ECLI:NL:RBROT:2023:5432

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
10288024
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand, ontbinding en ontruiming in huurovereenkomst tussen verhuurder en huurder

In deze zaak heeft Mert Vastgoed B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens huurachterstand en heeft zij de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. De procedure begon met een dagvaarding op 11 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 mei 2023. Tijdens deze behandeling werd vastgesteld dat de huurachterstand op dat moment € 3.200,00 bedroeg, en dat [gedaagde01] sinds januari 2023 de lopende huur heeft betaald, zij het te laat. De kantonrechter heeft overwogen dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden, maar dat er onvoldoende aanleiding is om dit op dit moment toe te wijzen, gezien de omstandigheden van [gedaagde01]. De rechter heeft de vordering voorwaardelijk toegewezen, wat betekent dat als [gedaagde01] in de toekomst in gebreke blijft met de betaling van de huur, de huurovereenkomst alsnog kan worden ontbonden en de woning moet worden ontruimd. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.119,02, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10288024 CV EXPL 23-1901
datum uitspraak: 16 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Mert Vastgoed B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Van Beest, Knol & Vermeulen,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘Mert Vastgoed’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 januari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de e-mail van [gedaagde01] van 1 februari 2023;
  • de brief van 20 maart 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Mert Vastgoed van 17 mei 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van [gedaagde01] van 24 mei 2023.
1.2.
Op 25 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Mert Vastgoed aanwezig [naam01] (algemeen medewerker), bijgestaan door mr. M.P.A. Knol namens de gemachtigde. [gedaagde01] is in persoon verschenen.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1.
Tussen Mert Vastgoed als verhuurder en [gedaagde01] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres01] in [plaats01] .
2.2.
De huur bedraagt momenteel € 800,00 per maand en dient voor de eerste van de maand voldaan te worden.
2.3.
De gemachtigde van Mert Vastgoed heeft [gedaagde01] bij brief van 9 november 2022 aangemaand om binnen een termijn van 14 dagen vanaf de dag nadat de brief bij [gedaagde01] is bezorgd een totaalbedrag van € 2.405,13 aan haar te voldoen, bij gebreke waarvan [gedaagde01] eveneens een bedrag van € 360,00 aan incassokosten verschuldigd zal zijn.

3..Het geschil

3.1.
Mert Vastgoed vordert samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 4.374,47 met rente en de lopende huur vanaf 1 februari 2023;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt gevorderd, bestaat uit € 4.000,00 aan huur tot en met de maand januari 2023, rente van € 14,47 (berekend tot 11 januari 2023) en buitengerechtelijke kosten van € 360,00.
3.2.
Mert Vastgoed baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en de woning moet worden ontruimd.
3.3.
[gedaagde01] heeft de gevorderde huurachterstand erkend en heeft tevergeefs geprobeerd de hulp van zijn werkgever in te roepen bij het treffen van een betalingsregeling. [gedaagde01] heeft daarnaast nog andere schulden en heeft zich daarom bij de Kredietbank aangemeld.

4..De beoordeling

huurachterstand, rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 3.200,00 bedroeg, berekend tot en met de maand mei 2023. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Mert Vastgoed te betalen.
4.2.
Niet in geschil is dat [gedaagde01] de huur te laat heeft betaald. Hij moet daarom op grond van de wet rente betalen (artikel 6:119 BW). Mert Vastgoed heeft onbetwist gesteld dat deze rente € 14,47 bedraagt, berekend tot 11 januari 2023. De gevorderde rente wordt daarom toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
4.3.
Mert Vastgoed maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: ‘het Besluit’). De namens Mert Vastgoed aan [gedaagde01] gezonden aanmaning van 9 november 2022 - waarvan de ontvangst door [gedaagde01] niet is betwist - voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 360,00 wordt dan ook toegewezen.
ontbinding huurovereenkomst
4.4.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Daarom vraagt Mert Vastgoed de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.5.
Vaststaat dat de huurachterstand sinds dagvaarding is afgenomen, in die zin dat ten tijde van de mondelinge behandeling nog een achterstand bestond van € 3.200,00, hetgeen neer komt op een achterstand van vier maanden. Uit de door Mert Vastgoed in het geding gebrachte specificatie van de huurachterstand volgt daarnaast dat [gedaagde01] sinds januari 2023 maandelijks de lopende huur voldoet, zij het dat de huur niet voor de eerste van de maand bij vooruitbetaling wordt gedaan, maar aan het einde van de lopende maand. Ter zitting heeft [gedaagde01] toegezegd dat ook de huur over de maand mei 2023 achteraf vóór 1 juni 2023 aan Mert Vastgoed zal worden voldaan. Ervan uitgaande dat [gedaagde01] die toezegging zal nakomen - hetgeen gelet op het recente betalingsgedrag van [gedaagde01] in de lijn der verwachting ligt -, zal er in dat geval nog slechts sprake zijn van een huurachterstand van drie maanden, berekend tot en met de maand mei 2023.
4.6.
[gedaagde01] heeft bovendien ter zitting nader toegelicht dat hij in financiële problemen is geraakt, met onder meer als gevolg het ontstaan van de huidige huurachterstand, doordat hij in goed vertrouwen geld heeft geleend aan een familielid in verband met te maken kosten voor een uitvaart, maar dat dit familielid tot op heden heeft geweigerd [gedaagde01] terug te betalen. Gebleken is voorts dat [gedaagde01] inmiddels hulp heeft gezocht om deze financiële problemen op te lossen door zich aan te melden bij de Kredietbank voor schuldhulpverlening.
4.7.
Alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking genomen - waarbij met name het feit dat [gedaagde01] al sinds januari 2023 de lopende huur betaalt zwaar wordt meegewogen - is de kantonrechter van oordeel dat er onvoldoende aanleiding bestaat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning op dit moment toe te wijzen. Diezelfde omstandigheden leiden er evenwel toe dat dit deel van de vordering wél voorwaardelijk zal worden toegewezen, voor het geval [gedaagde01] in gebreke blijft met correcte betaling van de lopende huur. Dat wil zeggen dat, uitsluitend indien [gedaagde01] met tijdige en volledige betaling van de lopende huur vanaf 1 juni 2023 in verzuim is, de huurovereenkomst op dat moment alsnog ontbonden wordt en [gedaagde01] de woning moet ontruimen, waarbij de ontruimingstermijn in redelijkheid zal worden bepaald op 14 dagen na de betekening van dit vonnis. Ook is [gedaagde01] in dat geval de huurbedragen van € 800,00 per maand waarop Mert Vastgoed recht had bij nakoming van de huurovereenkomst met ingang van de maand juni 2023 tot de dag van ontbinding van de huurovereenkomst, en daarna aan gebruiksvergoeding tot en met de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden, verschuldigd.
proceskosten
4.8.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Mert Vastgoed tot vandaag vast op € 104,02 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 528,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 264,00). Dit is totaal € 1.119,02. Voor kosten die Mert Vastgoed maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00 (1/2 punt x € 264,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, met inachtneming van hetgeen hiervoor bij r.o. 4.7 is overwogen, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Mert Vastgoed te betalen € 3.200,00 aan huurachterstand tot en met de maand mei 2023, € 14,47 aan wettelijke rente tot 11 januari 2023 en € 360,00 aan buitengerechtelijke kosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief rente en kosten, telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan, vanaf 11 januari 2023 tot de dag van volledige betaling;
en bovendien, maar alléén voor het geval [gedaagde01] in gebreke blijft met tijdige en volledige betaling van de lopende huur vanaf 1 juni 2023:
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met ingang van de dag nadat [gedaagde01] met tijdige en volledige betaling van de lopende huur in verzuim is en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] in [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Mert Vastgoed te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Mert Vastgoed te betalen € 800,00 met ingang van de maand juni 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
in alle gevallen:
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Mert Vastgoed tot vandaag worden vastgesteld op € 1.119,02;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.