ECLI:NL:RBROT:2023:4544

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
10470648
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming van bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen, waarbij de eiser, aangeduid als [eisende partij], een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, aangeduid als [gedaagde], vanwege een huurachterstand van acht maanden. De eiser heeft de gedaagde verzocht om de bedrijfsruimte, die sinds 1 januari 2017 werd verhuurd, binnen veertien dagen te ontruimen. De huurachterstand bedraagt € 21.184,32, inclusief verbeurde boetes en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde heeft de huurachterstand erkend, maar heeft aangevoerd dat hij door de coronapandemie in financiële problemen is gekomen en heeft verzocht om een regeling om de achterstand in termijnen te voldoen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2023 is gebleken dat de gedaagde in de maanden april en mei 2023 wel huur heeft betaald, maar dat de totale achterstand ongewijzigd is gebleven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet tijdig heeft betaald en dat er geen reden is om de huurovereenkomst aan te passen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde gehouden blijft om de huur tijdig en volledig te voldoen. Gezien de ernst van de huurachterstand heeft de kantonrechter de vordering tot ontruiming toegewezen, maar de ontruimingstermijn op één maand gesteld, rekening houdend met de omstandigheden van de gedaagde.

De kantonrechter heeft het verstekvonnis van 24 maart 2023 vernietigd en de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft de gedaagde niet veroordeeld in de ontruimingskosten, omdat deze vordering te onbepaald was. De beslissing van de kantonrechter is een belangrijke uitspraak in het kader van huurrecht en de gevolgen van wanbetaling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10470648 VV EXPL 23-194
datum uitspraak: 31 mei 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

woonplaats: [woonplaats 1] en
2. [eiser 2] ,
woonplaats: [woonplaats 2] ,
oorspronkelijk eisers, gedaagden in verzet,
gemachtigde: mr. O. Albayrak,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam 1] ,
woonplaats: [woonplaats 3] ,
oorspronkelijk gedaagde, eiser in verzet,
gemachtigde: mr. G. Sarier.
De partijen worden hierna ‘ [eisende partij]’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 maart 2023, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 24 maart 2023 met zaaknummer 10350510 VV EXPL 23-86;
  • de verzetdagvaarding van 2 mei 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 17 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [gedaagde] in persoon en zijn gemachtigde. Namens [eisende partij] de gemachtigde.

2..De vaststaande feiten

2.1
[eisende partij] verhuurt sinds 1 januari 2017 aan [gedaagde] de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedroeg
€ 2.215,25 en vanaf 1 januari 2023 € 3.000,- per maand.
2.2
[gedaagde] dreef in het gehuurde een eenmanszaak onder de handelsnamen [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de handel en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s alsmede de in- en verkoop van auto’s en het uitvoeren van APK-keuringen. [gedaagde] heeft 2 werknemers in dienst.
2.3
Op grond van de huurovereenkomst dienen de huurtermijnen bij vooruitbetaling te zijn voldaan vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betalingen betrekking hebben.
2.4
[eisende partij] heeft [gedaagde] meerdere malen gewezen op zijn betalingsverplichting en in januari 2023 een laatste aanmaning verzonden met het verzoek om tot betaling van de huurachterstand over te gaan. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
2.5
De gemachtigde van [eisende partij] heeft bij brief van 20 januari 2023 gesommeerd om uiterlijk 27 januari 2023 de huurachterstand, vermeerderd met de verbeurde boetes en buitengerechtelijke kosten te voldoen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.

3..Het geschil

3.1
[eisende partij] eist samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
  • om de bedrijfsruimte aan de [adres] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen;
  • in de kosten van de ontruiming, als hij niet vrijwillig het gehuurde ontruimt;
  • aan [eisende partij] te betalen:
 de huurachterstand van € 17.076,25 berekend tot en met februari 2023, met handelsrente;
 de toekomstige termijnen van € 3.000,- per maand vanaf maart 2023 tot de ontruimingsdatum;
 de contractueel verbeurde boetes van € 3.900,-, berekend tot en met februari 2023;
 de buitengerechtelijke kosten van € 1.108,07;
- in de proceskosten, met rente.
3.2
[eisende partij] baseert de eis op het volgende. Vanaf juni 2022 is een huurachterstand ontstaan, deze bedraagt thans zeven maanden (€ 17.076,25). Als [gedaagde] wel huur betaalt, betaalt hij de huur structureel te laat. Van de afgelopen veertien maanden heeft [gedaagde] slechts één keer op tijd de huur betaald. Na het verstekvonnis heeft [gedaagde] wel de maanden april en mei 2023 betaald, zodat het totaalsaldo hetzelfde bedrag is zoals in het verstekvonnis staat.
3.3
Op grond van de toepasselijke algemene bepalingen is [gedaagde] vanwege de wanbetaling een contractuele boete van € 300,- per maand aan [eisende partij] verschuldigd. In totaal bedraagt de verbeurde boete € 3.900,-. Ondanks meerdere aanmaningen en sommaties, betaalt [gedaagde] de huur nog steeds niet (op tijd).
3.4
Op grond van artikel 6:96 BW komen de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.108,07 voor rekening van [gedaagde] .
3.5
[eisende partij] heeft een spoedeisend belang. Vanwege de enorme betalingsachterstand moet [gedaagde] op korte termijn het gebruik van het gehuurde worden ontzegd.
3.6
In het genoemde verstekvonnis is de eis grotendeels toegewezen.
3.7
[gedaagde] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voert het volgende aan.
Tot juni 2022 heeft [gedaagde] nooit noemenswaardige problemen met [eisende partij] gehad over de lopende huurovereenkomst danwel de huurbetalingen.
3.8
De coronapandemie heeft ook de onderneming van [gedaagde] hard geraakt met als gevolg dat de gevolgen daarvan in 2022 steeds zichtbaarder werden en de nodige problemen met zich meebrachten, niet alleen financieel maar ook persoonlijke problemen. [gedaagde] kon vanaf juni 2022 de maandelijkse huur niet meer (tijdig) betalen. [eisende partij] had aanvankelijk alle begrip voor de situatie en heeft [gedaagde] ruimte en tijd gegeven om orde op zaken te kunnen stellen. Dat liep echter minder vlot dan [gedaagde] voor ogen had.
3.9
Inmiddels heeft [gedaagde] de nodige hulp en steun weten te vinden om de situatie om te buigen en heeft hij [eisende partij] ook concrete voorstellen gedaan om de huurachterstand in termijnen te voldoen en in te lopen. Intussen heeft [gedaagde] de huur over april en mei 2023 ook betaald. Ontruiming is een ingrijpende maatregel, die in de praktijk vaak een definitief karakter zal hebben, zeker waar het een ontruiming van een bedrijfsruimte gaat. Het gaat om een autogaragebedrijf die niet op eenvoudige wijze verplaatst of verhuisd kan worden. [gedaagde] stelt dat zijn huurbelang zwaarder weegt dan het belang van [eisende partij] tot een ontruiming.
3.1
Voor wat betreft de verbeurde boetes stelt [gedaagde] dat [eisende partij] geen (afzonderlijk) spoedeisende belang heeft gesteld en dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding terughoudendheid geboden is. Ook stelt [gedaagde] dat [eisende partij] niet eerder aanspraak heeft gemaakt op een boete en doet hij nadrukkelijk een beroep op de redelijkheid en billijkheid en de matigingsbevoegdheid van de kantonrechter in verband met de door hem aangevoerde omstandigheden en zijn financiële omstandigheden. [gedaagde] betwist ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
3.11
Mocht de ontruiming wel worden toegewezen, dan verzoekt [gedaagde] de ontruimingstermijn te stellen op een termijn van een maand, zodat [gedaagde] voldoende tijd en ruimte heeft om het gehuurde te ontruimen.

4..De beoordeling

ontvankelijkheid

4.1
[gedaagde] is tijdig in verzet gekomen en is in zoverre ontvankelijk in zijn verzetvordering.
toetsingskader
4.2
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eisende partij] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
spoedeisend belang
4.3
Voldoende is gebleken dat [eisende partij] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
ontruiming
4.4
[eisende partij] vordert ontruiming van het gehuurde en baseert dit op de stelling dat sprake is van een huurachterstand van 8 maanden.
4.5
[gedaagde] heeft de huurachterstand van 8 maanden niet betwist, maar aangevoerd dat hij vanwege de coronapandemie hard is geraakt en dat de gevolgen in 2022 merkbaar werden en hij in financiële en persoonlijke problemen is gekomen. [gedaagde] wil graag een regeling met [eisende partij] treffen, maar hij krijgt daarvoor geen ruimte.
4.6
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat [gedaagde] tijdens de coronaperiode geen huurkorting bij [eisende partij] heeft gevraagd en dat hij ook geen financiële steun van de overheid heeft aangevraagd of gekregen. Nu er door [gedaagde] geen beroep is gedaan op de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1974) kan de kantonrechter niet oordelen of er sprake is van een onvoorziene omstandigheid die rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt aangepast aan de gewijzigde omstandigheden door de huurprijs te verminderen. Dit betekent dat [gedaagde] gehouden blijft de huur tijdig en volledig te voldoen.
4.7
De kantonrechter acht het aannemelijk dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure onder deze omstandigheden zal worden ontbonden. Een huurachterstand van acht maanden is namelijk een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De gevorderde ontruiming zal worden toegewezen.
4.8
Gelet op de omstandigheden van [gedaagde] zal de kantonrechter de ontruimingstermijn op één maand stellen.
4.9
Voor zover [eisende partij] een machtiging vordert om de deurwaarder de ontruiming te laten uitvoeren met behulp van politie, wordt die machtiging afgewezen. Op grond van de wet (artikel 556 lid 1 en 557 Rv) komt de deurwaarder de bevoegdheid tot een gedwongen ontruiming al toe. De deurwaarder kan, zonder rechterlijke tussenkomst, daarbij de hulp van de politie inroepen (artikel 444 Rv).
4.1
[gedaagde] wordt niet veroordeeld in de ontruimingskosten, omdat die vordering te onbepaald is. Het is op dit moment niet duidelijk of de kosten gemaakt moeten worden, waaruit de kosten precies bestaan en hoe hoog de kosten zullen zijn.
huurachterstand
4.11
Op de mondelinge behandeling van 17 mei 2023 is door de gemachtigde van [eisende partij] gesteld dat de maanden april en mei 2023 inmiddels zijn betaald en dat het saldo van de huurachterstand ten opzichte van hetgeen in het verstekvonnis is toegewezen, ongewijzigd is gebleven. [gedaagde] heeft dit niet weersproken en ook niet verder aangetoond dat hij in de tussentijd meer heeft betaald. Van een concreet betalingsvoorstel om de achterstand in te lopen is evenmin gebleken. De huurachterstand van € 20.076,25 berekend tot en met maart 2023 zal daarom ook worden toegewezen.
boete
4.12
Aangezien [gedaagde] de maandelijks huur niet tijdig heeft betaald, kan [eisende partij] op grond van artikel 25.3 van de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Winkelruimte aanspraak maken op de boete. Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is. Door [eisende partij] is onvoldoende gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij dit onderdeel van de vordering. De kantonrechter zal daarom op grond van het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA5519) de gevorderde boete vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang afwijzen.
buitengerechtelijke kosten
4.13
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
verstekvonnis
4.14
Gelet op het bovenstaande kan het verstekvonnis niet in stand blijven. De kantonrechter zal daarom het verstekvonnis van 24 maart 2023 vernietigen en opnieuw recht doen.
proceskosten
4.15
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eisende partij] tot vandaag vast op € 128,30 aan dagvaardingskosten, € 693,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 1.350,3‬0. Voor kosten die [eisende partij] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.16
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1
vernietigt het op 24 maart 2023 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 10350510 VV EXPL 23-86;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eisende partij] te stellen;
5.3
veroordeelt [gedaagde] aan [eisende partij] te betalen € 21.184,32‬‬ aan huurachterstand berekend tot en met maart 2023 en buitengerechtelijke kosten;
5.4
veroordeelt [gedaagde] aan [eisende partij] te betalen € 3.000,- per maand met ingang van de maand juni 2023 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt;
5.5
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten die aan de kant van [eisende partij] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.350,3‬0 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
821