Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
- primair roekeloos of in ieder geval zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid, met een (veel) te hoge snelheid rijden waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer01] werd gedood;
- subsidiair overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (gevaarzetting).
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de maximale duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
4.Waardering van het bewijs
5.Bewezenverklaring
6.Strafbaarheid feit
7.Strafbaarheid verdachte
8.Motivering straffen
9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij01](vader van [slachtoffer01] ) ter zake van het primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 32.500,00 aan immateriële schade, te weten € 2.500,00 aanvullende affectieschade en
[benadeelde partij02](moeder van [slachtoffer01] ) ter zake van het primair ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.781,94 aan materiële schade, te weten onderhoudskosten voor het grafmonument, en € 32.500,00 aan immateriële schade, te weten € 2.500,00 aanvullende affectieschade en € 30.000 schokschade.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
120 (honderdtwintig) dagen;
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
de benadeelde partij [benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 12.500,00 (zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
de benadeelde partij [benadeelde partij02], te betalen een bedrag van
€ 24.281,94 (zegge: vierentwintigduizend tweehonderdeenëntachtig euro en vierennegentig eurocent),
bestaande uit € 1.781,94 aan materiële schade en € 22.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij01]te betalen
€ 12.500,00(hoofdsom,
zegge: twaalfduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 22.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
147 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij02]te betalen
€ 24.281,94(hoofdsom,
zegge: vierentwintigduizend tweehonderdeenëntachtig euro en vierennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 24.281,94 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
156 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
mr. M.A. van der Laan, voorzitter,