ECLI:NL:RBROT:2023:4057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
C/10/642302 / HA ZA 22-603
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure na onrechtmatig handelen van bestuurder van Ellips Systemen B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een schadestaatprocedure die volgt op een eerder vonnis van 20 februari 2019, waarin [gedaagde01] als voormalig bestuurder van Ellips Systemen B.V. onrechtmatig handelen is verweten. De rechtbank had in dat vonnis vastgesteld dat [gedaagde01] zijn verplichtingen als bestuurder niet was nagekomen door klanten van Ellips door te verwijzen naar een concurrerende onderneming, wat resulteerde in schade voor Ellips. In de huidige procedure vordert Ellips een schadevergoeding van € 1.328.396,72, die bestaat uit verschillende schadeposten, waaronder winstderving en onverschuldigd betaald loon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schadeposten (i) en (iii) toewijsbaar zijn, terwijl de schadepost (ii) is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde01] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat Ellips schade heeft geleden. De rechtbank heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 811.610,72, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft hem in de proceskosten veroordeeld. In de voorwaardelijke reconventie heeft de rechtbank [eiser01] niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze niet op de juiste grondslag was gebaseerd. De rechtbank heeft de kosten van de reconventie gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/642302 / HA ZA 22-603
Vonnis van 10 mei 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELLIPS SYSTEMEN B.V.,
gevestigd te Bodegraven,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.H. Ligtenberg te Bodegraven,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Krimpen aan den IJssel,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.P. de Man te Rosmalen.
Partijen zullen hierna Ellips en [gedaagde01] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 juli 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 23 november 2022, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
  • de brief van 9 maart 2023 van mr. De Man, waarmee namens [gedaagde01] nadere producties in het geding zijn gebracht;
  • de spreekaantekeningen van Ellips;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde01] ;
  • de mondelinge behandeling van 23 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Bij vonnis van 20 februari 2019 (zaak- en rolnummer C/10/543021 / HA ZA 18-62, hierna: het vonnis van 2019) heeft deze rechtbank voor recht verklaard dat [gedaagde01] als (voormalig) bestuurder van Ellips onrechtmatig heeft gehandeld jegens Ellips en is [gedaagde01] om die reden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Ellips, nader op te maken bij staat.
2.2.
Het vonnis van 2019 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

2. De beoordeling
in conventieaansprakelijkheid van [gedaagde01] als bestuurder
(…)
5.3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat [gedaagde01] in de periode 2013 – 2016, tot aan zijn ontslag als bestuurders van Ellips op 21 juni 2016, klanten van Ellips heeft doorgezet naar Solutions for Security en die klanten vanuit Solutions for Security heeft bediend, waarbij de daarmee gepaard gaande inkomsten aan Solutions for Security toekwamen. Daarmee zijn corporate opportunities - mogelijkheden voor de vennootschap tot het aangaan van lucratieve transacties en het ontplooien van zakelijke activiteiten met een derde - niet benut ten behoeve van Ellips, maar door [gedaagde01] aangewend ten behoeve van Solutions for Security, waarvan [gedaagde01] bestuurder is en waarbij hij, naar aangenomen moet worden, een financieel belang heeft. Op grond van artikel 2:8 en 2:9 BW dient een bestuurder deze mogelijkheden ten gunste van de vennootschap te benutten. Het laten lopen van deze transacties en het benutten van de daarmee gepaard gaande kans op winst ten behoeve van Solutions for Security, levert onbehoorlijk bestuur ex artikel 2:9 BW op. [gedaagde01] kon en moest weten dat hij hiermee Ellips benadeelde, ten gunste van Solutions for Security. [gedaagde01] kan van deze tekortkoming in de uitvoering van de aan hem opgedragen taak als bedoeld in artikel 2:9 dan ook een ernstig verwijt gemaakt worden. Dat betekent dat [gedaagde01] in beginsel gehouden is schade die Ellips daardoor heeft geleden te vergoeden.
(…)
5.4.
De conclusie van het voorgaande is dat de gevorderde verklaring voor recht dat
[gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Ellips en schadeplichtig is jegens Ellips
zal worden toegewezen.
(…)

6. De beslissing

De rechtbank,
in conventie:
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Ellips en schadeplichtig is jegens Ellips;
6.2.
veroordeelt [gedaagde01] tot vergoeding van de schade die Ellips als gevolg van het onder 6.1 bedoelde onrechtmatig handelen heeft geleden, waaronder terugbetaling van het na 30 september 2015 nog van Ellips ontvangen loon, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(…)”
2.3.
Ellips heeft het vonnis van 2019 op 7 maart 2019 aan [gedaagde01] laten betekenen. Dit vonnis heeft kracht van gewijsde gekregen.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Ellips vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] veroordeelt tot betaling van € 1.328.396,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 februari 2019, met veroordeling van [gedaagde01] in de kosten van deze procedure, met bepaling dat [gedaagde01] het bedrag van de proceskostenveroordeling binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis aan Ellips dient te hebben voldaan, bij gebreke waarvan [gedaagde01] vanaf de vijftiende dag de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling en nakosten verschuldigd wordt.
3.2.
Ellips stelt dat de door haar als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde01] geleden schade bestaat uit:
(i) winstderving van Ellips (€ 772.911,00);
(ii) waardedaling van Ellips (€ 516.786,00);
(iii) onverschuldigd betaald brutoloon (€ 38.699,72); en
(iv) onverschuldigd betaalde huur (€ 1.700,00).
Deze schadeposten zijn berekend en toegelicht in een rapport van 10 maart 2022 dat in opdracht van Ellips is opgesteld door [naam01] van [bedrijf01] (hierna: [naam rapport01] ). Het bedrag dat ziet op schadepost (iv) heeft [gedaagde01] inmiddels aan Ellips betaald, zodat de vordering in deze procedure alleen nog ziet op schadeposten (i) tot en met (iii).
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. Hij concludeert – kort gezegd – tot afwijzing van de vorderingen van Ellips, met veroordeling van Ellips in de proceskosten.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
[eiser01] vordert in voorwaardelijke reconventie:
“(voor zover procesrechtelijk mogelijk) Ellips Systemen B.V. heeft zich sedert december 2016 geheel terug getrokken en geen enkele activiteit meer ondernomen, waardoor [eiser01] als grootaandeelhouder schade heeft geleden, onder welke schade ook valt de gerealiseerde verbouwing voor de bedrijfswerkzaamheden en de opgebouwde salarisvordering, kortom de waarde van het bedrijf van Ellips Systemen B.V., welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet.
MET CONCLUSIE:Dat het de rechtbank behage Ellips Systemen B.V. te veroordelen in de schade welke [eiser01] heeft geleden zoals hierboven omschreven, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet”,
met veroordeling van Ellips in de proceskosten.
3.5.
Ellips heeft bij de mondelinge behandeling verweer gevoerd. Haar conclusie strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] en tot afwijzing van zijn vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
De schadestaatprocedure is een vervolg op de hoofdzaak waarin aansprakelijkheid op een bepaalde grondslag is vastgesteld en een veroordeling tot schadevergoeding is uitgesproken (in dit geval het vonnis van 2019). De rechter in de schadestaatprocedure kan uitsluitend de hoogte van die schadevergoeding vaststellen en is voor al het overige aan het oordeel van de eerdere rechter gebonden.
4.2.
Het door [gedaagde01] gevoerde verweer komt voor het overgrote deel overeen met het verweer dat door hem is gevoerd in de hoofdprocedure die heeft geleid tot het vonnis van 2019. Dit verweer had en heeft betrekking op de vraag of [gedaagde01] onrechtmatig heeft gehandeld en om die reden schadeplichtig is jegens Ellips. Dat [gedaagde01] onrechtmatig jegens Ellips heeft gehandeld en op grond daarvan schadeplichtig is, staat echter met het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis van 2019 vast, aan welke vaststelling in deze procedure niet (meer) getornd kan worden. Daarom zal aan dat gedeelte van het verweer worden voorbijgegaan.
4.3.
[gedaagde01] heeft daarnaast betwist dat Ellips überhaupt schade heeft geleden. Hij voert daartoe aan dat Ellips eind 2010 al geen waarde meer had en ook niet zonder hem en zijn zoon winstgevend te exploiteren was. Als hij toen had geweten dat [naam02] / [bedrijf02] zich als aandeelhouder gerechtigd achtte tot de helft van de winst van Ellips, dan had hij er toen al de brui aan gegeven. [gedaagde01] gaat er daarmee echter aan voorbij dat voor de vraag of sprake is van schade juist de vergelijking bepalend is tussen de toestand mét het onrechtmatig handelen (dus met het doorzetten van klanten door [gedaagde01] naar Solutions for Security in de periode 2013 - 2016) enerzijds en de situatie zoals die had bestaan als het onrechtmatig handelen achterwege was gebleven (en [gedaagde01] in deze periode juist wél binnen Ellips actief was gebleven) anderzijds. De rechtbank gaat daarom aan dit verweer voorbij.
4.4.
Tenslotte heeft [gedaagde01] de juistheid van de berekeningen in het door Ellips overgelegde schaderapport betwist. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het rapport uitgaat van onjuiste feiten en dat winst en omzet door elkaar zijn gehaald. [gedaagde01] heeft deze algemene kreten echter niet van een inhoudelijke en concrete onderbouwing voorzien. Waar Ellips de door haar gevorderde schade per schadepost heeft onderbouwd met het [naam rapport01] , heeft [gedaagde01] zijn betwisting onvoldoende gemotiveerd.
4.5.
Nu Ellips voldoende heeft gesteld en [gedaagde01] daartegen geen gemotiveerde betwisting heeft ingebracht, ligt de schadevordering van Ellips in beginsel voor toewijzing gereed.
4.6.
Met betrekking tot schadepost (ii), de waardedaling van Ellips, overweegt de rechtbank echter als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de vraag gesteld of deze post wel als schade van de vennootschap gezien moet worden en niet als schade van de aandeelhouder van de vennootschap. Ellips heeft daarop aangevoerd dat deze waarde ook aan de vennootschap zelf kan toekomen wanneer zij haar activa verkoopt. Nu niet is gesteld of gebleken dat Ellips doende was haar activa te verkopen, of daar zelfs maar een voornemen toe had, heeft Ellips onvoldoende gemotiveerd waarom deze schadepost in het gegeven geval kwalificeert als schade van de vennootschap en zal deze schadepost worden afgewezen.
4.7.
Verder overweegt de rechtbank het volgende in verband met schadepost (iii), onverschuldigd betaald brutoloon. In het vonnis van 2019 is [gedaagde01] veroordeeld tot vergoeding aan Ellips van de schade als gevolg van zijn onrechtmatig handelen, waaronder terugbetaling van het na 30 september 2015 nog van Ellips ontvangen loon. Ellips heeft als bijlage 7 bij het [naam rapport01] een specificatie in het geding gebracht van het door haar na genoemde datum aan [gedaagde01] betaalde brutoloon en onkostenvergoeding en van de daarop ingehouden bedragen aan loonheffing en bijdrage Zvw. Tegenover deze onderbouwing heeft [gedaagde01] in zijn conclusie van antwoord volstaan met een kale betwisting dat hij loon heeft ontvangen. Hij heeft nagelaten om deze betwisting concreet te onderbouwen, bijvoorbeeld met een loonstrook en een bankafschrift, waaruit zou moeten volgen wanneer hij in zijn ogen voor het laatst loon heeft ontvangen. Omdat [gedaagde01] zijn betwisting onvoldoende heeft gemotiveerd, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de stellingen en specificatie van Ellips.
4.8.
Conclusie is dat de rechtbank de schadeposten (i) en (iii) zal toewijzen. [gedaagde01] zal worden veroordeeld om aan Ellips te betalen een bedrag van (€ 772.911,00 + € 38.699,72 =) € 811.610,72. Schadepost (ii) wordt afgewezen.
4.9.
De door Ellips over het schadebedrag gevorderde wettelijke rente is onweersproken en op de wet gebaseerd en zal dus worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde01] is de partij die in overwegende mate in het ongelijk is gesteld. Hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Die bedragen € 15.448,33 en zijn als volgt opgebouwd:
explootkosten € 103,33
griffiegeld € 8.519,00
salaris advocaat
€ 6.826,00(twee punten liquidatietarief VII)
totaal € ‭15.448,33‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
Hier kan nog een bedrag bijkomen in verband met nakosten. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
4.11.
De rechtbank veroorlooft zich nog het volgende op te merken. Van een redelijk handelende en redelijk bekwame advocaat kan en mag worden verwacht dat hij zijn cliënt voorziet van deugdelijk en gedegen juridisch advies en behoedt voor het voeren van op voorhand kansloze procedures of verweren. In dit geval is het gevoerde verweer voornamelijk een herhaling van het verweer dat reeds in het vonnis van 2019 is verworpen – uit welk vonnis deze procedure voortvloeit – en dat dus (in elk geval in deze procedure) reeds op voorhand geheel kansloos is. Voor zover in de conclusie van antwoord van [gedaagde01] voor het overige verweer is gevoerd, was dat gespeend van elke feitelijke en concrete onderbouwing en dus (steeds) volstrekt ongemotiveerd en daarmee in die vorm (gezien de onderbouwing van de vorderingen) eveneens op voorhand kansloos. Door op deze wijze verweer te voeren is voor [gedaagde01] de eerste feitelijke instantie inhoudelijk onbenut gelaten en onnodig verspeeld. Een dergelijke procesvoering voldoet op geen enkele manier aan wat van een redelijk handelende en redelijk bekwame advocaat ten minste kan en mag worden verwacht. Het zou de advocaat van [gedaagde01] daarom sieren als hij de bij dit vonnis ten laste van [gedaagde01] uitgesproken proceskosten voor Ellips voor zijn eigen rekening zou nemen, alsmede (deels) de eigen kosten van [gedaagde01] voor deze instantie.
in voorwaardelijke reconventie
4.12.
[eiser01] vordert in voorwaardelijke reconventie veroordeling van Ellips in de schade die hij als aandeelhouder zou hebben geleden als gevolg van het feit dat Ellips sinds december 2016 geen activiteiten heeft ondernomen.
4.13.
De rechtbank zal [eiser01] niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De
reden daarvan is de volgende. Een schadestaatprocedure strekt er alleen toe om de omvang van schadeplichtigheid van een partij vast te stellen op basis van aansprakelijkheid die is vastgesteld in de hoofdprocedure en op grond waarvan naar de schadestaatprocedure is verwezen. In de schadestaatprocedure worden alleen vorderingen beoordeeld die hun grondslag vinden in die verwijzing (vgl. gerechtshof Den Haag, 6 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2828). Daarvan is hier geen sprake. De vordering van [eiser01] berust niet op verwijzing naar deze schadestaatprocedure maar op stellingen die door hem los daarvan zijn ingenomen.
4.14.
Gezien de uiterst beperkte omvang van het debat in reconventie ziet de rechtbank aanleiding de kosten hiervan te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] tot betaling aan Ellips van een schadevergoeding van € 811.610,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 20 februari 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van Ellips tot op heden begroot op een bedrag van € 15.448,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
i
n voorwaardelijke reconventie
5.5.
verklaart [eiser01] niet ontvankelijk in zijn vordering,
5.6.
bepaalt dat partijen elk de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits, mr. B.J.M.P. Cremers en mr. A.J.M. van Sonsbeeck en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.
[1861/3395/3195/1918]