In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Intrum Nederland B.V. en een gedaagde, die zelf procedeert. Intrum vordert betaling van € 2.516,13 aan voorschotnota’s en eindfacturen, die voortvloeien uit een energieovereenkomst die de gedaagde heeft gesloten met de rechtsvoorganger van Intrum. De gedaagde heeft erkend dat hij deze bedragen verschuldigd is, maar verzoekt om een betalingsregeling van € 150,00 per maand. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of aan de precontractuele informatieverplichtingen is voldaan, zoals vereist door de wet. De rechtbank concludeert dat Intrum niet heeft aangetoond dat de essentiële informatieverplichtingen zijn nageleefd, wat leidt tot een gedeeltelijke vernietiging van de betalingsverplichting van de gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er meer dan drie voldoende ernstige schendingen zijn van de informatieverplichtingen, wat resulteert in een vermindering van de betalingsverplichting met 50%. Dit betekent dat de gedaagde € 1.253,53 aan hoofdsom moet betalen, naast buitengerechtelijke kosten van € 188,03. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Intrum toegewezen, die in totaal € 809,84 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.