ECLI:NL:RBROT:2023:4017

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
KTN-9649036_28042023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over geluidsoverlast en gebruik van appartementsrechten in Rotterdam

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de geluidsoverlast centraal die [eiser01] ervaart vanuit de appartementen van [gedaagde01]. De procedure betreft een geschil over de gebruiksbestemming van verschillende appartementsrechten in een gebouw dat in 1899 is gebouwd en in 2009 is gesplitst in vier appartementsrechten. [eiser01] is eigenaar van een appartement op de bel-etage en in het souterrain, terwijl [gedaagde01] eigenaar is van de appartementen op de eerste en tweede verdieping. [eiser01] heeft herhaaldelijk geklaagd over geluidsoverlast en heeft [gedaagde01] gesommeerd om maatregelen te nemen om deze overlast te beëindigen. De eisen van [eiser01] omvatten onder andere het staken van het gebruik van de appartementen als meerdere units en het treffen van geluidsisolatiemaatregelen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geluidsoverlast niet onrechtmatig is en dat [gedaagde01] binnen de grenzen van de wet en de akte handelt. De vorderingen van [eiser01] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9649036 CV EXPL 22-2516
datum uitspraak: 28 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. R.H.W. van Ewijk,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. de Jongh.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding (voor de rechtbank, team handel en haven) van 9 augustus 2021, met bijlagen 1 tot en met 8;
  • het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 12;
  • de brieven waarmee partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op
26 november 2021;
  • de aktes van [eiser01] , waarin hij zich heeft uitgelaten over de bijlagen van [gedaagde01] met bijlagen 9 tot en met 12, met vermeerdering van eis en bijlagen 13 en 14, met bijlage 15 houdende een verzoek aan de kantonrechter ex artikel 5:130 BW met bijlagen, en met bijlage 16;
  • de aktes van [gedaagde01] , met bijlagen 13 en 14, en met bijlage 15;
  • het e-mailbericht van [eiser01] , waarin verzocht is om voeging van beide procedures, en de reactie daarop van [gedaagde01] ;
  • het e-mailbericht van de rechtbank van 24 november 2021, waarin partijen is meegedeeld dat de mondelinge behandeling op 26 november 2021 niet doorgaat en [gedaagde01] in de gelegenheid is gesteld zich nader uit te laten over het verzoek tot voeging;
  • het vonnis in het incident van de rechtbank Rotterdam, team handel en haven, van
12 januari 2022, waarin de zaak verwezen is naar de kantonrechter om gezamenlijk te worden behandeld met de bij de kantonrechter lopende verzoekschriftprocedure met zaaknummer 9553815 VZ VERZ 21-17364;
  • het tussenvonnis van de kantonrechter van 21 februari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald in beide zaken;
  • de brief van [gedaagde01] , met bijlagen 16 tot en met 19;
  • de e-mail van [eiser01] , met bijlage 17;
  • de aantekeningen van de op 17 mei 2022 gehouden mondelinge behandeling, met de spreekaantekeningen van de gemachtigden van [eiser01] en [gedaagde01] , bij welke gelegenheid bepaald is dat een descente verricht zal gaan worden;
  • de e-mail van [eiser01] , met bijlage 18;
  • de e-mail van [gedaagde01] , met bijlage 20;
  • het proces-verbaal van de op 18 augustus 2022 gehouden descente, waarbij naast partijen en hun gemachtigden tevens verschenen is mr. J. Postma voor de [naam VvE01] ;
  • de akte na descente van de VvE;
  • de conclusie na descente van [gedaagde01] ;
  • de akte (lees: conclusie) na descente van [eiser01] , met bijlagen 19 tot en met 26;
  • de e-mail van [gedaagde01] waarmee bezwaar gemaakt wordt tegen laatstgenoemde bijlagen van [eiser01] ;
  • de e-mail van [eiser01] met een voorwaardelijk bewijsaanbod.
1.2.
De zaak is voor vonnis komen te staan. De datum van de uitspraak is nader bepaald op vandaag.
1.3.
In de verzoekschriftprocedure wordt los van dit vonnis een beschikking gegeven, ook vandaag.

2..De feiten

2.1.
Het gebouw aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: het gebouw) dateert uit 1899.
2.2.
Bij akte van 30 januari 2009 (hierna: de akte) is het gebouw gesplitst in vier appartementsrechten, te weten:
- het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de bel-etage en in het souterrain aan de [adres02] te [plaats01] ;
- het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de eerste verdieping aan de [adres03] te [plaats01] ;
- het appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de tweede verdieping, met zolder, aan de [adres04] te [plaats01] ;
- het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van het pakhuis gelegen op de bel-etage en in het souterrain in de [adres05] te [plaats01] .
Daarbij is tevens de [naam VvE01] (hierna; de VvE) opgericht. Ook is een reglement vastgesteld, namelijk het modelreglement van splitsing van eigendom van 17 januari 2006 (hierna: het modelreglement) is van toepassing verklaard, waarvan deels is afgeweken middels bepalingen in de akte.
Gelet op artikel 8 lid 1 van het modelreglement is vastgesteld dat de aandelen in de gemeenschap van voormelde vier appartementsrechten de volgende zijn: 33/108, 22/108, 48/108 en 5/108-ste gedeelte. Verder is aan artikel 8 van het modelreglement, onder vernummering van lid 4 tot lid 5, na lid 3 een nieuw lid ingevoegd, luidende: “4. Ondersplitsing van een appartementsrecht is toegestaan, mits met toestemming van de vereniging van eigenaars.”
In verband met artikel 25 lid 1 van het modelreglement is bepaald dat de bestemming voor het privégedeelte met index 4 ( [adres05] ) “pakhuis” is en voor elk van de overige privégedeelten “woning met berging voor privé doeleinden” is. Daarnaast is aan lid 1 onder meer toegevoegd dat het niet is toegestaan de privé gedeelten te exploiteren als pension- of kamerverhuurbedrijf.
Op grond van artikel 47 lid 2 van het modelreglement is bepaald dat het totaal aantal in de vergadering uit te brengen stemmen 108 bedraagt en dat het aantal stemmen dat ieder van de eigenaars voor elk aan hem toebehorend appartementsrecht kan uitbrengen overeenstemt met de teller van de in artikel 8 lid 1 bedoelde breuken.
2.3.
[eiser01] is sinds 12 juli 2010 eigenaar van het appartement aan de [adres02] te [plaats01] , de bel-etage en het souterrain. Op de bel-etage en in het souterrain bevinden zich twee nagenoeg zelfstandige woonruimtes. De woonruimte in het souterrain heeft een eigen afsluitbare toegangsdeur. Beide woonruimtes hebben een eigen keuken, wc en badkamer, en een separate woon- en slaapkamer(s). [eiser01] heeft op de bel-etage gewoond, maar inmiddels woont hij elders. Beide woonruimtes worden verhuurd.
2.4.
[gedaagde01] is sinds 3 januari 2019 eigenaar van het appartement aan de [adres04] , de tweede verdieping en de zolder, en sinds 3 januari 2020 van de appartementen aan de [adres03] , de eerste verdieping, en in de [adres05] te [plaats01] . [gedaagde01] heeft zijn appartementen laten verbouwen, zodat er meerdere nagenoeg zelfstandige woonruimtes zijn gecreëerd. Op de [adres06] zijn de eerste verdieping twee woonruimtes en op de tweede verdieping en de zolder drie woonruimtes gerealiseerd. Op de [adres05] is één woonruimte gerealiseerd. Alle woonruimtes hebben een eigen afsluitbare toegangsdeur, een eigen keuken, wc en badkamer, en een separate woon- en slaapkamer. [gedaagde01] heeft er zelf nooit gewoond. De zes woonruimtes worden verhuurd.
2.5.
[eiser01] , althans zijn voormalige gemachtigde ingeschakeld door zijn rechtsbijstandverzekeraar, heeft zich - verkort weergegeven - bij [gedaagde01] beklaagd over geluidsoverlast vanuit zijn appartementen en over handelen in strijd met de akte en het modelreglement. Herhaaldelijk is gesommeerd om hieraan een einde te maken. De gemachtigde van [gedaagde01] heeft hierop steeds (voornamelijk) afwijzend gereageerd.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist - samengevat en zo de kantonrechter begrijpt - na eiswijziging om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen om:
het gebruik dan wel de ingebruikgeving van het appartement aan de [adres05] als woning, binnen één maand na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden;
het gebruik dan wel de ingebruikgeving van de appartementen aan de [adres03] en [adres04] in meerdere units, althans anders dan als woning voor privé doeleinden, binnen één maand na betekening van het vonnis te staken en gestaakt te houden;
binnen één maand na betekening van het vonnis zodanige maatregelen te hebben getroffen in zijn privé gedeelten dat de luchtgeluidisolatie en contactgeluidisolatie tussen zijn appartementen en het appartement van [eiser01] voldoen aan hetgeen is vastgelegd in Bouwbesluit 2012, althans in Bouwbesluit 2003, althans om zodanige maatregelen te treffen dat de mate waarin in het appartement van [eiser01] overlast wordt ervaren uit de appartementen van [gedaagde01] minimaal voldoet aan geluidsklasse 2;
binnen één maand na betekening van het wijzen vonnis, het toilet en de afvoeren boven de slaapkamer van [eiser01] te verwijderen en verwijderd te houden;
binnen één maand na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de feitelijke splitsing van de appartementsrechten [adres03] en [adres04] in meerdere units ongedaan te hebben gemaakt;
binnen één maand na betekening van het vonnis de inrichting van het appartementsrecht aan de
[adres05]als woning ongedaan te hebben gemaakt;
het gevorderde onder 1 tot en met 6 toe te wijzen op straffe van een dwangsom van € 1.000,­ per overtreding, te vermeerderen met een dwangsom van € 1.000,- per overtreding voor iedere dag dat die overtreding voortduurt, met een maximum van
€ 100.000,- aan dwangsommen per overtreding;
8. aan [eiser01] een bedrag van € 2.359,50 te betalen, met de rente daarover vanaf
22 juni 2021, althans vanaf de dag van de dagvaarding;
9. de proceskosten en de nakosten te betalen, met de rente daarover vanaf de vijftiende dag na het vonnis.
3.2.
[eiser01] baseert de eisen - samengevat en voor zover van belang - op het volgende. Het appartement aan de [adres05] met als bestemming “pakhuis” wordt in strijd met die bestemming als woonruimte gebruikt. Tevens heeft [gedaagde01] de appartementen aan de [adres03] en [adres04] feitelijk gesplitst in meerdere units, die hij verhuurt. Volgens [eiser01] levert het opsplitsen in verschillende units en de verhuur daarvan ook strijd op met de akte. Van het gebruik van de verhuurde units ervaart [eiser01] bovendien geluidsoverlast. In dit verband stelt hij dat de woonruimtes onvoldoende zijn geïsoleerd en niet voldoen aan de normen van het Bouwbesluit. Daarbij komt dat de indeling van het direct bovengelegen [adres03] bij de verbouwing gewijzigd is, waardoor anders dan voorheen de badkamer met wc zich thans bevindt boven de slaapkamer van [eiser01] . De afvoeren zijn zonder toestemming van de VvE aangelegd door de vloer en lopen tussen die vloer en het plafond van [eiser01] , wat gemeenschappelijk is. Ook zijn harde vloeren gelegd, waardoor contactgeluiden niet worden voorkomen. Ondanks daartoe te zijn gesommeerd heeft [gedaagde01] de overlast gevende, onrechtmatige, situatie niet beëindigd. [gedaagde01] heeft te kennen gegeven zijn meerderheid van stemmen in de VvE te zullen gebruiken om te bewerkstelligen dat toestemming wordt gegeven voor het een en ander.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en concludeert - samengevat - tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser01] in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.4.
De stellingen van partijen worden, voor zover nodig, bij de beoordeling van de eis nader besproken.

4..De beoordeling

inleiding

4.1.
Deze zaak draait in de kern om geluidsoverlast die ervaren wordt in het appartement van [eiser01] afkomstig uit de belendende appartementen van [gedaagde01] . In het bijzonder gaat het om geluid veroorzaakt door gebruik van de trapopgang naar de hal op de eerste verdieping waar het appartement [adres03] gesitueerd is, het lopen in die hal, en geluid vanuit de twee woonruimtes die in dat appartement gerealiseerd zijn, en om geluid vanuit het appartement [adres05] , dat sinds de verbouwing als woonruimte gebruikt wordt. [eiser01] wil dat de geluidsoverlast wordt beëindigd. Dat wordt eerst beoordeeld, waarbij ingegaan wordt op de tussen partijen geldende appartementsrechtelijke bepalingen die zien op (het vermijden van) geluidsoverlast. Daarna zullen de eisen met betrekking tot de appartementsrechtelijke bepalingen worden behandeld, voor zover die niet specifiek zien op de gestelde geluidsoverlast, maar opgeworpen lijken met hetzelfde doel.
4.2.
Wat de appartementsrechtelijke bepalingen uit de akte en het modelreglement betreft, wordt vooropgesteld dat, voor zover uitleg van een bepaling nodig is, een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van genoemde stukken, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op niet kenbare invulling van de bepaling [1] . De reden hiervoor is dat de akte en het modelreglement niet door partijen zelf zijn opgesteld en bedoeld zijn voor herhaald gebruik, ook door anderen, en dat partijen op de inhoud daarvan geen reële invloed hebben kunnen uitoefenen. Voorkomen moet dan worden dat een niet kenbare invulling, uitleg of bedoeling wordt tegengeworpen, die inbreuk maakt op het recht van de appartementseigenaar om te beschikken over en veranderingen aan te brengen in het gedeelte dat bestemd is om als afzonderlijk deel door hem te worden gebruikt zonder nadeel aan een ander gedeelte toe te brengen.
de geluidsoverlast in verband met de verbouwing (het gevorderde onder 3 en 4)
4.3.
[eiser01] stelt dat uit de wet volgt dat [gedaagde01] hem geen onrechtmatige hinder mag toebrengen [2] . Zoiets volgt ook uit het modelreglement waarin bepalingen zijn opgenomen over (onredelijke) hinder [3] . Of het toebrengen van hinder onrechtmatig / onredelijk is hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden [4] .
4.4.
Van belang is dat de appartementen van partijen zich bevinden in een gebouw uit 1899. De bovengelegen appartementen [adres03] en [adres04] zijn bereikbaar via één voordeur en inpandige trapopgangen. De etages worden gescheiden door op houten balken aangebrachte plafonds en houten vloeren. Dit maakt het gebouw meer gehorig dan moderner gebouwen, waarin veelal tussen de etages betonnen vloeren zijn aangebracht en die meestal niet een toegang en inpandige trapopgangen hebben voor gezamenlijk gebruik.
4.5.
Vast staat dat het gebouw in 2009 gesplitst is in vier appartementsrechten.
[eiser01] is sinds 12 juli 2010 eigenaar van het appartement aan de [adres02] . [gedaagde01] is sinds 3 januari 2019 eigenaar van het appartement aan de [adres04] , en sinds 3 januari 2020 van de appartementen aan de [adres03] en in de [adres05] te [plaats01] . Beiden hebben hun appartementen grondig laten verbouwen, waardoor in het appartement van [eiser01] twee woonruimtes en in de appartementen van [gedaagde01] zes woonruimtes zijn gerealiseerd, alle met een op het oog professioneel, kwalitatief behoorlijk hoog, afwerkingsniveau.
4.6.
Het stond en staat partijen binnen de grenzen op grond van de wet en de akte vrij om dit te doen. Zij kunnen beschikken over hun appartementen en mogen daarin veranderingen aanbrengen, maar hebben daarbij wel wat (spel)regels in acht te nemen die vooral zien op de belangen van de wederpartij en de VvE als beheerder van de gemeenschappelijke delen van het gebouw. Zo mogen zonder toestemming van de vergadering geen veranderingen worden aangebracht in de gemeenschappelijke gedeelten of aan de gemeenschappelijke zaken, ook als deze zich in privé gedeelten bevinden [5] . Ook dient de vloerbedekking van de privé gedeelten van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Met name is het niet toegestaan parket of stenen vloeren aan te brengen, tenzij dit geschiedt met inachtneming van normen die bij huishoudelijk reglement of door de vergadering zijn vastgesteld en zodanig dat geen onredelijke hinder kan ontstaan voor de overige eigenaars en/of gebruikers [6] .
4.7.
Vast staat dat [gedaagde01] voorafgaand aan de verbouwing van zijn appartementen geen vergadering van eigenaars heeft belegd. De VvE en [eiser01] zijn dus niet op die wijze op de hoogte gesteld van de veranderingen die zouden gaan plaatsvinden en voor zover nodig is vereiste toestemming niet verleend. Misschien is [eiser01] informeel wel op de hoogte gebracht, heeft hij de gevolgen van de verbouwing kunnen (voor)zien, en had hij ook zelf een vergadering kunnen beleggen, omdat de verbouwing niet ongemerkt aan hem voorbij is gegaan, maar dat laat onverlet dat het op de weg van [gedaagde01] heeft gelegen om [eiser01] en de VvE hierin mee te nemen en om de benodigde goedkeuring te verkrijgen voor delen van de verbouwing. Dat laatste is deels pas achteraf gebeurd, waarover hieronder meer.
4.8.
Onderdeel van de verbouwing is geweest het realiseren van twee separate woonruimtes in [adres03] , één aan de voorzijde (woonruimte 1), aan de kant van de [straatnaam01] , en één aan de achterzijde (woonruimte 2), aan de kant van de [straatnaam02] . De woonruimtes bevinden zich op de eerste verdieping. Zij zijn bereikbaar via de eerste trapopgang en de hal, waar zich de afsluitbare voordeuren van de woonruimtes bevinden en ook de tweede trapopgang naar [adres04] gesitueerd is. De indeling van woonruimte 1 bestaat uit een voordeur die toegang geeft tot een woonkamer aan de voorkant (hoek [straatnaam01] / [straatnaam02] ), met open keuken, en met daarachter, ter hoogte van de hal, een slaapkamer, die toegang geeft tot de daarachter gecreëerde badkamer, met een wc, wastafel en douche. De badkamer bevindt zich deels boven de keuken en deels boven de slaapkamer, en de daartussen aanwezige muur, op de bel-etage van [adres02] . De muur tegenover de badkamerdeur is de scheidingsmuur tussen de woonruimtes 1 en 2. De indeling van woonruimte 2 bestaat uit een voordeur die toegang geeft tot een gang met direct links naast de voordeur een wc, die daar ook al was voor de verbouwing, en rechts een slaapkamer, met daarachter een woonkamer, en daarachter een halfopen keuken. De woonkamer en de keuken zijn deels van elkaar gescheiden door een wand. De keuken bevindt zich boven het appartement [adres05] . Voor de verbouwing bevond zich daar aan de linkerzijde, vanaf de voordeur gezien, aan de kant van de binnenmuur die [adres06] scheidt van nummer [nummer03] , de badkamer, en aan de rechterzijde, de straatzijde een kamer. Ten opzichte van de oude situatie is de badkamer van woonruimte 2 bij de verbouwing wat naar voren verplaatst. De badkamer met een douche en wastafel bevindt zich nog steeds aan de linkerzijde van woonruimte 2, maar is nu gelegen ongeveer ter hoogte van de wand tussen de woonkamer en de keuken.
4.9.
Onderdeel van de verbouwing is ook geweest dat het appartement [adres05] , wat voorheen een pakhuis was, veranderd is in een woonruimte, met op de begane grond een woonkamer met open keuken en boven, op een vide, een slaapkamer en een badkamer.
Vanaf de voordeur gezien bevindt zich aan de linkerzijde, zowel op de begane grond als op de vide, de muur die [adres05] scheidt van [adres02] , en aan de rechterzijde de muur die nummer [nummer01] scheidt van nummer [nummer02] , langs welke muur, vanaf de hoek aan de straatzijde, een trap gemaakt is die in een bocht naar boven gaat en uitkomt op de vide.
4.10.
Ook heeft [gedaagde01] in al zijn appartementen PVC vloeren laten aanbrengen, behalve in de badkamers waar tegelvloeren zijn aangelegd. In de hallen heeft hij ook PVC vloeren laten aanbrengen. Naar eigen zeggen heeft hij ook de trapopgangen laten stofferen, maar volgens [eiser01] waren die al gestoffeerd.
4.11.
Na de verbouwing en ingebruikname van de gerealiseerde woonruimtes is [eiser01] zich gaan beklagen over overbewoning en over door hem ervaren geluidsoverlast. Naar eigen zeggen is de geluidsoverlast dermate ernstig dat dit [eiser01] heeft doen besluiten om elders te gaan wonen en de woonruimte op de bel-etage van het appartement [adres02] , waar hij eerst zelf woonde, te gaan verhuren. De woonruimte in het souterrain verhuurde hij al. Omdat [gedaagde01] zich op het standpunt stelt dat geen sprake is van ongeoorloofde geluidsoverlast heeft [eiser01] de zaak in handen is gesteld van zijn rechtsbijstandverzekeraar, waarna de zaak is gejuridiseerd en geen voor partijen acceptabele oplossing is bereikt.
4.12.
Ter onderbouwing van de door hem gestelde overlast heeft [eiser01] akoestisch onderzoek laten verrichten door [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ), die hierover op
16 juli 2021 heeft gerapporteerd. Uit het rapport komt samengevat het volgende naar voren. Het onderzoek heeft zich gericht op het geluidniveau in het appartement [adres02] van lucht- en contactgeluid veroorzaakt in de appartementen [adres03] en [adres05] . Het ziet dus niet op geluid vanuit het appartement [adres04] . Vermeld is dat in 1899 nog geen eisen bestonden voor interne geluidwering tussen woningen/appartementen. Aangenomen is dat sinds de splitsing van het gebouw de appartementen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003. Tevens is vermeld dat in het huidige Bouwbesluit 2012 geen eisen zijn opgenomen ten aanzien van de geluidsisolatie voor bestaande bouw en dat voldaan moet worden aan het zogenaamde “rechtens verkregen niveau”, ofwel dat de geluidsisolatie niet slechter moet worden na de verbouwing. Er zijn metingen verricht en de resultaten daarvan zijn getoetst aan de geluidshinderklasseindeling volgens NEN1070:1999 en de normen van het Bouwbesluit 2003 voor contact- en luchtgeluidisolatie. Geconcludeerd is dat de contactgeluidisolatie tussen de badkamer van woonruimte 1 in het appartement [adres03] en het appartement van [eiser01] niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Bouwbesluit 2003 en dat de luchtgeluidisolatie tussen woonruimte 2 in het appartement [adres03] en het appartement [adres05] enerzijds en het appartement van [eiser01] anderzijds ook niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Bouwbesluit 2003.
4.13.
[gedaagde01] heeft het rapport van [bedrijf01] onderbouwd weersproken. Gelet op het verweer daartegen kunnen de conclusies uit het rapport niet worden gevolgd. Geen grond kan daarom worden gezien voor de aanname dat de eisen van het Bouwbesluit 2003 van toepassing zijn, laat staan de eisen voor nieuwbouwwoningen die lijken te zijn gehanteerd, zodat geen basis is voor de daarop gebaseerde conclusies. De eisen van het Bouwbesluit 2012 gelden, omdat de verbouwing nadien is uitgevoerd. Bij verbouw is voor de bepaling van het lucht-geluidniveauverschil respectievelijk het contact-geluidniveau uitgangspunt het rechtens verkregen niveau [7] . Voor het oordeel dat het gebouw meer gehorig is geworden als gevolg van de verbouwing die [gedaagde01] heeft laten verrichten, ontbreekt echter objectieve feitelijke grondslag, want gesteld noch gebleken is dat voorafgaand aan de verbouwing nulmetingen zijn verricht van het geluidsniveau dat bereikt werd in het appartement van [eiser01] door geluid veroorzaakt in de appartementen van [gedaagde01] . Dat maakt een vergelijking tussen de situatie van vóór en na de verbouwing niet (goed) mogelijk, mede gezien de omstandigheid dat een dergelijke vergelijking idealiter gebaseerd wordt op metingen in de casco situatie.
4.14.
Vanwege hetgeen partijen verdeeld houdt, is de kantonrechter overgegaan tot het verrichten van een gerechtelijke plaatsopneming in het gebouw aan de [adres01] te [plaats01] . Verkort weergegeven is bij die gelegenheid eerst gezamenlijk gekeken in de twee woonruimtes in het appartement [adres03]
, in de woonruimte in het appartement [adres05] , en in het appartement [adres02] . In het bijzonder is gekeken naar de badkamers in het appartement [adres03] . Ook is gekeken naar de vloerbedekking in de appartementen van [gedaagde01] , en in de hal en op de trap naar de eerste verdieping. Vervolgens heeft het gezelschap zich gesplitst, waarbij de kantonrechter en de gemachtigden zijn achtergebleven in het appartement [adres02] , terwijl de griffier, [eiser01] en [gedaagde01] zich naar de belendende appartementen hebben begeven. De griffier, [eiser01] en [gedaagde01] zijn via de trapopgang naar het appartement [adres03] gegaan. Zij hebben in de hal op de eerste verdieping gelopen. De twee woonruimtes daar zijn betreden en daarbinnen is gelopen en gepraat. In de badkamer van woonruimte 1 is nagebootst het geluid van urineren door herhaaldelijk water in de wc-pot te gieten. De wc is daar ook doorgetrokken en de douche is er aangezet. Tevens is de deur van een daar aanwezige kast geopend en gesloten. Ook zijn de griffier, [eiser01] en [gedaagde01] naar het appartement [adres05] gegaan. Die woonruimte is ook betreden. De trap is opgegaan naar de slaapkamer op de vide en daar is gesproken en gekeken of er een geluidsinstallatie staat. In het appartement [adres02] hebben de kantonrechter en de gemachtigden geluisterd naar wat zij zouden horen van de bewegingen, handelingen en gesprekken van de griffier, [eiser01] en [gedaagde01] . In de tussentijd hebben de kantonrechter en de griffier met elkaar telefonisch contact gehouden voor aanwijzingen en overleg.
4.15.
Wat de gestelde geluidsproblematiek betreft, is van belang dat mede op basis van de waarnemingen ter plaatse is komen vast te staan dat in alle appartementen van [gedaagde01] PVC-vloeren zijn aangebracht. Gezien is dat het een dunne toplaag betreft die verlijmd is op aangebrachte ondervloeren van ongeveer twee à drie centimeter dik, die zijn aangebracht op de houten (casco) vloeren. Gevoeld is dat de ondervloeren van een wat vezelachtig materiaal zijn. [gedaagde01] heeft onderbouwd aangevoerd dat het Fermaceil ondervloeren betreffen, die 25 millimeter dik en geluiddempend zijn. Geen reden wordt gezien om hieraan te twijfelen. Anders dan door [eiser01] gesteld, is de betreffende PVC-vloer niet van hard maar van flexibel materiaal. Gelet hierop en omdat het lopen en praten van de griffier, [eiser01] en [gedaagde01] in de woonruimtes 1 en 2 in het appartement [adres03] en in de woonruimte in het appartement [adres05] nauwelijks hoorbaar is geweest in het appartement [adres02] wordt vastgesteld dat de vloeren en de wanden in de appartementen van [gedaagde01] contactgeluid en luchtgeluid in voldoende mate tegengaan.
Voor het toepassen van PVC-vloeren in het appartement [adres03] is achteraf toestemming gevraagd aan en verleend door de vergadering, maar dat is gezien het vorenstaande niet nodig geweest.
4.16.
Het lopen in de hal op de eerste verdieping, waarop de trapopgangen uitkomen, en het naar boven en beneden lopen op de trap is duidelijk hoorbaar geweest, maar daarvan is geen opvallend harde afwijkende geluidsproductie waargenomen in het appartement [adres02] . Omdat boven het appartement [adres02] thans meer bewoners wonen dan vóór de verbouwing zal de trap en de hal frequenter worden gebruikt dan voorheen. Dat kan als storend worden ervaren, maar het gestommel bij het gebruik van de trap en de hal is niet ongebruikelijk, ook al is de trap gestoffeerd. Het zijn overigens gemeenschappelijke gedeelten.
4.17.
In het appartement [adres03] zijn de badkamers bekeken in de woonruimtes 1 en 2. Deze bevinden zich op voormelde plekken waar voorheen geen badkamers waren. Waargenomen is dat in de badkamers tegelvloeren zijn aangelegd, waarschijnlijk op een harde ondervloer, aangebracht op houten vloerdelen tussen de etages, want de vloeren in de naastgelegen ruimtes liggen wat lager dan de badkamervloeren. In verband met de door [eiser01] ervaren geluidsoverlast en het gevorderde onder 4 is de badkamer in woonruimte 1 niet alleen bekeken, maar zijn daar ook de onder 4.14. vermelde handelingen verricht. Van het gieten van water in de wc pot en het doortrekken van de wc is het geluid niet hoorbaar geweest in het appartement [adres02] . Van het laten lopen van water in de douche, waarbij water zowel via de regendouche als via de gewone douchekop op de vloer van de douche terecht is gekomen, is het geluid licht hoorbaar geweest in het appartement [adres02] . De in de badkamer aangetroffen kast, staat niet vast, heeft één kastdeur en een metalen onderstel en poten. De kast is meermaals open en dicht gedaan. Bij het openen van de kast is geconstateerd dat enige kracht moet worden uitgeoefend, naar het zich laat aanzien omdat de scharnieren tegendruk geven. Bij het sluiten van de kast is geconstateerd dat deze (daardoor) dichtklapt, wat hard geluid veroorzaakt. Geconstateerd is dat aan de binnenkant van de kastdeur geen voorzieningen zijn aangebracht om dat geluid te dempen, zoals plastic of rubberen stootkussentjes. De klap van het sluiten van de kast is duidelijk hoorbaar geweest in appartement [adres02] . [gedaagde01] heeft verklaard dat de kast niet door hemzelf maar door de bewoner geplaatst is. Dat is misschien zo maar toch kan [gedaagde01] maatregelen treffen waardoor het geluid van het sluiten van de kast wordt verminderd, want zoals het nu is veroorzaakt het dichtklappen van de kast geluidsoverlast. Omdat [gedaagde01] te kennen heeft gegeven hiertoe bereid te zijn, zal hij niet hiertoe worden veroordeeld. De kantonrechter gaat ervanuit dat [gedaagde01] hiertoe over zal gaan.
4.18.
Voor het realiseren van de badkamers in de woonruimtes in het appartement [adres03] had overleg gevoerd moeten worden met [eiser01] in verband met de harde vloeren en de doorvoeren die naar het zich laat aanzien door de gemeenschappelijke vloer zijn aangebracht en via de ruimte tussen die vloer en het plafond van [adres02] geleid zijn naar de standleiding die volgens [gedaagde01] naar beneden loopt achter langs een muur in de wc in woonruimte 2. Voor het toepassen van tegelvloeren in het appartement [adres03] is achteraf toestemming gevraagd aan en verleend door de vergadering, maar dat is niet gebeurd voor de doorvoeren en de aansluiting op de standleiding, wat gemeenschappelijk is. De vergadering kan echter alsnog hieraan haar fiat geven. De kantonrechter ziet daarom geen reden om [gedaagde01] te veroordelen de wc en de afvoeren te verwijderen, mede omdat het geluid vanuit de badkamer dat hoorbaar is in het appartement [adres02] daartoe geen aanleiding geeft.
4.19.
Ondanks het bezwaar daartegen zijdens [gedaagde01] is kennis genomen van de akte na descente met bijlagen van [eiser01] . Het daarin gestelde strookt niet geheel met, maar doet ook niet wezenlijk af aan de waarnemingen die de kantonrechter op de locatie heeft gedaan. Daarbij geldt dat de appartementen van [gedaagde01] anders gestoffeerd mogen worden en door meer mensen bewoond mogen worden dan voorheen het geval is geweest. Het gebruik van het gebouw kan gepaard gaan met het produceren van geluid dat anderen, zoals [eiser01] , tot op zekere hoogte hebben te dulden. Van belang is dat geen grond wordt gezien voor het oordeel dat [gedaagde01] ongeoorloofd structureel een situatie heeft gecreëerd waarin [eiser01] onrechtmatige hinder wordt toegebracht, waarover hieronder verder meer. Als buren van (huurders van) [eiser01] onnodig hinder veroorzaken, zoals het te hard (af)spelen van muziek, dan kunnen zijzelf daarop worden aangesproken en desnoods kan dat via [gedaagde01] worden gedaan. Als sprake is van onwenselijke geluidsbelasting door gebruik van de trapopgangen en de hallen dan kan daaraan wellicht wat worden gedaan door de gebruikers op de hinderlijkheid hiervan te attenderen en/of (in gezamenlijkheid) ter plaatse geluid verminderende voorzieningen te treffen.
4.20.
Om genoemde redenen wordt het gevorderde onder 3 en 4 afgewezen.
ten aanzien van de kosten van het geluidsonderzoek door [bedrijf01] (het gevorderde onder 8)
4.21.
Gezien voormelde uitkomst en wat overwogen is over het onderzoek door [bedrijf01] wordt het gevorderde bedrag van € 2.359,50 aan onderzoekskosten afgewezen.
de (overige) appartementsrechtelijke eisen (het gevorderde onder 1, 2, 5, 6 en 7)
4.22.
Gevorderd is [gedaagde01] te veroordelen het gebruik / de ingebruikgeving van het appartement aan de [adres05] als woning te staken en de inrichting als woning ongedaan te maken. In dit verband is gesteld dat het appartement de bestemming “pakhuis” heeft. Onderkend wordt dat dit de situatie is geweest ten tijde van dagvaarding en dat dit strijd heeft opgeleverd met artikel 25 lid 1 van het modelreglement waarin bepaald is dat iedere eigenaar en gebruiker verplicht is het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de daaraan nader in de akte gegeven bestemming. Hierin is echter ook bepaald dat een gebruik dat afwijkt van de in de akte nader gegeven bestemming geoorloofd is met toestemming van de vergadering, welke toestemming, om het pakhuis als woonhuis te gebruiken, hangende deze procedure gegeven is op de vergadering van eigenaars van 28 oktober 2021. Naar aanleiding van dit besluit van de vergadering is [eiser01] de hierboven vermelde verzoekschriftprocedure begonnen waarin vernietiging van het besluit gevorderd is, maar dat is afgewezen. Bij deze stand van zaken wordt het gevorderde onder 1 en 6 afgewezen.
4.23.
Gevorderd is [gedaagde01] te veroordelen het gebruik / de ingebruikgeving van de appartementen aan de [adres03] en [adres04] , in meerdere units, te staken. De gestelde geluidsoverlast levert echter geen reden op voor een dergelijke veroordeling. Daartoe wordt verwezen naar het vorenstaande. Ook het bepaalde in de akte staat naar het oordeel van de kantonrechter niet in de weg aan de wijze waarop [gedaagde01] zijn appartementen heeft verbouwd en heringericht in verschillende zelfstandige woonruimtes. De appartementen worden nog steeds gebruikt als woning en voor privé doeleinden. Daaronder valt ook verhuur om als woning te worden gebruikt, want de akte en het reglement verbieden dat niet. [eiser01] doet dat zelf ook. Omdat het gaat om woonruimtes met weliswaar alle benodigde voorzieningen maar slechts één slaapkamer lenen zij zich niet voor kamerverhuur, waarbij, onder verwijzing naar hetgeen hierboven onder 4.2 is overwogen, wordt aangetekend dat aan het begrip kamerverhuur geen ruimere strekking moet worden gegeven dan wat hieronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, namelijk de verhuur van kamers met gedeelde voorzieningen. De dienstverlening van [gedaagde01] aan zijn huurders gaat niet verder dan het tegen betaling in gebruik geven van de woonruimtes, want bijvoorbeeld verzorgt hij hen niet en zorgt hij ook niet voor hun maaltijden. Van exploitatie als pension- of kamerverhuurbedrijf is dus geen sprake. Van (notariële) ondersplitsing van zijn appartementen is (tot dusver) ook geen sprake, alhoewel de akte de mogelijkheid daartoe wel biedt en hiervoor op de vergadering van eigenaars van
28 oktober 2021 reeds toestemming is gegeven. In de verzoekschriftprocedure is vernietiging van de daarop betrekking hebbende besluiten ook afgewezen. Daarom wordt het gevorderde onder 2 en 5 afgewezen.
4.24.
Gezien vorenstaande worden de onder 7 gevorderde dwangsommen eveneens afgewezen.
proceskosten
4.25.
[eiser01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 1.963,50 aan salaris voor de gemachtigde. Daarbij is voor de procedure bij de handelskamer tot aan de verwijzing uitgegaan van € 844,50 (1,5 punt x € 563,-) en voor het vervolg van de procedure bij de kantonrechter uitgegaan van € 1.119,- (3 punten x € 373,-). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.26.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.963,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de tweede dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.Vergelijk HR 8-12-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8901, HR 13-06-2003, ECLI:NL:HR:2003:AH9168 en Hof Amsterdam 19-05-2009, zaaknummer 200.006.561/01.
2.Zie artikel 5:37 BW.
3.Zie bijvoorbeeld artikel 2 lid 2, artikel 3 en artikel 5 modelreglement.
4.HR 3 mei 1991, NJ 1991/476.
5.Artikel 22 lid 3 modelreglement.
6.Artikel 26 lid 1 reglement.
7.Artikel 3.18. Bouwbesluit 2012.