ECLI:NL:GHDHA:2023:2297

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
200.324.808/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vorderingen tot inzage van bescheiden in het kader van echtscheidingsprocedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin haar vorderingen tot inzage van bescheiden zijn afgewezen. De vrouw en de man zijn in 2013 met elkaar gehuwd en hebben drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft op 19 mei 2023 de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de kinderen en het huurrecht. De vrouw is in hoger beroep gekomen van deze beschikking, ook voor wat betreft de echtscheiding. In het kort geding vorderde de vrouw inzage in bepaalde bescheiden, maar het hof oordeelt dat partijen onvoldoende spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Het hof heeft de processtukken en het verloop van de procedure in hoger beroep bekeken, waaronder de dagvaarding en de memorie van grieven. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023 hebben de advocaten de zaak toegelicht. Het hof concludeert dat de vorderingen van beide partijen niet slagen en bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team familie
Zaaknummer hof : 200.324.808/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/648408 / KG ZA 22-994
Arrest in kort geding van 28 november 2023
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.J.A. van der Burg, kantoorhoudend in Ridderkerk.
Het hof zal partijen hierna noemen de vrouw en de man.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over een vordering van de vrouw en een vordering van de man als bedoeld in artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in kort geding.
1.2
Naar het oordeel van het hof hebben partijen hun spoedeisend belang onvoldoende onderbouwd.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 februari 2023, waarmee de vrouw in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2023 (hierna: het bestreden vonnis);
  • de memorie van grieven van de vrouw, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van de man tevens houdende incidenteel hoger beroep, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van de vrouw;
  • de akte van 16 oktober 2023 van de man met bijlagen;
  • de akte van 23 oktober 2023 van de vrouw met bijlagen.
2.2
Op 26 oktober 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2013 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn drie minderjarige kinderen geboren.
3.2
Bij beschikking van 19 mei 2023 van de rechtbank Rotterdam is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Verder zijn, uitvoerbaar bij voorraad, nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de kinderen (zorgregeling en kinderalimentatie) en het huurrecht. De behandeling ten aanzien van de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime en het verzoek tot verstrekken van gegevens in dat kader is aangehouden. De vrouw is bij dit hof in hoger beroep gekomen van deze beschikking, ook voor wat betreft de echtscheiding.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
De vrouw heeft de man vrouw gedagvaard en gevorderd, samengevat, de man te veroordelen om over te gaan tot afgifte aan de advocaat van de vrouw van de in het lichaam van de dagvaarding aangeduide bescheiden, in het bijzonder de bescheiden omschreven in sub 3.2 van deze dagvaarding, dan wel kopieën daarvan, dit alles binnen vijf dagen na betekening van het bestreden vonnis, zulks op straffe van een dwangsom. Kosten rechtens.
4.2
De man heeft verweer gevoerd en gevorderd de vrouw te veroordelen in alle kosten van deze procedure. In reconventie heeft hij voorwaardelijk gevorderd de vrouw te veroordelen om de stukken zoals genoemd in de dagvaarding binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de man te doen toekomen, op straffe van een dwangsom.
4.3
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen en de proceskosten aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
De vrouw is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het bestreden vonnis. Zij heeft haar eis gewijzigd en gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en de vorderingen van de vrouw, zoals gewijzigd en vermeerderd, aangaande de jaarrekeningen van [BV] , de Bunq-rekening en de transactiehistorie van de ING-creditcard alsnog toe te wijzen. Kosten rechtens.
5.2
De man eist in incidenteel hoger beroep, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, samengevat, de vrouw te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit arrest en onder verbeurte van een dwangsom aan de man te doen toekomen:
  • stukken waaruit blijkt van het transactieverloop op de gezamenlijke bankrekening bij de Leumibank in Israël over de periode vanaf datum huwelijk tot heden, subsidiair vanaf een datum die het hof redelijk en billijk acht;
  • stukken waaruit blijkt van het transactieverloop op de bankrekeningen ten name van de vrouw in Israël en in Nederland, waaronder die bij de ABNAMRO en BUNQ bank, alsmede bankrekeningen waarmee de man niet bekend is, over de periode vanaf datum huwelijk tot heden subsidiair vanaf een datum die dit hof redelijk en billijk acht.
Met veroordeling van de vrouw in alle kosten van de procedure, zoals vermeld in de memorie van grieven.

6.Beoordeling in hoger beroep

Bezwaren ingekomen aktes
6.1
Gezien het bezwaar van de man, laat het hof de door de vrouw bij akte van 23 oktober 2023 ingediende stukken buiten beschouwing. Immers, deze stukken zijn niet binnen de daarvoor gegeven termijn van tien dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediend en de goede procesorde verzet zich niet tegen het buiten beschouwing laten van deze stukken. Ter zitting heeft het hof beslist dat de inhoud van de akte van de man van 16 oktober 2023 deel uitmaakt van het dossier, aangezien de advocaat van de vrouw zijn bezwaar niet langer heeft gehandhaafd en daarmee heeft ingestemd tijdens de voorlezing van de inhoud van die akte door de advocaat van de man.
Spoedeisend belang
6.2
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Het gegeven dat tussen partijen een bodemprocedure aanhangig is kan een rol spelen bij de vraag of sprake is van spoedeisend belang. waarbij de voorzieningenrechter zich bij de inhoudelijke behandeling van de vordering terughoudend dienen op te stellen.
6.3
In dit kort geding zijn de door partijen diverse bescheiden gevorderd met het oog op de bodemprocedure in de echtscheidingsprocedure voor wat betreft de nevenvoorzieningen kinder- en partneralimentatie en de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime. Gebleken is dat de rechtbank in de echtscheidingsbeschikking van 19 mei 2023 de behandeling ten aanzien van de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime en het verzoek tot verstrekken van gegevens in dat kader heeft aangehouden en partijen heeft verzocht over te leggen: a) het bewijs van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, b) een voorstel tot afwikkeling naar Israëlisch recht, en c) een overzicht van eventueel te verrekenen bedragen, zo mogelijk voorzien van stukken ter onderbouwing. Pas nadat partijen die informatie hebben overgelegd, zal de rechtbank verder gaan tot de verdere behandeling. Nu de peildatum voor de vermogensregeling naar Israëlisch recht de datum van echtscheiding is, en de vrouw in hoger beroep is gekomen van de beslissing over de echtscheiding, ligt de peildatum voor de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime in de toekomst. Reeds om die reden hebben partijen geen spoedeisend belang bij hun vorderingen voor zover die zien op de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling. Een vermogensbeschrijving, zoals het Israëlisch recht voorschrijft, is immers thans niet mogelijk. Beide partijen erkennen ook dat er geen spoedeisend belang is aangezien de peildatum nog in de toekomst ligt. Ook de omstandigheid dat de vrouw aansprakelijk is gesteld door de ING Bank voor creditcardschulden, zoals de vrouw stelt, dan wel een negatief banksaldo op de gemeenschappelijke bankrekening, zoals de man stelt, biedt geen grondslag voor inzage. Immers, de vrouw erkent dat het een schuld betreft van een gemeenschappelijke bankrekening en heeft in het geheel niet onderbouwd dat zij de (bank)afschriften niet bij de ING Bank kan opvragen. Ook voor wat betreft de vorderingen die zien op de verzochte bescheiden met het oog op de (in hoger beroep voorliggende) bodemprocedure (hierna: de hoofdzaak) betreffende de kinder- en partneralimentatie ontbreekt het spoedeisend belang. Er is inmiddels reeds een beslissing gegeven door de rechtbank waardoor de man thans kinderalimentatie dient te voldoen aan de vrouw, en in de hoofdzaak, thans aanhangig bij dit hof, dient de financiële informatie in die procedure te worden overgelegd (conform artikel 2.1.2 sub b van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven). Bovendien heeft de man onweersproken gesteld dat hij de jaarrekening 2021 van [BV] heeft overgelegd en de jaarrekening 2022 nog niet is opgesteld.
6.4
Het hof is dan ook van oordeel dat partijen bij de door hen ingestelde vorderingen niet, althans onvoldoende, hebben toegelicht waarom de uitkomst van de bodemprocedure bij de rechtbank betreffende de afwikkeling van het huwelijksgoederenregime, dan wel de hoofdzaak in hoger beroep betreffende de kinder- en partneralimentatie niet kan worden afgewacht.
Conclusie en proceskosten
6.5
De conclusie is dat het principaal en incidenteel hoger beroep niet slagen. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep compenseren.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2023;
  • compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, A.N. Labohm en J.M. van de Poll en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.Bij afwezigheid van de voorzitter is het arrest getekend door de oudste raadsheer.