ECLI:NL:RBROT:2023:5441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/10/650078 / HA ZA 22-1043
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de gemeenschappelijke woning na beëindiging van een affectieve relatie met betrekking tot een samenlevingsovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2023, betreft het een geschil tussen ex-samenlevers over de verdeling van hun gemeenschappelijke woning na de beëindiging van hun relatie. De partijen, aangeduid als de man en de vrouw, hebben een samenlevingsovereenkomst gesloten waarin zij afspraken hebben gemaakt over de verdeling van kosten en eigendommen. De man vordert dat de woning aan hem wordt toebedeeld tegen de taxatiewaarde van € 456.500,00, en dat de vrouw haar medewerking verleent aan de levering van haar onverdeelde helft. Daarnaast vordert hij vergoedingen voor kosten die hij heeft gemaakt ten behoeve van de woning, waaronder kosten voor de tuin en de gevel. De vrouw verzet zich tegen de vorderingen van de man en stelt dat hij niet ontvankelijk moet worden verklaard.

De rechtbank oordeelt dat de man geen vergoedingsrecht kan ontlenen aan de samenlevingsovereenkomst, omdat de gemaakte kosten niet in de overeenkomst zijn geregeld. De rechtbank stelt vast dat de man en de vrouw deelgenoten zijn in een gemeenschap en dat de verdeling van de woning moet plaatsvinden op basis van de taxatiewaarde. De rechtbank bepaalt dat de woning getaxeerd moet worden en dat de man binnen drie maanden na ontvangst van het taxatierapport moet aangeven of hij de woning kan overnemen. Indien de man niet in staat is om de woning te financieren, moet deze worden verkocht. De rechtbank compenseert de proceskosten en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/650078 / HA ZA 22-1043
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Dordrecht,
eiser
advocaat mr. H.J. Naber te Dordrecht,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Dordrecht,
gedaagde
advocaat mr. M.M.J. Bos te Dordrecht.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 januari 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 23 december 2022;
  • de mondelinge behandeling van 9 mei 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De zaak in het kort

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben gezamenlijk een woning in eigendom verkregen. De relatie is geëindigd. Het geschil ziet op de vermogensrechtelijke afwikkeling, waaronder de verdeling van de gezamenlijke woning en de ten behoeve van de woning en de tuin gemaakte kosten.

3..De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en wonen sinds 26 augustus 2019 samen in de door hen gezamenlijk in eigendom verkregen woning.
3.2.
Op 10 juni 2020 hebben partijen een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten. In de samenlevingsovereenkomst zijn partijen – voor zover hier van belang – het volgende overeengekomen:
DOEL
Artikel 1
Met deze overeenkomst willen partijen onder meer regelen:
a. de kosten van de gemeenschappelijke huishouding,
b. de gemeenschappelijke goederen,
c. de gemeenschappelijke woning;
d. de pensioentoekenning.
Partijen beschouwen deze regeling mede als voldoening aan hun wederzijdse zorgverplichting —
op grond van een dringende verplichting van moraal en fatsoen.
Zij komen overeen deze natuurlijke verbintenis hierbij om te zetten in een rechtens
af dwingbare.
(…)
GEMEENSCHAPPELIJK BEWOONDE WONING
Artikel 6
(…)
4. Indien door partijen een door hen gezamenlijk te bewonen woning (…) gezamenlijk wordt verkregen, zal de partij die
uit eigen middelen meer dan haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald
voor het meerdere een vordering hebben op de andere partij. Deze vordering is opeisbaar
bij vervreemding van de woning en bij ontbinding van deze overeenkomst. De vordering zal geen rente dragen.
GELDLENING/EIGEN MIDDELEN
Artikel 13
De comparant sub 1 heeft dertigduizend euro (€ 30.000,00) aan eigen middelen aangewend met betrekking tot de aankoop van de woning (…), welke woning aan partijen, ieder voor onderverdeeld helft, toebehoort. De comparante sub 2 heeft mitsdien ter leen ontvangen van- en is mitsdien aan de comparant sub 1 verschuldigd een bedrag in contanten groot vijftienduizend euro (€ 15.000,00), welke schuldigerkenning de comparant sub 1 bij deze aanvaardt. Laatstgemeld bedrag zal de comparante sub 2 aan de comparant sub 1 integraal terugbetalen bij verkoop en levering van de woning of toedeling na beëindiging van de samenwoning.
3.3.
De relatie tussen partijen is medio 2021 verbroken.
3.4.
De man is eerder getrouwd geweest en uit dit huwelijk zijn twee thans minderjarige kinderen geboren. Op grond van het ouderschapsplan van de man en zijn ex-echtgenote verblijven de kinderen de helft van de tijd bij de man in de woning.

4..Het geschil

4.1.
De man vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van de gemeenschappelijke woning, waarbij die woning tegen de taxatiewaarde van € 456.500,00 aan de man wordt toebedeeld en de vrouw op eerste verzoek van de man, doch uiterlijk binnen twee maanden na betekening van het in deze te wijzen vonnis, haar medewerking dient te verlenen aan de levering van haar onverdeelde helft aan de man, onder de voorwaarde dat de vrouw van haar hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen, bij gebreke waarvan het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor de levering noodzakelijke handelingen en wilsovereenstemming van de vrouw;
II. te bepalen dat uit hoofde van de verdeling van de gezamenlijke woning in beginsel aan de vrouw toekomt een bedrag van € 59.231,41;
III. te bepalen dat aan de man toekomt, door de vrouw aan hem te voldoen;
ter zake van het vergoedingsrecht (artikel 13 samenlevingsovereenkomst), een bedrag van € 15.000,00;
ter zake van de kosten voor het reinigen van de buitengevel van de woning, een bedrag van € 1.003,36;
ter zake van de kosten voor het plaatsen van de kunststof kozijnen, een bedrag van € 2.875,00;
ter zake van de kosten voor het aanleggen van de voor- en achtertuin, een bedrag van € 6.075,19;
ter zake van de overige door de man betaalde kosten voor de woning, een bedrag van € 5.120,21;
IV. te bepalen dat de man de bovengenoemde toegewezen bedragen mag verrekenen met het bedrag dat aan de vrouw toekomt;
V. te verklaren voor recht dat de inboedel van partijen wordt verdeeld conform het door de man opgestelde en door de vrouw akkoord bevonden inboedellijst;
VI. de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan het leveren van de gezamenlijke bankrekening;
VII. te bepalen dat de helft van het positieve saldo op de bankrekening ten tijde van de levering van de woning aan ieder der partijen voor de helft toekomt. Indien het saldo negatief is, komt dit bedrag ieder voor de helft voor rekening van beide partijen;
VIII. met veroordeling van de vrouw in de proceskosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten met en zonder betekening, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
4.2.
De vrouw voert verweer. Het verweer van de vrouw strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de man in zijn vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1.
Partijen zijn het eens over de volgende punten, zodat de rechtbank dienovereenkomstig zal beslissen.
  • De vrouw betaalt aan de man een bedrag van € 15.000,00 op grond van artikel 13 van de samenlevingsovereenkomst (vordering III onder a);
  • De inboedel wordt verdeeld conform de door de man opgestelde en door de vrouw akkoord bevonden inboedellijst (vordering V) (toev. rb prod. 21 bij dv);
  • De man heeft gevorderd dat de vrouw wordt veroordeeld tot het verlenen van haar medewerking aan de levering van de bankrekening aan de man. De rechtbank begrijpt dit aldus dat de bankrekening op naam zal worden gesteld van de man en dat de vrouw haar medewerking hieraan zal verlenen (vordering VI);
  • Het positieve saldo op de bankrekening ten tijde van de levering van de woning komt elke partij voor de helft toe. Indien het saldo negatief is, wordt dit bedrag door partijen ieder voor de helft gedragen (vordering VII);
  • Ter zitting is gebleken dat partijen het eens zijn over de proceskostenveroordeling, in die zin dat de proceskosten worden gecompenseerd, omdat partijen voormalige levenspartners zijn (vordering VII).
5.2.
Over vordering I en vordering III, b tot en met e zijn partijen het niet eens geworden. Daarover zal de rechtbank een beslissing geven.
5.3.
Partijen zijn deelgenoten in een gemeenschap. Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken, kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van art. 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren.
Vergoeding van de kosten ten behoeve van de woning (vordering III, b tot en met e)
5.4.
De man vordert van de vrouw een vergoeding voor de kosten die hij stelt te hebben gemaakt ten behoeve van de woning (vordering III, b tot en met e). Voor de beoordeling hiervan hanteert de rechtbank het volgende toetsingskader.
5.5.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 mei 2019 (ECLI:NL:HR:2019:707) volgt dat eventuele vergoedingsrechten van ongehuwd samenwonenden niet worden geregeld door analoge toepassing van art. 1:97 BW, maar moeten worden vastgesteld aan de hand van het algemeen verbintenissenrecht. Indien sprake is van een samenlevingsovereenkomst, moet worden onderzocht of daarin (ook) de vermogensrechtelijke aspecten van de samenleving zijn geregeld. Daarbij dient de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in acht te worden genomen. Daarnaast kan sprake zijn van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Maar ook als er geen afspraken zijn gemaakt over de vermogensrechtelijke aspecten van de samenleving, kunnen de redelijkheid en billijkheid in de omstandigheden van het geval meebrengen dat er een vergoedingsrecht is.
5.6.
Onderzocht moet dus worden of partijen afspraken hebben gemaakt die de man een vergoedingsrecht geven voor de kosten die hij gemaakt heeft voor de woning, en zo niet, of de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid dan wel dat de redelijkheid en billijkheid in deze omstandigheden meebrengen dat de man een dergelijk vergoedingsrecht heeft.
5.7.
De man stelt primair een vergoedingsrecht voor de hier bedoelde kosten te hebben op de vrouw op grond van artikel 6 lid 4 samenlevingsovereenkomst. De vordering van de man tot vergoeding van de kosten op die grondslag zal worden afgewezen.
5.8.
Artikel 6 lid 4 samenlevingsovereenkomst ziet op de aanwending van eigen middelen bij de aankoop van de woning en niet op investeringen die later in de woning zijn gedaan. Het artikel heeft het immers over de verkrijging van een woning en over de koopsom. Weliswaar wordt ook het woord ‘kosten’ genoemd, maar de gehele bepaling lezend kan dat niet anders worden begrepen dan als de kosten van het aanschaffen van een woning (zoals notariskosten). Weliswaar kan hetgeen partijen met een overeenkomst zijn overeengekomen niet alleen uit de tekst van de overeenkomst worden afgeleid, maar de man heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid hij en de vrouw met de bepaling de door hem gestelde bedoeling hadden of dat hij er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat de bepaling die bedoeling had. Dat geldt te meer nu de kosten waarvan hij vergoeding wenst, zijn gemaakt vóór het sluiten van de samenlevingsovereenkomst. Het had dan ook voor de hand gelegen om dat vergoedingsrecht met zoveel woorden in de samenlevingsovereenkomst op te nemen, als dat de bedoeling van partijen was. Artikel 6 lid 4 samenlevingsovereenkomst vormt dus geen grondslag voor deze vordering.
5.9.
Subsidiair stelt de man een vergoedingsrecht op de hiervoor bedoelde kosten te hebben op grond van artikel 3:172 BW. Uit het eerder aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 10 mei 2019 (ECLI:NL:HR:2019:707) blijkt dat eventuele vergoedingsrechten van ongehuwd (ex-) samenwonenden moeten worden vastgesteld aan de hand van het algemeen verbintenissenrecht, dus Burgerlijk Wetboek 6. Artikel 3:172 BW valt niet onder het algemeen verbintenissenrecht en behoort dus niet tot de mogelijke grondslagen voor een eventueel vergoedingsrecht bij informeel samenlevers. Bovendien geldt deze bepaling alleen als een regeling niet anders bepaalt. In dit geval hebben de man en de vrouw een samenlevingsovereenkomst met elkaar gesloten, waarin nu juist geen afspraken op dit punt zijn gemaakt. Weliswaar heeft de man ter zitting gesteld dat partijen hebben afgezien van het vastleggen van vergoedingsrechten in de samenlevingsovereenkomst om (notaris)kosten te besparen, maar deze stelling is door de vrouw betwist en de man heeft zijn stelling vervolgens niet onderbouwd zodat dit niet is komen vast te staan.
5.10.
Dan is nog de vraag of de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid dan wel dat de redelijkheid en billijkheid in deze omstandigheden meebrengen dat de man een dergelijk vergoedingsrecht heeft. Onder meer ter zitting heeft de man verklaard dat de aan hem gewenste toedeling van de woning afhankelijk is van de toewijzing van zijn vordering met betrekking tot het vergoedingsrecht van de hiervoor bedoelde kosten. De man stelt daarbij dat hij zijn kinderen in het kader van de omgangsregeling in deze stabiele, vertrouwde en kindvriendelijke omgeving wil kunnen blijven ontvangen. De vrouw voert daarentegen aan dat de man niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij in staat is de hypotheek over te nemen en de vrouw uit te kopen. De door de man aangevoerde omstandigheden brengen op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid danwel de redelijkheid en billijkheid in deze omstandigheden niet met zich dat de man het door hem gestelde vergoedingsrecht heeft.
5.11.
In eerder genoemd arrest van de Hoge Raad kunnen onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking daarnaast grondslagen zijn voor vergoedingsrechten . Op grond van art. 25 Rv moet de rechter de rechtsgronden van partijen aanvullen. Op grond van de door de man gestelde feiten ziet de rechtbank geen aanleiding hiertoe.
De verdeling van de woning en de taxatie daarvan (vordering I)
5.12.
Op grond van vaste jurisprudentie dient de bij de verdeling van een gemeenschapsgoed als peildatum voor de waardering te worden uitgegaan van de datum van de verdeling. Nu de vrouw de in opdracht van de man uitgevoerde taxatie van 2 november 2021 betwist, zal de woning eerst getaxeerd moeten worden, voordat de verdeling kan plaatsvinden. Partijen kunnen in onderling overleg een makelaar benoemen. Wanneer partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aan te stellen makelaar, bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende manier:
Binnen twee weken na de datum van dit vonnis selecteert de vrouw drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de man.
Na ontvangst kiest de man binnen één week uit die selectie een makelaar aan wie de opdracht wordt gegeven om de woning te taxeren.
Als de man niet op tijd het voorstel van de vrouw heeft ontvangen, heeft de man de vrije keus om na de vijftiende dag na de datum van dit vonnis zelf een makelaar te kiezen. De vrouw is dan aan de keuze van de man gebonden.
5.13.
De kosten van de taxatie worden door partijen bij helfte gedeeld.
5.14.
De man wenst de woning toebedeeld te krijgen. Ter zitting heeft de man aangegeven dat het antwoord op de vraag of hij de op de woning rustende hypotheek kan overnemen en de vrouw kan uitkopen, afhankelijk is van de toewijzing van zijn vordering op de vrouw met betrekking tot de kosten van de woning en de tuin (vordering III). Aangezien de vordering van de man onder III sub b tot en met e zal worden afgewezen, zal de man moeten onderzoeken of hij de woning nog kan financieren. Dit zal als volgt gebeuren:
Binnen drie maanden na de ontvangst door partijen van het taxatierapport (zie 5.12) laat de man aan de vrouw schriftelijk weten of hij de woning kan overnemen voor de getaxeerde waarde. Als de man hiertoe in staat is, zal de woning voor die waarde aan hem worden toebedeeld, onder de voorwaarde dat hij binnen één maand na deze mededeling de financiering rond heeft, zodanig dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
Binnen één week na het schriftelijk bericht van de man aan de vrouw dat hij kan voldoen aan het onder 1 bedoelde, geven partijen gezamenlijk de opdracht aan een notaris om hen te begeleiden bij de afwikkeling van de levering van de woning en de overname van de hypotheek. Partijen benoemen de notaris op dezelfde wijze als hiervoor onder 5.12 is bepaald voor de makelaar. De kosten van de notaris worden door partijen bij helfte gedragen.
5.15.
Als de man niet in staat blijkt te zijn om de toedeling van de woning aan hem te financieren en/of het ontslag van de vrouw uit de bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen, moet de woning worden verkocht. Dit zal dan als volgt gebeuren: binnen één week nadat de drie maanden zoals bedoeld in rechtsoverweging 5.14 punt 1 zijn verstreken, zonder dat de man heeft aangetoond dat hij in staat is om de financiering rond te krijgen in de zin van rechtsoverweging 5.14 punt 1 of binnen één week nadat is gebleken dat de notariële levering geen doorgang kon vinden omdat de man niet in staat was de financiering rond te krijgen, geven partijen aan dezelfde makelaar die de taxatie heeft uitgevoerd de opdracht tot dienstverlening bij de verkoop van de woning. Partijen moeten over alle kwesties in verband met de verkoop waarover zij het niet eens kunnen worden de adviezen van de verkoopmakelaar volgen.
5.16.
Na verkoop van de woning en levering aan een derde moet uit de verkoopopbrengst eerst de op de woning rustende hypothecaire schuld worden afgelost. Vervolgens moeten uit die opbrengst de kosten van de makelaar en eventuele andere verkoopkosten worden betaald. Tot het daarna resterende saldo zijn partijen ieder voor de helft gerechtigd.
5.17.
De toegewezen vordering van de man op de vrouw van € 15.000,00 zal bij de verdeling danwel bij de levering aan een derde in de afrekening bij de notaris worden meegenomen.
5.18.
De onder- of overwaarde (getaxeerde waarde of verkoopprijs minus de hypothecaire geldlening op het moment van levering van de woning minus (verkoop)kosten) worden door partijen bij helfte gedragen of gedeeld.
5.19.
Om het risico van executieproblemen zoveel mogelijk weg te nemen, zal de rechtbank bepalen dat dit vonnis zo nodig in de plaats zal treden van de rechtshandelingen die een partij moet verrichten uit hoofde van dit vonnis.
5.20.
De man vordert tot slot de vrouw te veroordelen in de nakosten van deze procedure. Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.

6..De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt partijen over te gaan tot de verdeling van de woning door toedeling en levering daarvan aan de man of anders aan een derde, volgens de instructies die staan in rechtsoverweging 5.12 tot en met 5.18,
6.2.
verklaart voor recht dat de inboedel van partijen wordt verdeeld conform de door de man opgestelde en door de vrouw akkoord bevonden inboedellijst,
6.3.
veroordeelt de vrouw tot het verlenen van haar medewerking aan de gezamenlijke bankrekening op naam stellen van de man, waarbij de helft van het positieve saldo dat op het moment van de op naam stelling op de bankrekening staat, aan beide partijen voor de helft toekomt en bij een negatief saldo door beide partijen bij helfte wordt gedragen,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Eerdhuijzen, op 21 juni 2023.
3727/2294