In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben partijen, een vrouw en een man, een kort geding aangespannen met vorderingen op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) inzake inzage en afgifte van bescheiden. De vrouw vorderde dat de man bepaalde documenten zou overleggen die zij nodig had voor de echtscheidingsprocedure die aanhangig was. De man verweerde zich door te stellen dat de vrouw al over veel van de gevraagde stukken beschikte en dat de vordering niet spoedeisend was. De rechtbank heeft de vorderingen van beide partijen afgewezen, omdat de gevraagde stukken of al aan elkaar waren overgelegd of niet voorhanden waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang had bij haar vordering, aangezien de mondelinge behandeling van de echtscheidingsprocedure pas op 24 maart 2023 zou plaatsvinden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw al toegang had tot de gezamenlijke rekeningen en dat de man niet verplicht was om bepaalde documenten te overleggen, omdat de vrouw deze al had of omdat de man niet over de gevraagde documenten beschikte. Uiteindelijk heeft de rechtbank de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.