Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 10 november 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de akte inhoudende bezwaar tegen bewijsopdracht, tevens opgave getuigen van [gedaagde01] ;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 17 februari 2023;
- de akte bezwaar bewijsopdracht, tevens conclusie na enquête en akte uitlaten proceskosten van [gedaagde01] ;
- de antwoordconclusie na enquête, tevens antwoordakte van Waterpas.
2..De verdere beoordeling
- [gedaagde01] moet bewijzen dat hij toestemming van Waterpas had;
- [gedaagde01] het concurrentie- en relatiebeding heeft overtreden als hij dat bewijs niet levert;
- [gedaagde01] een boete van € 7.000,- moet betalen bij overtreding van het concurrentie- en relatiebeding;
- de boete niet wordt gematigd als [gedaagde01] de contractuele boete moet betalen.
zonder vooraf in goed onderling overleg en daarop volgend schriftelijke vaststelling* […] in enigerlei vorm werkzaam te zijn in of voor, of betrokken te zijn of (financieel) belang te hebben bij het ondernemen van activiteiten die (soort)gelijk, aanverwant én concurrerend zijn met die van de werkgever”. In de op een na laatste alinea van artikel 10 staat dat het de werknemer verboden is gedurende één jaar na het einde van de overeenkomst onder meer “
– direct of indirect – met klanten van de werkgever contacten te onderhouden”. Anders dan [gedaagde01] meent, moet een concurrentiebeding niet alleen worden uitgelegd aan de hand van een zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen, maar komt het in de gegeven omstandigheden aan op hetgeen partijen over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten [2] . De gemeente Hardinxveld-Giessendam was een relatie/opdrachtgever en dus klant van Waterpas, zoals [gedaagde01] ook erkent. Waterpas verwijt [gedaagde01] niet dat de gemeente Hardinxveld-Giessendam contact met hem heeft opgenomen, maar wel dat hij met haar in gesprek is gegaan en gebleven en een detacheringskandidaat aan haar heeft voorgesteld. Dit laatste is aan te merken als ‘contacten onderhouden’ met klanten van Waterpas en dit was verboden op grond van het concurrentie- en relatiebeding, zoals is overwogen in punt 3.4 van het tussenvonnis. Door een detacheringskandidaat aan de gemeente Hardinxveld-Giessendam voor te stellen, heeft [gedaagde01] in beginsel gehandeld in strijd met de op een na laatste alinea van het concurrentie- en relatiebeding, zoals ook is besproken tijdens de mondelinge behandeling van 7 oktober 2022. Dit is uiteraard anders als Waterpas [gedaagde01] toestemming heeft verleend om (ook) een detacheringskandidaat voor te stellen, zoals [gedaagde01] stelt. De toestemming waarnaar de kantonrechter verwijst in punt 3.4 van het tussenvonnis heeft dan ook geen betrekking op het overleg uit de eerste alinea van het concurrentie- en relatiebeding, maar op de toestemming die [gedaagde01] stelt te hebben gekregen van [naam04] om een kandidaat voor te stellen. De stelling van [gedaagde01] dat hij toestemming van [naam04] heeft gekregen, is een bevrijdend verweer. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast hiervan op [gedaagde01] . De kantonrechter blijft dan ook bij zijn oordeel dat [gedaagde01] moet bewijzen dat Waterpas, in de persoon van [naam04] , hem in november 2021 toestemming heeft gegeven om een detacheringskandidaat voor te stellen aan de gemeente Hardinxveld-Giessendam.
€ 7.000,- en dat deze boete dan niet wordt gematigd. Ook hiervoor geldt dat de argumenten van [gedaagde01] niet tot de conclusie leiden dat sprake is van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag voor het verwerpen van het beroep op matiging. Voor zover [gedaagde01] klaagt dat de motivering voor het verwerpen van het beroep op matiging (te) summier is, merkt de kantonrechter op dat de matigingsbevoegdheid terughoudend moet worden toegepast en dat de motivering van het oordeel dat gematigd wordt, aan hogere eisen moet voldoen dan de motivering van het oordeel dat de boete niet gematigd wordt [3] .