ECLI:NL:RBROT:2023:4644

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
9923008 CV EXPL 22-17606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid voormalig vennoot VOF voor schulden uit leaseovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen ABN AMRO Asset Based Finance B.V. en [gedaagde01], die als voormalig vennoot van de vennootschap onder firma Troishost International VOF wordt aangesproken voor schulden die zijn ontstaan uit leaseovereenkomsten. De procedure betreft zowel een hoofdzaak als een vrijwaringszaak. In de hoofdzaak vordert ABN AMRO een verklaring voor recht dat de leaseovereenkomsten zijn ontbonden en dat [gedaagde01] hoofdelijk aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schulden. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde01] als vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de verbintenissen van de vennootschap, ook al is hij inmiddels uitgetreden. De rechter wijst de vorderingen van ABN AMRO toe, inclusief de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten. In de vrijwaringszaak wordt [eiser 01] niet ontvankelijk verklaard, omdat de curator niet in het geding is verschenen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vennoten in een VOF en de geldigheid van contracten die door een vennoot zijn ondertekend, ongeacht interne afspraken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummers: 9923008 CV EXPL 22-17606 (hoofdzaak) en
10218331 CV EXPL 22-36402 (vrijwaringszaak)
datum uitspraak: 2 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de (hoofd)zaak van
ABN AMRO Asset Based Finance B.V.,
gevestigd in Utrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
gemachtigde: mw. [naam01] te [plaats01] (gemeente [gemeente01] ),
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. P.H. de Bruin, advocaat te Bleiswijk,
enin de (vrijwarings)zaak van
[eiser 01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser in vrijwaring,
gemachtigde: P.H. de Bruin, advocaat te Bleiswijk,
tegen
mr. P. Beerda q.q.in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[naam02],
kantoorhoudende te [plaats02] ,
gedaagde in vrijwaring,
niet verschenen.
Partijen worden hierna ‘ABN AMRO’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘Beerda qq’ genoemd.

1.De procedure in de hoofdzaak

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken in de hoofdzaak:
  • de dagvaarding van 31 mei 2022, met bijlagen;
  • het antwoord van 12 september 2022, met bijlage;
  • de repliek van 1 maart 2023, met bijlagen;
  • de dupliek van 26 april 2023, met bijlagen.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

In de vrijwaringszaak bestaat het dossier uit de dagvaarding van 23 november 2022, met bijlagen.

3.De feiten

3.1.
De vennootschap onder firma Troishost International VOF (hierna: Troishost) heeft in december 2020 vier (financial) leaseovereenkomsten gesloten met LFH Lease B.V. (hierna: LFH). De leaseovereenkomsten zijn getekend op 3 en 7 december 2020. De leaseovereenkomsten zijn namens Troishost ondertekend door de heer [naam02] , een van de vennoten. Op het moment van ondertekenen was ook [gedaagde01] vennoot van Troishost. [gedaagde01] is op 9 januari 2020 bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als vennoot van Troishost. Met ingang van 1 januari 2021 heeft [gedaagde01] zich weer laten uitschrijven als vennoot.
3.2.
Troishost is op 18 mei 2021 failliet verklaard. Ook [naam02] is (persoonlijk) failliet verklaard, waarbij mr. Beerda als curator is benoemd. Troishost heeft een achterstand laten ontstaan in de betalingen die zij aan LFH moest doen uit hoofde van de leaseovereenkomsten. Op 16 augustus 2021 heeft LFH de leaseovereenkomsten ontbonden. De objecten waarvoor de overeenkomsten waren afgesloten zijn ingenomen en verkocht op 17 september 2021. De opbrengst is verrekend met de achterstallige termijnen en verschuldigde kosten.
3.3.
ABN heeft – nadat zij volgens haar stelling de leaseovereenkomsten heeft overgenomen van LFH – [gedaagde01] aangesproken om de achterstallige termijnen uit de leaseovereenkomsten te betalen. [gedaagde01] is niet tot betaling overgegaan.

4.Het geschil

In de hoofdzaak
4.1.
ABN AMRO vordert, samengevat:
te verklaren voor recht dat de financial leaseovereenkomsten zijn ontbonden;
[gedaagde01] te veroordelen om € 92.363,81 te betalen, met rente;
[gedaagde01] te veroordelen om € 12.046,12 aan buitengerechtelijke kosten te betalen;
[gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
ABN AMRO baseert de vordering op het volgende. [gedaagde01] was op het moment van het aangaan van de leaseovereenkomsten vennoot van Troishost. Hij is daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van die overeenkomsten. Omdat noch Troishost, noch [gedaagde01] (tijdig) tot betaling is overgegaan en Troishost failliet is verklaard, zijn de overeenkomsten ontbonden. [gedaagde01] is in verzuim en moet daarom ook rente en buitengerechtelijke kosten betalen. De hoogte daarvan volgt uit de Algemene Voorwaarden Financial Lease (2017-01-FL) die op de overeenkomsten van toepassing zijn verklaard.
4.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de vordering en voert het volgende aan:
omdat een oprichtingsakte ontbreekt, is geen sprake van een geldige VOF;
[gedaagde01] kan niet worden aangemerkt als vennoot;
de leaseovereenkomsten zijn nietig, omdat LFH haar zorgplicht heeft geschonden;
er is geen sprake van een geldige contractsovername door ABN.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
In de vrijwaring
4.5.
[eiser 01] vordert, samengevat, om Beerda qq te veroordelen om aan hem te betalen al datgene waartoe hij in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.6.
Beerda qq is niet verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd. Tegen hem is vervolgens verstek verleend.

5.De beoordeling

In de hoofdzaak
5.1.
De kantonrechter zal de vorderingen van ABN AMRO toewijzen. Hieronder zal de kantonrechter ingaan op de verweren van [gedaagde01] en uitleggen waarom die verweren doel missen.
Bestaan VOF en gezamenlijk doel
5.2.
ABN AMRO heeft er terecht op gewezen dat artikel 22 van het Wetboek van Koophandel (WvK) bepaalt dat het ontbreken van een akte van oprichting van een VOF niet aan derden kan worden tegengeworpen. Dit betekent dat zelfs als het zo zou zijn dat er geen geldige oprichtingsakte is, ABN AMRO nog steeds de VOF en haar vennoten kan aanspreken uit hoofde van overeenkomsten die de VOF is aangegaan.
5.3.
Het ontbreken van een gezamenlijk doel om voordeel uit de vennootschap te halen, kan door [gedaagde01] ook niet aan ABN AMRO worden tegengeworpen. Eventuele afspraken die [gedaagde01] hierover met [naam02] heeft gemaakt, zijn een interne zaak en maken de vennootschap niet ongeldig of niet-bestaand.
[gedaagde01] is vennoot
5.4.
[gedaagde01] heeft erkend dat hij zich bij de Kamer van Koophandel heeft laten registreren als vennoot van Troishost. Dat [gedaagde01] feitelijk niet bij het reilen en zeilen van de VOF werd betrokken door [naam02] en dat dit ook zo is afgesproken, is (zoals hiervoor al overwogen) een omstandigheid die ABN AMRO niet aangaat. [gedaagde01] is en blijft met de inschrijving in het Handelsregister vennoot over de periode van 9 januari 2020 tot 1 januari 2021.
5.5.
Of [naam02] op enig moment en/of in enige overeenkomst de handtekening van [gedaagde01] heeft vervalst, is niet relevant voor het antwoord op de vraag of [gedaagde01] vennoot is geweest van Troishost.
Overeenkomsten zijn geldig
5.6.
De overeenkomsten waar het in deze procedure om gaat, zijn alleen door [naam02] ondertekend. [naam02] was, als een van de vennoten, ook bevoegd om deze overeenkomsten te tekenen (artikel 17 lid 1 WvK). [gedaagde01] hoefde deze overeenkomsten niet mede te ondertekenen. [gedaagde01] heeft opgemerkt dat het aangaan van deze overeenkomsten door [naam02] niet bij de bedrijfsvoering van Troishost zou passen. Gelet op het door ABN AMRO overgelegde uittreksel, waarin het ‘leggen van elektriciteits- en telecommunicatiekabels’ als een van de activiteiten is opgenomen, is het aangaan van financial leaseovereenkomsten voor de aanschaf van een compressor en glasvezelinblaasapparaten een activiteit die wel degelijk bij de bedrijfsvoering past. Het – impliciete – beroep van [gedaagde01] op de onbevoegdheid van [naam02] gaat daarom niet op.
5.7.
Nu hiervoor is geoordeeld dat [gedaagde01] wel degelijk vennoot is geweest van Troishost, treft zijn verweer dat LFH bij voldoende onderzoek naar de eigendoms- en zeggenschapstructuur had moeten vaststellen dat hij geen vennoot was, geen doel. Los van de vraag of het schenden van enige zorgplicht leidt tot nietigheid van de leaseovereenkomsten, heeft hier te gelden dat LFH de overeenkomsten met Troishost kon en mocht aangaan. De overeenkomsten zijn geldig en moeten worden nagekomen.
Contractsovername is geldig
5.8.
De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een geldige contractsovername door ABN AMRO van de leaseovereenkomsten. Bij repliek heeft ABN AMRO de aktes overgelegd waaruit de contractsovername blijkt. Die aktes heeft [gedaagde01] verder niet betwist. Voldoende duidelijk is dat deze aktes betrekking hebben op de leaseovereenkomsten, die onderwerp vormen van de onderhavige procedure. Aan de voorwaarde van een akte is daarmee voldaan.
5.9.
Ook aan de voorwaarde van medewerking door Troishost (en daarmee [gedaagde01] als vennoot) is voldaan. De medewerking aan een contractsovername is vormvrij. Deze mag daarom in beginsel vooraf in algemene voorwaarden worden vastgelegd, zoals hier is gebeurd. [gedaagde01] beroept zich erop dat deze voorwaarde, opgenomen in artikel 18, onredelijk bezwarend zou zijn. [gedaagde01] laat echter na om uit te leggen waarom dat in dit geval zo zou zijn. Hij beroept zich op artikel 6:236 BW, waarin een beding als dit als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt. Deze zogenoemde ‘zwarte lijst’ is echter enkel van toepassing op consumenten. [gedaagde01] beroept zich weliswaar op reflexwerking, maar laat na om (deugdelijk) te onderbouwen waarom Troishost (als wederpartij van destijds LFH) in dit geval gelijkgesteld zou moeten worden met een consument. Gelet op het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing kan de kantonrechter niet tot het oordeel komen dat hier sprake is van een onredelijk bezwarend beding. Daarmee komt ook niet vast te staan dat [gedaagde01] , namens Troishost, dit beding met succes kan vernietigen. De kantonrechter oordeelt dan ook dat door het accepteren van de algemene voorwaarden die op de leaseovereenkomsten van toepassing zijn Troishost vooraf, rechtsgeldig, medewerking heeft verleend aan de contractsovername. ABN AMRO kan [gedaagde01] daarom aanspreken uit hoofde van de leaseovereenkomsten die destijds met LFH Lease B.V. zijn aangegaan.
Tussenconclusie: hoofdsom toewijsbaar, [gedaagde01] hoofdelijk aansprakelijk5.10. Omdat Troishost haar verplichtingen uit de leaseovereenkomsten niet nakwam, zijn deze overeenkomsten terecht ontbonden. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
5.11.
In artikel 18 WvK is bepaald dat elk van de vennoten hoofdelijk aansprakelijk is voor de verbintenissen van de vennootschap onder firma. Uitgetreden vennoten blijven aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap die al bestonden op het moment van de overdracht van de vennootschap en ook voor de schulden die weliswaar na de overdracht zijn ontstaan maar die voortvloeien uit mede namens de uitgetreden vennoten aangegane verbintenissen. In dit geval gaat het om een schuld die voortvloeit uit leaseovereenkomsten die zijn aangegaan in de periode dat [gedaagde01] vennoot was van Troishost. Daarom is [gedaagde01] , hoewel de kantonrechter wel wil aannemen dat dit niet zijn bedoeling is geweest, nog steeds verantwoordelijk voor de betalingsachterstanden die zijn ontstaan en kan ABN AMRO die (ook) op hem verhalen. Dit staat los van de onderlinge afspraken die [gedaagde01] met [naam02] heeft gemaakt.
5.12.
Gelet op het voorgaande moet [gedaagde01] de hoofdsom van € 80.307,50, die [gedaagde01] cijfermatig onweersproken heeft gelaten, aan ABN AMRO betalen.
Rente en buitengerechtelijke kosten
5.13.
De door ABN AMRO gevorderde contractuele rente en buitengerechtelijke kosten zijn door [gedaagde01] evenmin weersproken en die onderdelen van de vordering zijn als op de wet gebaseerd eveneens toewijsbaar.
Proceskosten
5.14.
[gedaagde01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van ABN AMRO tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 1.384,- aan griffierecht en € 1.852,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 926,- tarief). Dit is totaal € 3.343,22. Voor kosten die ABN AMRO maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.15.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De belangen en omstandigheden die [gedaagde01] in randnummer 65 bij dupliek stelt wegen naar het oordeel van de kantonrechter in het licht van alle relevante omstandigheden van deze zaak niet zwaar genoeg om af te wijken van de hoofdregel dat een vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard,
In de vrijwaring
5.16.
Vast staat dat [naam02] in staat van faillissement verkeert. Ingevolge artikel 26 Faillissementswet (Fw) kunnen rechtsvorderingen die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, alleen ter verificatie worden aangemeld. Een rechtsvordering die tegen de curator wordt ingesteld, is niet ontvankelijk. De kantonrechter moet artikel 26 Fw ambtshalve toepassen. Dit betekent dat ondanks het feit dat Beerda qq niet in het geding is verschenen en geen verweer heeft gevoerd, [eiser 01] niet ontvankelijk zal worden verklaard in de vrijwaringsprocedure.
5.17.
[eiser 01] wordt veroordeeld in de kosten van de vrijwaringsprocedure, die aan de kant van Beerda qq worden vastgesteld op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
In de hoofdzaak
6.1.
verklaart voor recht dat de leaseovereenkomsten met de nummers [nummer01] , [nummer02] , [nummer03] en [nummer04] zijn ontbonden;
6.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan ABN AMRO te betalen € 104.409,93, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand over een bedrag van € 80.307,50 met ingang van 11 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van ABN AMRO tot vandaag worden vastgesteld op € 3.343,22 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van de verklaring voor recht, tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst al het andere af;
In de vrijwaringszaak
6.6.
verklaart [eiser 01] niet ontvankelijk in zijn vorderingen;
6.7.
veroordeelt [eiser 01] in de proceskosten die aan de kant van Beerda qq tot vandaag worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
51909