ECLI:NL:RBROT:2023:5888
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak in Krimpen aan den IJssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Krimpen aan den IJssel. Eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar, die de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2021 op € 283.000,- heeft vastgesteld. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de werkelijke waarde € 244.000,- bedraagt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 februari 2023, waarbij verweerder zijn standpunt heeft toegelicht en een waardematrix heeft overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de onroerende zaak, een twee-onder-één-kapwoning, op 1 januari 2020 gewaardeerd moet worden. Eiser heeft aangevoerd dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de staat van onderhoud en de kwaliteit van de woning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, onderbouwd met vergelijkingsobjecten en een waardematrix. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de waarde van € 283.000,- gerechtvaardigd is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank heeft de zaak ongegrond verklaard, wat betekent dat de oorspronkelijke WOZ-waarde blijft staan.