ECLI:NL:RBROT:2023:3799

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
10234162 CV EXPL 22-37537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst tussen Stichting Vestia en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vestia en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Stichting Vestia, vorderde betaling van een huurachterstand van € 6.034,40, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagde had een huurachterstand laten ontstaan van meer dan negen maanden en had geen betalingsregeling kunnen treffen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wees de vorderingen van Vestia toe, inclusief de betaling van de huurachterstand, de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning binnen veertien dagen na de uitspraak. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van Vestia, die in totaal € 1.012,43 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Vestia direct actie kan ondernemen om de ontruiming te effectueren. De gedaagde moet de huur blijven betalen tot de woning daadwerkelijk is ontruimd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10234162 CV EXPL 22-37537
datum uitspraak: 28 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Vestia,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
Wonende te [plaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Vestia’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 november 2022, met bijlagen;
  • het mondeling verweer van [gedaagde01] op de rolzitting van 1 februari 2023;
  • de conclusie van repliek repliek, met bijlagen;
  • de mondelinge reactie van [gedaagde01] op de rolzitting van 1 maart 2023.
Op de rolzitting van 1 maart 2023 heeft de kantonrechter de behandeling van de zaak aangehouden tot de rolzitting van woensdag 29 maart 2023 om 14.30 uur opdat [gedaagde01] alsnog kon reageren op de nadere stellingen van Vestia in de conclusie van repliek. Op genoemde rolzitting van 29 maart 2023 is [gedaagde01] echter niet meer verschenen hetgeen voor de kantonrechter aanleiding is geweest om vonnis te bepalen in de zaak. De uitspraak van dat vonnis is bepaald op vandaag.

2..De feiten

[gedaagde01] huurt een woning van Vestia aan de [adres01] in [plaats01] . De huur is nu € 643,67 per maand. [gedaagde01] moet de huur elke maand vooraf betalen. [gedaagde01] is met die verplichting in gebreke gebleven, waardoor een huurachterstand is ontstaan.

3..Het geschil

3.1.
Vestia vordert samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 3.590,87 met rente en de lopende huur vanaf december 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat bij dagvaarding is gevorderd, bestaat uit € 3.194,10 aan huur tot en met de maand november 2022, afrekening servicekosten van € 265,42, rente van € 37,94 (berekend tot en met 24 november 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 93,41 (incl. btw).
3.2.
Vestia baseert de vordering op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagde01] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde01] erkent dat hij door omstandigheden een huurachterstand heeft laten ontstaan en hij zou graag een betalingsregeling willen treffen van € 100,- per maand naast de lopende huur.

4..De beoordeling

huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de dagvaarding € 3.194,10 bedroeg. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand november 2022. Ook zijn partijen het erover eens dat er nog een bedrag van € 265,42 aan servicekosten open staat.
4.2.
Bij repliek heeft Vestia berekend dat de huurachterstand verder is opgelopen tot een bedrag van € 6.034,40 berekend tot en met de maand maart 2023. [gedaagde01] heeft die berekening en hoogte van de huurachterstand niet betwist, zodat de kantonrechter uit moet gaan van de juistheid van die berekening. [gedaagde01] wordt dan ook veroordeeld om genoemd bedrag aan huurachterstand tot en met de maand maart 2023 van € 6.034,40, inclusief de afrekening van de servicekosten, aan Vestia te betalen.
4.3.
[gedaagde01] heeft Vestia verzocht om een betalingsregeling te treffen, maar Vestia is daar niet mee akkoord gegaan, omdat vanaf de maand februari 2023 ook de lopende huur onbetaald is gebleven. Vestia heeft op haar beurt laten weten dat zij kan instemmen met een betalingsregeling waarbij de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk worden toegewezen onder de voorwaarde dat de lopende huren strikt betaald worden en daarnaast de huurachterstand van € 6.034,40 (berekend tot en met de maand maart 2023) wordt voldaan binnen maximaal 18 maanden. [gedaagde01] heeft, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet gereageerd op dat voorstel en de hoogte van de hiervoor genoemde huurachterstand. Dit betekent dat er niet van uitgegaan kan worden dat er overeenstemming is tussen partijen over een betalingsregeling, laat staan dat duidelijk is dat [gedaagde01] in staat is om naast de lopende huur gedurende een periode van 18 maanden maandelijks een bedrag van circa € 333,33 aan Vestia te betalen ter aflossing van de huurachterstand.
4.4.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente wordt toegewezen, omdat Vestia genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
ontbinding en ontruiming
4.5.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Daarom vraagt Vestia de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.6.
[gedaagde01] heeft tot en met de maand maart 2023 een huurachterstand laten ontstaan van ruim negen maanden. Door [gedaagde01] zijn geen omstandigheden gesteld op basis waarvan de kantonrechter tot het oordeel kan komen dat een ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd is. Met [gedaagde01] is meerdere keren een betalingsregeling getroffen, maar doordat [gedaagde01] zich niet hield aan zijn betalingsverplichtingen, zijn die regelingen steeds weer komen te vervallen. Daar komt nog bij dat de huurachterstand tijdens deze procedure fors is opgelopen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gerechtvaardigd is. Die vorderingen worden dan ook toegewezen. Indien [gedaagde01] alsnog een betalingsregeling wil treffen, dient hij zich tot de gemachtigde van Vestia (GGN) te wenden.
4.7.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.8.
[gedaagde01] wordt geheel in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Vestia tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-). Dit is totaal € 1.012,43. Voor kosten die Vestia maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd door Vestia, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Vestia te betalen € 6.165,75 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.459,52 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres01] in [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Vestia te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Vestia te betalen € 643,67 met ingang van de maand april 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Vestia tot vandaag worden vastgesteld op € 1.012,43;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
37555

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.