ECLI:NL:RBROT:2023:5749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
10510246
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling huurachterstand in kort geding door Stichting Woonplus Schiedam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) en de gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02], die niet zijn verschenen. Woonplus had een vordering ingesteld tot betaling van een huurachterstand van € 3.184,33 en had aanvankelijk ook ontruiming van de woning geëist. De gedaagden waren correct opgeroepen, maar zijn niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. Woonplus stelde dat [gedaagde01] de woning zonder toestemming gedeeltelijk had onderverhuurd aan [gedaagde02] en dat de huurovereenkomst onder invloed van bedrog en dwaling tot stand was gekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2023 heeft Woonplus haar vorderingen ten opzichte van de onbekende bewoners ingetrokken en enkel de vordering tot betaling van de huurachterstand gehandhaafd. De kantonrechter oordeelde dat Woonplus een spoedeisend belang had bij de vordering, vooral omdat [gedaagde01] mogelijk naar Curaçao zou vertrekken. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.150,03. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10510246 VV EXPL 23-231
datum uitspraak: 21 juni 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: mr. W. Vos,
tegen

1.[gedaagde01] ,

2.
[gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
3.
zij die anders dan krachtens een persoonlijk of zakelijk recht verblijven in de onroerende zaak, of een gedeelte daarvan, aan de [adres01] ( [postcode01] ) in [woonplaats01] , van wie de namen en woonplaatsen niet konden worden achterhaald en die daarom onbekend zijn,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.
De partijen worden hierna ‘Woonplus’, ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] ’ en ‘de onbekende bewoners’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 30 mei 2023 en de e-mail van Woonplus van 6 juni 2023, met een bijlage.
1.2.
Op 7 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij is Woonplus verschenen. Gedaagden zijn niet verschenen.

2.De beoordeling

De vorderingen ten opzichte van de onbekende bewoners zijn ingetrokken
2.1.
Woonplus heeft tijdens de mondelinge behandeling haar vorderingen ten opzichte van de onbekende bewoners ingetrokken.
Tegen de gedaagden wordt verstek verleend
2.2.
De gedaagden zijn correct opgeroepen voor de zitting. Zij zijn daar niet verschenen. Tegen hen wordt daarom verstek verleend. Het gevolg daarvan is dat de rechter de eisen van Woonplus toewijst, tenzij die ongegrond of onrechtmatig voorkomen (artikel 139 Rv).
Waar gaat het om?
2.3.
Woonplus heeft in de dagvaarding het volgende gesteld. [gedaagde01] huurde van Woonplus de woning op het adres [adres01] in [plaats01] . Woonplus had het verzoek tot inwoning van [gedaagde02] in de woning toegewezen. Later is gebleken dat zowel de huurovereenkomst als de toewijzing van het verzoek tot inwoning tot stand zijn gekomen onder invloed van bedrog en dwaling. [gedaagde01] heeft deze woning vanaf het begin van de huurovereenkomst zonder toestemming gedeeltelijk onderverhuurd aan [gedaagde02] en heeft er nooit zelf zijn hoofdverblijf gehad. Om die reden heeft Woonplus de huurovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd. Ze heeft [gedaagde01] en [gedaagde02] gesommeerd om de woning te verlaten, maar dat hebben zij niet gedaan. Daarnaast heeft [gedaagde01] een huurachterstand laten ontstaan.
2.4.
Woonplus heeft in eerste instantie geëist dat [gedaagde01] en [gedaagde02] worden veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van de ontruimingskosten. Daarnaast eiste zij dat [gedaagde01] werd veroordeeld om de huurachterstand te betalen en € 700,61 per maand tot aan de ontruiming. Tijdens de zitting heeft Woonplus aangevoerd dat [gedaagde01] en [gedaagde02] de woning na de dagvaarding, per 31 mei 2023, hebben ontruimd. Zij eist daarom alleen nog dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om een huurachterstand van € 3.184,33 te betalen.
Woonplus heeft een spoedeisend belang
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat Woonplus een spoedeisend belang heeft bij haar eis. De eis tot ontruiming was spoedeisend, aangezien [gedaagde01] en [gedaagde02] in een woning van Woonplus woonden zonder dat zij daar recht op hadden, als de stellingen van Woonplus worden gevolgd. De vordering tot betaling van de huurachterstand hangt hiermee samen. Bovendien heeft Woonplus ook tijdens de zitting nog aangevoerd dat [gedaagde01] mogelijk binnenkort vertrekt naar Curaçao, zodat Woonplus een spoedeisend belang heeft bij snelle incasso van de huurachterstand.
De vordering van Woonplus wordt toegewezen
2.6.
De eis tot betaling van de huurachterstand van € 3.184,33 komt niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt daarom toegewezen. Hetzelfde geldt voor de rente die Woonplus over dit bedrag eist.
[gedaagde01] en [gedaagde02] moeten de proceskosten betalen
2.7.
Woonplus is deze procedure terecht gestart tegen [gedaagde01] en [gedaagde02] . Zij worden daarom hoofdelijk veroordeeld om de proceskosten aan Woonplus betalen (artikel 237 Rv en ECLI:NL:HR:2022:1942). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonplus tot vandaag vast op € 134,03 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € ‭1.150,03‬. Voor kosten die Woonplus maakt na deze uitspraak moeten [gedaagde01] en [gedaagde02] een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt x € 199,‑). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).‬‬‬‬‬
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonplus te betalen € 3.184,33, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vervaldata van de afzonderlijke huurtermijnen waaruit dit bedrag bestaat, tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Woonplus tot vandaag worden vastgesteld op € ‭1.150,03;‬‬‬‬
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
33394