In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] was sinds 19 augustus 2019 in dienst als Chief Commercial Officer (CCO) bij [gedaagde01]. Op 7 februari 2023 werd hij door de nieuwe CEO, [naam01], op non-actief gesteld, met behoud van salaris, en kreeg hij een voorstel voor een vaststellingsovereenkomst. [gedaagde01] vroeg vervolgens toestemming aan het UWV voor ontslag, maar deze werd geweigerd. [eiser01] vorderde in kort geding zijn wedertewerkstelling en rectificatie van de communicatie door [gedaagde01]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er een redelijke grond was voor de non-actiefstelling van [eiser01]. De rechter oordeelde dat [eiser01] een spoedeisend belang had bij zijn vordering en dat hij recht had op wedertewerkstelling. Daarnaast werd [gedaagde01] veroordeeld tot rectificatie van de communicatie over de non-actiefstelling. De kantonrechter stelde ook dat [gedaagde01] de proceskosten moest vergoeden en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.