2.2Op 7 februari 2017 heeft verweerder het Aanwijzingsbesluit Digitaal Opkopers Register van 6 februari 2017 (Aanwijzingsbesluit) bekend gemaakt. Op grond daarvan is vanaf 8 februari 2017 registratie in het DOR verplicht en is het voor handelaren in goederen niet langer toegestaan om voor het inkoopregister als bedoeld in artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en het Uitvoeringsbesluit, en het verkoopregister als bedoeld in artikel 2:67, eerste lid, van de APV een papieren registratie bij te houden.
3. Eiseres heeft bij brief van 23 november 2018 verweerder verzocht om haar ontheffing te verlenen van de verplichting om de inkoop en verkoop van goederen te registreren in het DOR.
4. Bij brief van 8 januari 2019 heeft verweerder eiseres bericht dat hij niet bevoegd is om ontheffing te verlenen van de verplichting om de inkoop van goederen te registreren, nu deze verplichting is neergelegd in artikel 437 Sr. Daarbij heeft verweerder vermeld dat hij het DOR heeft aangewezen als verplicht type inkoopregister voor bedrijven in de gemeente Rotterdam en dat hij hiervan geen ontheffing kan verlenen. Ten aanzien van registratie van de verkoop heeft verweerder bericht te overwegen om voor een deel van de goederen die in de metaalbranche omgaan een tijdelijke vrijstelling te verlenen.
5. Bij het Vrijstellingsbesluit heeft verweerder vrijstelling verleend van de in artikel 2:67, eerste lid, van de APV opgenomen verplichting aantekening te houden van alle goederen die worden verkocht of op andere wijze worden overgedragen, met uitzondering van de in artikel 2 van het Vrijstellingsbesluit opgenomen (diefstalgevoelige) goederen.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het Vrijstellingsbesluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat op 8 januari 2019 reeds is beslist dat hem geen bevoegdheid toekomt om vrijstelling te verlenen van de verplichting tot het registreren van verworven goederen, zodat dit in rechte vaststaat, en dat de rechtmatigheid en evenredigheid van de aanwijzing van het DOR als inkoopregister formele rechtskracht heeft. Wat betreft de registratie van de verkoop stelt verweerder zich op het standpunt dat gelet op het doel van het registreren van goederen, namelijk het bestrijden van heling, bepaalde diefstalgevoelige goederen die in de metaalbranche omgaan niet vrijgesteld kunnen worden van registratie. Volgens verweerder is alleen een inkoopregistratie niet voldoende om heling een halt toe te roepen en dient een verkoopregistratie ervoor goederen te kunnen traceren. Verkoopregistratie in het DOR acht verweerder niet onevenredig, omdat niet valt in te zien dat niet geregistreerd kan worden uit welke goederen de bulkpartij bestaat en van wie deze afkomstig zijn, wanneer deze goederen zijn verwerkt tot bulk en wanneer en aan wie de bulk wordt verkocht. Daarbij wijst verweerder erop dat voor het registreren van bulkgoederen gebruik kan worden gemaakt van foto’s. Dat het registreren van al deze aspecten een zware administratieve last is, maakt volgens verweerder niet dat hij het Vrijstellingsbesluit niet heeft kunnen nemen omwille van de bestrijding van heling. Ook de omstandigheid dat ingekochte goederen tot bulk worden gemaakt en daarmee niet meer individueel zijn te herkennen, laat volgens verweerder onverlet dat verkoopregistratie een waardevolle bijdrage kan leveren aan het in beeld krijgen van de keten van de handel in gestolen goederen.