [gedaagde01] en [gedaagde02] tot betaling van € 33.236,63, vermeerderd met rente en (na)kosten.
3.2.
[gedaagde01] en [gedaagde02] voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vordering tegen [gedaagde02] en gedeeltelijke afwijzing van de vordering tegen [gedaagde01] . Dit alles met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van People 2.0 in de (na)kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4..De beoordeling

De zaak in het kort
4.1.
Dit geschil gaat over de hoogte van de vordering van People 2.0 op [gedaagde01] en over de vraag of [gedaagde02] als bestuurder, naast [gedaagde01] , aansprakelijk is voor de schade die People 2.0 lijdt door het onbetaald blijven die vordering.
4.2.
People 2.0 stelt dat haar vordering op [gedaagde01] per 17 december 2022 € 33.236,63 bedraagt. Daarnaast stelt zij dat [gedaagde02] hoofdelijk aansprakelijk is voor het onbetaald blijven van haar vordering op [gedaagde01] omdat dit het gevolg is van onrechtmatig handelen [gedaagde02] jegens People 2.0. Ten eerste omdat [gedaagde02] voordat hij met People 2.0 contracteerde wist dat [gedaagde01] niet aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die People 2.0 als gevolg hiervan zou lijden. Ten tweede omdat het aan [gedaagde02] is te wijten dat na het aangaan van de betalingsverplichtingen jegens People 2.0 bij [gedaagde01] betalingsonmacht is ontstaan.
4.3.
[gedaagde01] en [gedaagde02] betwisten dat. Zij voeren aan dat vordering op [gedaagde01] lager is dan gesteld omdat de betaalde borgsom daarop in mindering dient te worden gebracht, de vervallen rente niet correct is berekend en geen vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is verschuldigd dan wel die vergoeding dient te worden gematigd. Verder voeren zij aan dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde02] omdat hem persoonlijk geen ernstig verwijt van het onbetaald blijven van de vordering valt te maken.
4.4.
De rechtbank wijst de vordering tegen [gedaagde01] en [gedaagde02] toe tot het bedrag van
€ 24.509,96, te vermeerderen met wettelijke handelsrente als na te melden. De rechtbank oordeelt namelijk dat dit de openstaande vordering op [gedaagde01] is en dat [gedaagde02] daarvoor hoofdelijk aansprakelijk is. Dit licht de rechtbank toe als volgt.
Aansprakelijkheid [gedaagde01]
4.5.
Partijen zijn het er over eens dat [gedaagde01] de facturen die zij van People 2.0 ontving moet betalen. Dat is tussen partijen niet in geschil. Het totaal van deze facturen inclusief btw bedraagt € 27.273,96.
4.6.
Partijen zijn het er ook over eens dat de namens [gedaagde01] betaalde borg van € 3.824,00 op de vordering in mindering moet worden gebracht, maar zij hanteren verschillende berekeningsmethoden die tot een andere uitkomst leiden. People 2.0 brengt de borgsom in mindering op het bedrag van € 27.273,96, zodat een hoofdsom van € 23.499,96 resteert. [gedaagde01] brengt de borgsom in mindering op het totaal van de factuurbedragen zonder btw, waarna zij over het restant de btw – voor zover verschuldigd – berekent. Dat komt uit op een resterende hoofdsom van € 22.326,92 inclusief btw.
4.7.
De rechtbank volgt de berekeningsmethode van People 2.0 omdat die van [gedaagde01] onjuist is. [gedaagde01] betwist namelijk niet dat de btw die in rekening is gebracht door People 2.0 berekend moest worden. De verschuldigdheid van de in rekening gebrachte btw staat daarom vast. Voldoening van een deel van de vordering door middel van verrekening verandert dat niet.
4.8.
Niet ter discussie staat dat de overeenkomst een handelsovereenkomst is en dat [gedaagde01] de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW is verschuldigd. [gedaagde01] betwist wel dat die wettelijke handelsrente verschuldigd is over de in rekening gebrachte btw.
4.9.
De rechtbank volgt daarin [gedaagde01] niet. Wettelijke handelsrente is namelijk de schadevergoeding voor de vertraging in de voldoening van de openstaande geldvordering en de in rekening gebrachte btw is daar onderdeel van.
4.10.
People 2.0 maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente over de factuurbedragen, steeds vanaf de vervaldag van de betreffende factuur. Deze rente heeft zij tot 17 december 2022 berekend op het bedrag van € 1.871,58. [gedaagde01] bestrijdt de juistheid van die berekening en voert daartoe aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de verrekening van de borgsom.
4.11.
People 2.0 betwist het laatste niet zodat niet van de juistheid van haar berekening kan worden uitgegaan en het bedrag van € 1.871,58 niet kan worden toegewezen. In plaats daarvan zal de rechtbank de wettelijke handelsrente toewijzen over de factuurbedragen vanaf de vervaldag van de betreffende factuur. De borgsom zal daarbij in mindering worden gebracht op de facturen met de vervaldag 15 december 2021. Vanaf die datum wordt daarom slechts wettelijke handelsrente toegewezen over (( € 453,75 + € 320,00 +
€ 7.992,05 =) € 8.765,80 – € 3.824,00 =) € 4.941,80.
4.12.
People 2.0 maakt op grond van artikel 5.5 van de algemene voorwaarden aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten van 15% over de hoofdsom. Voor het geval die vergoeding niet toewijsbaar is doet zij een beroep op de Wet normering buitengerechtelijke kosten en maakt zij aanspraak op een vergoeding conform de staffel van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten (hierna: het Besluit).
4.13.
[gedaagde01] bestrijdt dat People 2.0 daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die niet behoren tot de kosten ter voorbereiding van de gedingstukken of ter instructie van de zaak. Daarnaast voert zij aan dat de gevorderde vergoeding van 15% in verhouding tot de buitengerechtelijke activiteiten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en gematigd dient te worden.
4.14.
De rechtbank wijst de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten toe tot het bedrag van € 1.010,00. Zij baseert dat op het volgende.
4.15.
De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat slechts dan van buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 5.5 van de algemene voorwaarden sprake is indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan voorbereiding van de gedingstukken of instructie van de zaak als bedoeld in artikel 241 Rv.
4.16.
Uit de stellingen van People 2.0 blijkt niet dat de buitengerechtelijke werkzaamheden meer hebben omvat dan de door mr. Tuithof op 21 december 2022 verzonden sommatie. Die sommatie moet worden aangemerkt als een verrichting ter voorbereiding de gedingstukken of ter instructie van de zaak als bedoeld in artikel 241 Rv.
De op artikel 5.5 van de algemene voorwaarden gebaseerde vergoeding moet daarom worden afgewezen.
4.17.
De op grond van de Wet normering buitengerechtelijke kosten gevorderde vergoeding conform de staffel van het Besluit is wel toewijsbaar. De gevorderde hoofdsom is namelijk gegrond op een handelsovereenkomst in de zin van de Wet normering buitengerechtelijke kosten. Deze wet sluit de toepassing van artikel 241 Rv uit, zodat een enkele brief in beginsel voldoende om aanspraak op de vergoeding conform de staffel van het Besluit te kunnen maken.
4.18.
Dit alles leidt ertoe dat de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen tot het bedrag van € 1.010,00.
4.19.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering op [gedaagde01] wordt bepaald op:
- hoofdsom
23.499,96
- buitengerechtelijke incassokosten
1.010,00
+
Totaal
24.509,96
Dit te vermeerderen met wettelijke handelsrente als vermeld in r.o. 4.11.
Aansprakelijkheid [gedaagde02]
4.20.
Bij de beantwoording van de vraag of [gedaagde02] naast [gedaagde01] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die People 2.0 lijdt door het onbetaald blijven van haar vordering op [gedaagde01] geldt het volgende.
4.21.
Uitgangspunt is dat indien een rechtspersoon tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, alleen de rechtspersoon voor de daaruit voortvloeiende schade aansprakelijk is. Van aansprakelijkheid van de bestuurder van een rechtspersoon op grond van artikel 6:162 BW kan slechts sprake zijn wanneer de bestuurder, mede gelet op zijn verplichtingen tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig en persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Of daarvan sprake is hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de rechtspersoon hogere eisen dan in het algemeen het geval is (zie HR 08-12-2006, NU 2006, 659 (Ontvanger -Roelofsen) en HR 5-9-2014, ECLI:NL:HR:2014:2628, NJ 2015/21 (Hezemans Air).
4.22.
Dergelijke ernstige persoonlijke verwijtbaarheid van de bestuurder kan worden aangenomen indien deze bij het aangaan van de verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de rechtspersoon niet of niet binnen behoorlijke termijn aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg van die wanprestatie door de wederpartij te lijden schade. Dit is alleen anders indien door de bestuurder aan te voeren omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden (zie onder meer HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521, NJ 1990/286 (Beklamel)).
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van [gedaagde02] voldoet aan het onder 4.22 vermelde criterium (het zogenaamde Beklamel-criterium). Dit baseert zij op het volgende.
4.24.
[gedaagde02] erkent dat [gedaagde01] alleen aan haar betalingsverplichtingen jegens People 2.0 zal kunnen voldoen indien de aan [gedaagde01] toegezegde donaties worden voldaan. Die donaties werden reeds in augustus 2019 toegezegd maar de voldoening daarvan is, aldus [gedaagde02] , afhankelijk van de verkoop van Chinese waardepapieren die zich in een kluis in Zwitserland bevinden. De verkoop van deze papieren is onderhevig aan strenge compliance voorwaarden die voor vertraging zorgen. De schenkingen hebben anno 2023 nog niet plaatsgevonden en zicht op snelle voldoening ervan is er niet.
4.25.
[gedaagde01] biedt volgens [gedaagde02] geen verhaal voor de vordering van People 2.0. Volgens opgave van [gedaagde02] bezit [gedaagde01] slechts “enkele bureaustoelen”, heeft zij geen echt betalende leden, althans slechts een beperkt aantal en geen (of een beperkt) saldo op haar bankrekening. Dit was zowel bij het sluiten van de overeenkomst als ten tijde van de mondelinge behandeling het geval.
4.26.
Het voorgaande is niet door People 2.0 betwist en staat dus in rechte vast.
4.27.
[gedaagde02] voert aan dat het uitblijven van de donaties niet voorzienbaar was omdat hij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst navraag heeft gedaan bij de partij die de donaties toezegde. Die zou hebben aangegeven dat de afhandeling van de bovenbedoelde transacties nog slechts afhankelijk was van enkele formaliteiten en één à twee maanden zou duren.
4.28.
Dat doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat [gedaagde02] er ernstig rekening mee diende te houden dat [gedaagde01] de donaties niet binnen redelijke termijn zou ontvangen en als gevolg daarvan niet aan haar financiële verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst kon voldoen. De toezeggingen waren namelijk bij het sluiten van de overeenkomst al twee jaar oud en uit de e-mail van de partij die de toezeggingen deed van 27 augustus 2019 (zie r.o. 2.3) blijkt dat deze ook toen verwachtte dat de transacties binnen korte tijd (een week) zou worden afgerond. [gedaagde02] voert geen feiten aan waaruit volgt dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst de situatie rond de afhandeling van vorenbedoelde transactie wezenlijk anders was dan die in augustus 2019.
4.29.
[gedaagde02] voert ook aan dat hij bij het sluiten van de overeenkomst tegen People 2.0 zou hebben gezegd dat [gedaagde01] pas zou kunnen nakomen nadat [gedaagde01] twee donaties had ontvangen en dat People 2.0 daarmee akkoord zou zijn gegaan omdat het tewerkstellen van [naam01] destijds prioriteit had omdat zij zo een werkvergunning kon krijgen. Dit zou betekenen dat hem geen persoonlijk ernstig verwijt zou kunnen worden gemaakt, aldus [gedaagde02] .
4.30.
[gedaagde02] heeft dit verweer voor het eerst ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd. Hij kon hiervan desgevraagd geen schriftelijk bewijs overleggen – bijvoorbeeld een e-mail of brief aan People 2.0 waarin hij deze waarschuwende woorden, of woorden van gelijke strekking heeft geuit, of waaruit de acceptatie van deze voorwaarde door People 2.0 blijkt. [gedaagde02] verklaarde ter zitting dat hij hier nog naar heeft gezocht, maar dat hij hierover geen stukken heeft kunnen vinden. Het is mondeling gegaan, aldus [gedaagde02] . Aan het slot van de zitting verklaarde [gedaagde02] nog dat ook een medewerker van hem dit destijds tegen People 2.0 zou hebben gezegd. Hij bood op dit punt getuigenbewijs aan.
4.31.
People 2.0 betwist dat de mededelingen waarop [gedaagde02] zich beroept zijn gedaan en dat zij ermee heeft ingestemd dat [gedaagde01] past hoeft na te komen als de donaties zouden zijn ontvangen.
4.32.
Gezien de betwisting van People 2.0 rust de bewijslast van het bestaan van de gestelde afspraak op [gedaagde02] . Aan bewijslevering op dit punt door [gedaagde02] komt de rechtbank evenwel niet toe omdat het door het door [gedaagde02] aangeboden bewijs wordt gepasseerd als niet voldoende ter zake dienend. De gestelde afspraak – dat pas betaald hoefde te worden na ontvangst van de donaties – staat daarom in rechte niet vast. De rechtbank licht dit toe als volgt.
4.33.
Allereerst geldt dat door [gedaagde01] en [gedaagde02] is erkend dat [gedaagde01] € 22.326,92 aan People 2.0 verschuldigd is en dat zij niet bestrijden dat de openstaande factuurbedragen van de vervaldag van de betreffende factuur voldaan diende te worden (zie r.o. 4.6). Hiermee verhoudt zich moeilijk het verweer van [gedaagde02] dat [gedaagde01] pas hoeft na te komen als de twee toegezegde donaties zijn ontvangen.
4.34.
Verder komt het bij aansprakelijkheid op grond van het Beklamel-criterium aan op een verschil in kennis tussen de namens de rechtspersoon handelend bestuurder ( [gedaagde02] ) en de wederpartij (People 2.0). Indien de bestuurder beschikt over zodanige informatie dat hij weet of behoort te begrijpen dat de rechtspersoon haar verplichtingen niet of niet binnen redelijke termijn zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden voor de daaruit voortvloeiende schade, handelt hij onrechtmatig door zonder die informatie te delen namens de rechtspersoon de overeenkomst aan te gaan. Van die onrechtmatigheid is ook sprake indien de bestuurder wel informatie met de wederpartij deelt maar deze aanvullende informatie onthoudt waaruit blijkt dat de risico’s wezenlijk hoger liggen dan de wederpartij op basis van de verstrekte informatie mocht verwachten.
4.35.
In dit kader is van belang dat [gedaagde02] ter zitting ook heeft verklaard dat
[gedaagde01] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst al twee jaar op de donaties wachtte;
de donaties afhankelijk zijn van de verkoop van Chinese waardepapieren in een kluis in Zwitserland en de ontvangst van dit soort donaties branchevreemd is aan de activiteiten van [gedaagde01] ;
die verkoop van de waardepapieren is omgeven met de nodige compliance vereisten waarbij de af te geven documenten slechts een geldigheid hebben van zes maanden en steeds opnieuw dienen te worden afgegeven wanneer de transactie niet binnen die termijn wordt voltooid;
[gedaagde01] noch bij haar oprichting noch bij het aangaan van de overeenkomst enig verhaal bood voor de schade die People 2.0 lijdt bij het onbetaald blijven van haar vordering (zie r.o. 4.25).
Dit alles is aanvullende en belangrijke informatie die voor People 2.0 wezenlijk was bij het aangaan van de overeenkomst - om het risico op schade door het uitblijven van betaling door [gedaagde01] te kunnen beoordelen.
4.36.
Door [gedaagde02] is niet gesteld dat de onder i t/m iv vermelde informatie tijdig met People 2.0 is gedeeld. Dat deze informatie ook is gedeeld met People 2.0 voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, vormt geen onderdeel van het aangeboden bewijs. Het door [gedaagde02] aangeboden bewijs wordt daarom als niet voldoende ter zake dienend gepasseerd.
4.37.
Het vorenstaande leidt er toe dat [gedaagde02] als bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van de schade die People 2.0 lijdt door het onbetaald blijven van haar vordering op [gedaagde01] . [gedaagde02] is daarom hoofdelijk aansprakelijk voor die schade welke gelijk is aan de openstaande vordering.
Slotsom
4.38.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering jegens [gedaagde01] en [gedaagde02] wordt toegewezen tot het bedrag van € 24.509,96 te vermeerderen met wettelijke handelsrente als vermeld in r.o.4.11.
4.39.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van People 2.0 als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
111,35
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766,00)
Totaal
4.480,35
4.40.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten.
4.41.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk (zie r.o. 4.41) om aan People 2.0 te betalen een bedrag van € 24.509,96, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
  • € 4.941,80 vanaf 15 december 2021,
  • de factuurbedragen van de facturen PP 1352865, PP 1356019, PP1359487 en PP1363708 vanaf de vervaldag van de betreffende factuur (zie r.o. 2.8),
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk (zie r.o. 4.41) in de proceskosten, aan de zijde van People 2.0 tot dit vonnis vastgesteld op € 4.480,35,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.
2515/3455