Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verzoekschrift, ter griffie binnengekomen op 1 februari 2023, met bijlagen;
- de mondelinge behandeling.
2..De feiten
3..Het verzoek
- Infinitas te veroordelen aan haar te betalen de transitievergoeding van € 1.768,-, de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:668 BW van € 2.869,-, het achterstallig loon van € 1.549,46, de achterstallige reiskosten van € 121,85, de eindafrekening van € 5.460,67 en de kosten van rechtsbijstand van € 1.721,58, alles met rente;
- Infinitas te veroordelen aan haar te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallig loon, de achterstallige reiskosten, de eindafrekening en over hetgeen zij verschuldigd is vanaf de dag van het indienen van het verzoekschrift;
- Infinitas te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie van de betaling van voornoemde bedragen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 20.000,-;
- Infinitas te veroordelen in de proceskosten en de nakosten;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4..Het verweer
5..De beoordeling
Voor kosten die [verzoekster01] maakt na deze uitspraak moet Infinitas ook een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
6..De beslissing
€ 774,73 netto alsmede een bedrag van € 121,85 aan reiskosten, alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;