ECLI:NL:RBROT:2023:3636

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
10/604009-09
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak tegen [naam veroordeelde 1] met betrekking tot witwassen, hennepteelt en onroerend goed

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen [naam veroordeelde 1], die eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter waarde van € 5.163.424,00, dat ontnomen dient te worden. De vordering van de officier van justitie was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op basis van een strafrechtelijk financieel onderzoek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in grote lijnen gevolgd, maar heeft de betalingsverplichting vastgesteld op € 5.158.424,00, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 1080 dagen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/604009-09 (ontneming)
Datum uitspraak: 20 april 2023
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2023.

2..Voorafgaande veroordeling

Bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022 is [naam veroordeelde 1] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden wegens witwassen, meermalen gepleegd, medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, deelnemen aan een criminele organisatie, medeplegen van het in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en medeplegen van het in geval van faillissement ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers, enig goed aan de boedel onttrekken.
Van dat arrest is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht (bijlage I). Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

3..Vordering

De vordering van de officier van justitie, mr. A. Lodder - zoals deze na wijziging bij requisitoir is komen te luiden -, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 5.473.424,- en tot het opleggen aan veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel.
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 2 (oud) en lid 3 (oud) Sr. De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel ingevolge artikel 36e lid 3 (oud) Sr moet worden ontnomen. Het is gelet op het uitgevoerde strafrechtelijk financieel onderzoek aannemelijk dat de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld of andere strafbare feiten er op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.

4..Strafrechtelijk financieel onderzoek

Tegen de veroordeelde is met machtiging van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van 14 juni 2010 een strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna te noemen: SFO) ingesteld.

5..Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel

5.1
Inleiding
Naar aanleiding van het onderzoek Pavo is de verdachte veroordeeld voor diverse strafbare feiten waaronder het witwassen van grote geldbedragen en onroerend goed, hennepteelt en het onttrekken van onroerend goed aan de boedel.
5.2
Grondslag vordering en berekeningsmethode
Toepassing artikel 36e lid 3 (oud) Sr
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar de vordering verwijst, alsmede de ter zitting door de officier van justitie gegeven toelichting, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat het een vordering betreft die primair is gebaseerd op artikel 36e lid 3 (oud) Sr.
Op grond van dit artikellid, zoals dit luidde vóór 1 juli 2011, kan aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, en tegen wie als verdachte van dat misdrijf een strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna: SFO) is ingesteld, een ontnemingsmaatregel worden opgelegd, indien gelet op dat onderzoek aannemelijk is dat dat feit of andere strafbare feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank stelt vast dat aan deze voorwaarden is voldaan. De veroordeelde is veroordeeld voor misdrijven waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en er is een strafrechtelijk financieel onderzoek ingesteld.
Berekeningsmethode
Voor het berekenen van wederrechtelijk verkregen voordeel zijn er twee berekeningsmethoden: de concrete berekeningsmethode (transactiebasis) en de abstracte berekeningsmethode (kasopstelling of vermogensvergelijking). De concrete berekeningsmethode is op het lijf geschreven van artikel 36e lid 2 Sr. De abstracte berekeningsmethode is bij uitstek toegesneden op voordeelsontneming op basis van artikel 36e lid 3 Sr. [1] De rechter heeft echter de keuzevrijheid voor de te hanteren berekeningsmethode. [2] Voorwaarde is dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel zo nauwkeurig mogelijk dient plaats te vinden. [3] Nu het SFO is ingestoken via de concrete berekeningsmethode en op deze manier het wederrechtelijk verkregen voordeel zo nauwkeurig mogelijk kan worden geschat, zal de rechtbank deze methode hanteren bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
5.3
Algemene overwegingen
In het kader van het SFO is aannemelijk geworden dat de veroordeelde door het plegen van deze misdrijven wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
De schatting van het voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de (in de voetnoten vermelde) wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het financieel rapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013, zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken of weergeven en volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen van het rapport en de aanvulling daarop.
Verloop procedure
Voorafgaand aan de beoordeling van de ontnemingsvordering overweegt de rechtbank als volgt. Na het verstrekken van het financieel rapport ruim vijf jaar geleden heeft de verdediging volop gelegenheid gehad om daarop te reageren. Daartoe zijn in 2017 ook termijnen gesteld. Desondanks heeft de verdediging ervoor gekozen pas kort voor de zitting, in maart 2023, een brief naar de rechtbank te sturen, waarin een aantal kostenposten worden opgevoerd. De rechtbank constateert dat deze kostenposten weliswaar van enige onderbouwing zijn voorzien, maar dat de officier van justitie niet in de gelegenheid is geweest om deze nader te onderzoeken. De rechtbank zal in haar berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel daarom uitsluitend de kostenposten meenemen waarvan zonder nader onderzoek aannemelijk is dat deze daadwerkelijk gemaakte kosten vertegenwoordigen.
Algemene overweging wederrechtelijk verkregen voordeel uit witwassen
De rechtbank overweegt dat aannemelijk is geworden dat de veroordeelde ten aanzien van de eerste drie gevorderde posten (5.4, 5.5 en 5.6) door middel van gekunstelde overeenkomsten [naam 1] (hierna: [naam 1]) bezittingen heeft laten overdragen van [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) aan hem, dan wel aan hem gelieerde vennootschappen. Met het juridisch kader waarbinnen de overdracht van het vermogen plaatsvond werden verrekeningsmogelijkheden gecreëerd. Op die manier werd vermogen van [naam bedrijf 1] / [naam 1] - dat oorspronkelijk afkomstig was uit oplichting van de Nederlandse Staat, waarvoor [naam 1] ook is veroordeeld - zonder tegenprestatie overgeheveld naar de veroordeelde. Dat betekent dat het verwerven van de gelden door de veroordeelde is samengevallen met het witwassen ervan.
5.4 € 1.392.907,- -
€ 1.392.907,- - witwassen geldbedrag [naam bedrijf 2]
5.4.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot dit deel van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.4.2
Beoordeling
[naam bedrijf 1] heeft gelden ter beschikking gesteld als lening aan [naam bedrijf 3] (€ 560.000,-) en [naam bedrijf 4] (€ 1.290.000,-). Dit geld was indirect afkomstig uit een misdrijf, namelijk de in het verleden gepleegde oplichting van de Nederlandse Staat door [naam 1]. Op 24 juni 2005 heeft de veroordeelde middels de Zwitserse vennootschap [naam bedrijf 2] alle aandelen [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 4] van [naam bedrijf 1] gekocht, waarbij [naam bedrijf 1] de eerder genoemde vorderingen op deze vennootschappen overdroeg ter verrekening van een boete, die [naam bedrijf 1] volgens een overeenkomst van 24 juni 2005 verschuldigd zou zijn aan de veroordeelde en/of [naam bedrijf 2]. Op 1 september 2005 heeft de veroordeelde middels de Zwitserse vennootschap [naam bedrijf 2] de aandelen in [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] verkocht aan een derde, te weten [naam bedrijf 6] De aandelen zijn verkocht voor een symbolisch bedrag van € 1,-. De vorderingen op [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] zijn aan [naam bedrijf 6] verkocht voor een deel van de op dat moment geldende nominale waarde, respectievelijk voor € 491.782,- en € 951.123,-. Het bedrag van € 1.392.907,- is in deelbetalingen op 5 en 6 september 2005 van [naam bedrijf 6] ontvangen op de Nederlandse bankrekening 67.65.46.404 op naam van [naam bedrijf 2]. [4] Het hof heeft bewezenverklaard dat het bedrag van € 1.392.907,- door de verdachte is witgewassen. [5]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bij het witwassen van € 1.392.907,-
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan het uit misdrijf afkomstige voorwerp ten aanzien waarvan witwasgedragingen worden verricht, niet gelden als voordeel dat met het verrichten van die witwasgedragingen wordt verkregen. Dat voorwerp is immers al uit misdrijf afkomstig - en vormt dus de opbrengst van dat misdrijf - maar is niet verkregen door middel van het verrichten van witwasgedragingen. Dat sluit niet uit dat het verrichten van witwasgedragingen op een andere wijze wederrechtelijk voordeel oplevert voor de betrokkene. Daarvan kan sprake zijn als bij de betrokkene als gevolg van het verrichten van witwasgedragingen een vermogensvermeerdering optreedt, bijvoorbeeld in de vorm van een beloning of een positief rendement. [6]
De rechtbank overweegt als volgt. Onweersproken is dat de veroordeelde de uit misdrijf verkregen gelden - in de vorm van vorderingen op [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 4] - heeft verkregen van [naam bedrijf 1] middels verrekening met een gefingeerde boete. Bij de verkoop van deze vorderingen heeft de veroordeelde deze vorderingen vervolgens contant gemaakt en zo de beschikking gekregen over een bedrag van € 1.392.907,-. Het doel van de gefingeerde financiële constructie, zoals weergegeven in het schema in het financiële rapport [7] , was om het geldbedrag in het bezit te krijgen. De veroordeelde heeft hiervoor niets betaald. Het bedrag is daarmee direct volledig ten bate gekomen aan de veroordeelde. De rechtbank is daarom van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.392.907,- gelijk kan worden gesteld aan het bewezenverklaarde witgewassen bedrag.
Toerekening voordeel [naam bedrijf 2] aan veroordeelde
Volgens vaste jurisprudentie dient voor de vaststelling of een natuurlijk persoon wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het handelen van een rechtspersoon te worden bezien of (1) die natuurlijke persoon volledige dan wel in belangrijke mate zeggenschap heeft over die rechtspersoon, (2) of hij over het vermogen van de rechtspersoon kon beschikken en (3) of het verkregen voordeel heeft kunnen strekken tot voordeel van de natuurlijke persoon.
De rechtbank overweegt ter zake het navolgende.
1. De veroordeelde was enig aandeelhouder van [naam bedrijf 2]. [8] Hij had daarmee in belangrijke mate zeggenschap over [naam bedrijf 2].
2) De veroordeelde was gemachtigde van de Nederlandse bankrekening van [naam bedrijf 2] waar het bedrag naar is overgeschreven. [9] Daarmee kon de veroordeelde over het vermogen beschikken.
De veroordeelde kon derhalve beschikken over het vermogen van de vennootschap. Het wederrechtelijk verkregen voordeel strekt daarmee direct tot voordeel van de veroordeelde.
5.4.3
Conclusie
Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 1.392.907,-.
5.5 € 2.415.535,- -
€ 2.415.535,- - witwassen geldbedrag [naam stichting]
5.5.1
Standpunt verdediging
Het hof heeft niet het witwassen van € 2.415.535,- bewezen verklaard, maar het witwassen van enig geldbedrag. Het hof heeft vastgesteld dat het totaalbedrag niet geheel maar “gedeeltelijk” van misdrijf afkomstig was. De achterliggende reden daarvan is volgens de verdediging dat [naam bedrijf 7] € 250.000,- eigen geld heeft overgemaakt aan [naam bedrijf 8], en dat dit eigen geld uiteindelijk door [naam bedrijf 8] naar [naam stichting] is overgemaakt als onderdeel van het totaalbedrag van € 2.415.534,-. Het bedrag van € 250.000,- is aldus niet afkomstig van [naam bedrijf 1] en/of de door [naam 1] gepleegde subsidiefraude.
5.5.2
Beoordeling
[naam bedrijf 1] heeft in 2005 vorderingen met een waarde van in totaal € 2.020.000,- overgedragen aan [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 9] In 2007 worden deze vorderingen middels een financiële constructie via verschillende tussenstappen voldaan met een betaling van € 2.415.535,- aan [naam stichting]. Hierbij zijn vorderingen omgezet naar liquide middelen. [10] Het hof heeft bewezenverklaard dat dit bedrag als gevolg van vermenging van bedragen afkomstig van [naam bedrijf 1] als gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig is, namelijk oplichting van de Nederlandse Staat door [naam 1]. Het hof heeft bewezenverklaard dat de veroordeelde ‘enig geldbedrag’ heeft witgewassen. [11]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bij het witwassen van € 2.415.535,-
De rechtbank is van oordeel dat het voordeelbedrag van € 2.415.535,- gelijk kan worden gesteld aan het bewezenverklaarde witgewassen bedrag. Immers betrof voorgaande werkwijze een schijnconstructie met kennelijk als doel de geldstroom te verhullen.
Toerekening voordeel [naam stichting] aan veroordeelde
Zoals onder 5.4 is overwogen, dient voor de vaststelling of een natuurlijk persoon wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het handelen van een rechtspersoon te zijn voldaan aan de genoemde criteria. De rechtbank is van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van [naam stichting] kan worden toegerekend aan de veroordeelde en overweegt daartoe als volgt:
1) De veroordeelde bekleedde zowel de rol van voorzitter als secretaris als penningmeester binnen [naam stichting]. [12] De veroordeelde had daarmee in belangrijke mate zeggenschap over [naam stichting].
2) De veroordeelde kon ook over het vermogen beschikken. Immers was de veroordeelde penningmeester van de stichting. [13]
3) Het voordeel heeft gestrekt tot voordeel van de veroordeelde. Vanuit de stichting zijn er meerdere overboekingen gedaan naar de privébankrekening van de veroordeelde. Ook zijn er vanuit de stichting certificaten op naam van de kinderen van veroordeelde uitgegeven. [14]
Bedrag afkomstig uit schuldvernieuwing
De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake was van schuldvernieuwing van € 250.000,- en dat dit bedrag een legale herkomst had, namelijk eigen geld van [naam bedrijf 7] Ter onderbouwing heeft de verdediging een betalingsopdracht en een transactiebewijs overlegd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat - gelet op de feiten waarvoor de veroordeelde is veroordeeld - een grote kans bestaat dat het bedrag van € 250.000,- een illegale herkomst heeft. De rechtbank acht echter met de verdediging onvoldoende aannemelijk geworden dat dit bedrag een criminele herkomst heeft. Het bedrag van € 250.000,- zal daarom in mindering worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
5.5.3
Conclusie
Voorgaande komt neer op wederrechtelijk verkregen voordeel van (€ 2.415.535,- - € 250.000,) € 2.165.535,-.
5.6 € 1.375.000,- -
€ 1.375.000,- - witwassen onroerend goed [plaats 2]
5.6.1
Standpunt verdediging
In de koopovereenkomst is bepaald dat [naam bedrijf 1] het appartementencomplex vrij en onbezwaard moest leveren en het ongehinderde bezit ervan moest garanderen. Volgens de verdediging bleek van een vrije en onbezwaarde levering geen sprake te zijn, immers bleek een grote hoeveelheid crediteuren niet te zijn voldaan. De in totaal door [naam bedrijf 9] betaalde kosten voor crediteuren en kosten in verband met de overdracht van het appartementencomplex bedragen € 911.229,-. De gemaakte kosten zijn kosten zoals bedoeld in artikel 36e lid 8 Sr. Dit betreffen immers kosten die gemaakt zijn om de vrije en onbezwaarde eigendom van [plaats 2] te kunnen verkrijgen.
5.6.2
Beoordeling
Op 25 mei 2005 heeft [naam bedrijf 9] onroerend goed in [plaats 2] (Duitsland) voor
€ 1.375.000,- verkregen van [naam bedrijf 1] Zoals eerder overwogen is het geld van [naam bedrijf 1] van misdrijf afkomstig. De koopsom is voor een bedrag van € 1.000.000,- 'weggestreept' tegen de vorderingen die de veroordeelde uit hoofde van vaststellingsovereenkomsten had op [naam 1]. De resterende € 375.000,- zou per bank moeten worden betaald, maar niet is vastgesteld of dit bedrag ook daadwerkelijk is betaald. [15] Het hof heeft bewezenverklaard dat de veroordeelde ‘onroerend goed te [plaats 2]’ heeft witgewassen en heeft geen daaraan verbonden bedrag bewezenverklaard. [16]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bij het witwassen van onroerend goed ter waarde van € 1.375.000,-
Ook hier gaat het om een modus operandi die erop neerkomt dat er wordt witgewassen middels een schijnconstructie, namelijk het wegstrepen tegen gefingeerde vorderingen om een juridische titel te creëren waardoor het recht van de veroordeelde wordt gevestigd op het onroerend goed. De rechtbank is daarom van oordeel dat het voordeelbedrag van € 1.375.000,- gelijk kan worden gesteld aan het bewezenverklaarde witgewassen onroerend goed.
Toerekening voordeel [naam bedrijf 9] aan veroordeelde
De rechtbank is van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van [naam bedrijf 9] kan worden toegerekend aan de veroordeelde. De rechtbank overweegt daartoe aan de hand van de onder 5.4 besproken criteria als volgt:
1. De veroordeelde had in belangrijke mate zeggenschap over [naam bedrijf 9], immers was de veroordeelde de stille vennoot van [naam bedrijf 9] en hij was gevolmachtigde voor de vennootschap. [17]
2) De veroordeelde kon beschikken over het vermogen van [naam bedrijf 9] De veroordeelde was gemachtigd tot de bankrekening van [naam bedrijf 9] [18] .
Kosten
Door de verdediging is aangevoerd dat er voor een bedrag van ongeveer € 60.000,- kosten zijn gemaakt voor de overdracht van het onroerend goed. De rechtbank overweegt dat het niet onaannemelijk is dat er bij de aankoop van onroerend goed kosten worden gemaakt en het bedrag komt de rechtbank niet onaannemelijk voor, zodat dit in mindering zal worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. De overige door de verdediging aangevoerde kosten zijn niet aannemelijk geworden dan wel onvoldoende onderbouwd en kunnen in dit stadium niet meer nader worden onderzocht.
5.6.3
Conclusie
Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt daarom geschat op (€ 1.375.000,- - € 60.000,- ) € 1.315.000,-.
5.7 € 89.982,- -
€ 89.982,- - opbrengsten hennepteelt
5.7.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat er sprake is geweest van maximaal één oogst. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel gelijk moet zijn aan het wederrechtelijk verkregen voordeel in de ontnemingszaak van de veroordeelde [naam veroordeelde 2] (hierna: [naam veroordeelde 2]).
5.7.2
Beoordeling
De veroordeelde is in de strafzaak veroordeeld voor het meermalen kweken van hennep. De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van dit strafbare feit, namelijk de hennepkwekerij aan de [adres 2], wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Tenzij anders vermeld neemt het de rechtbank bij de schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel als uitgangspunt de berekening zoals door het Gerechtshof Den Haag in het arrest van 27 juni 2022 de zaak van de veroordeelde [naam veroordeelde 2] is gehanteerd, in het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1]’ en de uitgangspunten uit het ‘BOOM rapport’ van april 2005.
Aantal oogsten
De rechtbank acht aannemelijk dat sprake is geweest van twee oogsten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking de in de strafzaak ten aanzien van onder meer de kwekerij aan de [adres 2] bewezenverklaarde periode van 1 december 2009 tot en met 10 juni 2010. [19] Daarnaast bevindt zich in het dossier een afgeluisterd gesprek van 7 januari 2010 waarin [naam veroordeelde 1] (hierna: [naam veroordeelde 1]) zegt dat het ‘110 heeft opgebracht’. [20] Dat het hier gaat om de kwekerij in [plaats 1] baseert de rechtbank op het feit dat in deze context gesproken wordt over ene ‘[naam 2]’ die ‘4 per oogst’ krijgt als hij zijn mond houdt. [21] Met deze [naam 2] wordt - naar de rechtbank begrijpt - gedoeld op [naam 3] (hierna: [naam 3]). [22] [naam 3] huurde in die periode een gedeelte van het pand aan de [adres 2] van [naam veroordeelde 1] en exploiteerde daar een restaurant [23] . Nadat [naam 3] ter terechtzitting in eerste aanleg wordt geconfronteerd met zijn eerder afgelegde verklaringen over ‘zwijggeld’ voor de hennepplantage aan de [adres 2], verklaarde [naam 3] dat hij twee keer een bedrag van € 4.000,- heeft ontvangen. [24]
Daarnaast is aannemelijk dat sprake is geweest van meerdere oogsten op basis van hetgeen tijdens het onderzoek in het pand is geconstateerd. Er lag dik stof op het doek van de koolstoffilters en hennepafval op de grond. Er zat hennepaanslag op de schaartjes. De filters van het irrigatiesysteem waren vervuild. Er zat een op kalk en/of algen gelijkende aanslag op het irrigatiesysteem. De vloer van de kweekruimte was vervuild. Er was sprake van een forse verkleuring van in de kweekruimte gebruikt purschuim. Er is een gebruikte, vervuilde, waterstofzuiger aangetroffen. De productiedata op gebruikt materiaal in de kweekruimte lag tussen 30 juni 2008 en 18 mei 2009. [25]
Tot slot is de kwekerij ontmanteld op 14 april 2010. [26] Toen werden er plantjes van ongeveer 3 weken oud aangetroffen. [27] Gelet op het gesprek van 7 januari 2010 (toen blijkens voornoemd OVC-gesprek de kwekerij al ‘110 had opgebracht’) acht de rechtbank het aannemelijk dat voor 7 januari 2010 een oogst heeft plaatsgevonden en dus niet -zoals door de verdediging betoogd – op zijn vroegst in de tweede week van januari 2010 is begonnen. Ook acht de rechtbank het aannemelijk dat na de eerste oogst in de periode daarna (dus tot omstreeks medio maart 2010) nog een kweekcyclus en oogst heeft plaatsgevonden, waarna de plantjes als aangetroffen bij de ontmanteling van de kwekerij zijn geplant. Aldus gaat de rechtbank uit van twee oogsten.
Op grond van het voorgaande verwerpt de rechtbank het primaire verweer van de verdediging dat sprake is geweest van slechts één oogst. Hetgeen hiertoe door en namens de betrokkene is aangevoerd is niet aannemelijk geworden.
Opbrengst
Er zijn in totaal 2.000 hennepplanten aangetroffen en de oppervlakte van de in gebruik zijnde kwekerij was 100 m2. [28] Aldus stonden in de kwekerij 20 hennepplanten per vierkante meter. Dit levert volgens het BOOM-rapport 2005 een opbrengst op van 25,7 gram hennep per plant. De verkoopprijs van hennep is blijkens het BOOM-rapport 2005 € 2.370,- per kilogram. [29]
De totale bruto-opbrengst per oogst bedraagt aldus:
2.000 planten x 25,7 gram = 51,4 kilogram x € 2.370,- =
€ 121.818,-.
Kosten
De rechtbank brengt per oogst de volgende kosten in mindering op het wederrechtelijk verkregen voordeel:
- Afschrijvingskosten van gedane investeringen: € 1.000,- per oogst. [30]
- De variabele kosten per plant bedraagt € 4,40,16 totaal aldus € 8.800,- per oogst.
- De afschrijvingskosten van de aangeschafte airconditioners van het merk Opticlimate, ten bedrage van € 800,- per oogst. [31]
- De aan de [naam stichting] (waarvan de veroordeelde bestuurder was) berekende kosten van de ongemeten afgenomen elektriciteit bedraagt € 14.471,89 exclusief 19% BTW. [32] Nu aannemelijk is dat [naam stichting] de BTW met de Belastingdienst heeft kunnen verrekenen, zal de rechtbank een afgerond bedrag van € 7.236,- per oogst aan elektriciteitskosten in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
- De arbeidskosten ad € 10.000,- per oogst. [33]
- Het zwijggeld voor [naam 3] ad € 4.000,- per oogst. [34]
De rechtbank houdt geen rekening met kosten van huisvesting, omdat gesteld noch gebleken is dat de veroordeelden of een ander hiervoor enig bedrag hebben betaald.
Het totaal in mindering te brengen bedrag aan kosten bedraagt aldus per oogst: € 31.836,-.
Tussenconclusie
Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat per oogst vast op:
€ 121.818,- -/- € 31.836,- = € 89.982,-.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel voor twee oogsten wordt geschat op: € 89.982,- x 2 = € 179.964,-.
Verdeling winst
De rechtbank acht aannemelijk dat de veroordeelde en [naam veroordeelde 2] deze hennepkwekerij gezamenlijk hebben gefinancierd. Zo zegt de veroordeelde in opgenomen vertrouwelijke communicatie op 30 november 2009: “als het op storten aan komt zijn wij altijd de lul, als het om wit gaat ben ik de lul en als het om zwart gaat is [naam veroordeelde 2] de lul”. [35] De rechtbank leidt hieruit af dat de veroordeelde wit geld en [naam veroordeelde 2] (‘[naam veroordeelde 2]’) zwart geld ter beschikking heeft gesteld.
Nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen andere verdeelsleutel tussen de veroordeelde en [naam veroordeelde 2] aannemelijk is geworden, zal de rechtbank het voordeel in twee gelijke delen verdelen tussen beiden.
5.7.3
Conclusie
De rechtbank schat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel dus op een bedrag van € 179.964,-/ 2 = € 89.982,-.
5.8 € 200.000,- -
€ 200.000,- - opbrengst bedrieglijke bankbreuk onroerend goed Spanje
5.8.1
Standpunt verdediging
De veroordeelde is veroordeeld voor bedrieglijke bankbreuk. De faillissementsboedel is benadeeld doordat de grondpercelen aan de boedel zijn onttrokken, terwijl de boedel daarvoor geen koopprijs heeft ontvangen. In de ontnemingszaak is niet de vraag of de crediteuren van de boedel zijn benadeeld, maar welk voordeel de veroordeelde hieruit heeft genoten. Van een dergelijk voordeel is geen sprake, omdat de veroordeelde en zijn medekoper weliswaar de percelen hebben verkregen, maar daarvoor ook de koopprijs betaald. Als de rechtbank dit verweer passeert omdat de veroordeelde de koopprijs retour zou hebben ontvangen, dan geldt dat de veroordeelde de verkoopprijs uiteindelijk alsnog aan de boedel heeft betaald. De boedel is derhalve niet benadeeld en de veroordeelde heeft kosten gemaakt om het onroerend goed te verwerven. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging een vaststellingsovereenkomst van 29 november 2012 overlegd waarin is afgesproken dat de veroordeelde een bedrag van € 187.500,- aan de boedel zal voldoen ter verkrijging van het onroerend goed.
5.8.2
Beoordeling
Het hof heeft in het arrest bewezenverklaard dat de veroordeelde bij de aankoop van het onroerend goed in Spanje buiten de curator om opzettelijk de rechten van schuldeisers heeft verkort. Op 19 januari 2007 is door een Spaanse notaris een koopovereenkomst ten aanzien van het onroerend goed opgemaakt. Op 1 april 2008 werd een bedrag van € 200.000,-overgeschreven naar een bankrekening van de notaris. Het onroerend goed is zonder enig voorbehoud overgedragen door [naam 4] (hierna: [naam 4]) en [naam 5] (hierna: [naam 5]) aan de veroordeelde en [naam 6] (de medekoper). De verkoop vond plaats na de datum waarop [naam 5] in staat van faillissement is verklaard. [36] De veroordeelde heeft voor de koop van het onroerend goed op 10 maart 2008 € 110.000,- overgemaakt. De koopsom van € 200.000,- is op 9 april 2008 door de notaris overgemaakt naar de bankrekening op naam van [naam 4]. Deze bankrekening is geopend door of op verzoek van de veroordeelde. [naam 4] heeft verklaard dat zij niets wist van deze bankrekening. Op 14 april 2008 is € 197.500,- overgeschreven vanaf de bankrekening van [naam 4] naar de bankrekening op naam van [naam bedrijf 10]. De veroordeelde heeft verklaard dat hij ultimate beneficial owner en 100% eigenaar van de aandelen van [naam bedrijf 10] was. [37] Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, immers is het bedrag van € 200.000,- weer op een bankrekening gestort die klaarblijkelijk werd beheerd door de veroordeelde.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer overweegt de rechtbank dat het bedrag in de vaststellingsovereenkomst ongeveer gelijk is aan de koopprijs en daarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel. Op basis hiervan acht de rechtbank de mogelijkheid aanwezig dat de curator alsnog heeft geprobeerd het geldbedrag voor de boedel terug te halen. De rechtbank kan echter op basis van deze informatie - en de rechtbank verwijst in dit verband naar haar overweging onder 5.3 - niet vaststellen dat het bedrag in de vaststellingsovereenkomst door de veroordeelde daadwerkelijk is betaald. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer. Als later in de executiefase blijkt dat het geldbedrag daadwerkelijk aan de boedel is betaald, kan daar in die fase rekening mee worden gehouden.
5.8.3
Conclusie
Het bedrag van € 200.000,-, zal de veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen.
5.9
Eindberekening
Gelet op het voorgaande is de uiteindelijke berekening als volgt:
Witwassen geldbedrag [naam bedrijf 2] € 1.392.907,-
Witwassen geldbedrag [naam stichting] € 2.165.535,-
Witwassen onroerend goed [plaats 2] € 1.315.000,-
Opbrengst hennepteelt € 89.982,-
Opbrengst onroerend goed Spanje € 200.000,-
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel € 5.163.424,-

6..Vaststelling van het te betalen bedrag

6.1
Redelijke termijn
De Hoge Raad heeft in het standaardarrest van 17 juni 2008 [38] overwogen dat de redelijke termijn in ontnemingszaken begint op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. Dat moment zal in de regel niet samenvallen met dat waarop de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn in de met de ontnemingsvordering samenhangende strafzaak begint. Het is aan de feitenrechter om, gelet op de omstandigheden van het geval, dit moment vast te stellen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn in deze zaak aangevangen tijdens de behandeling van de hoofdzaak in november 2015, op het moment dat de officier van justitie bij requisitoir aankondigde dat een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd ingediend.
De rechtbank doet ruim zeven jaar na aanvang van genoemde datum uitspraak op de ontnemingsvordering, zodat de redelijke termijn van twee jaar met ruim vijf jaar is overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 6 van het EVRM is geschonden en dat die schending tot uitdrukking dient te komen in de hoogte van het aan de veroordeelde tot betaling op te leggen bedrag. De rechtbank zal de betalingsverplichting gelet op deze forse overschrijding verminderen met € 5.000,-.
6.2
Betalingsverplichting
Er zijn geen concrete feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat de veroordeelde thans of in de (nabije) toekomst over onvoldoende draagkracht zal beschikken om het vastgestelde bedrag aan de staat terug te betalen. Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
6.3
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting dient te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.158.424,-.

7..Gijzeling

Met ingang van 1 januari 2020 is het nieuwe elfde lid van artikel 36e Sr direct van toepassing geworden. De rechtbank zal daarom bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

9..Beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 5.163.424,00 (zegge: vijf miljoen honderddrieënzestigduizend vierhonderdvierentwintig euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 5.158.424,00 (zegge: vijf miljoen honderd achtenvijftigduizend vierhonderdvierentwintig euro);
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 (zegge: duizendtachtig) dagen;
- wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door: mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Arrest gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022

Voetnoten

1.Conclusie [naam 7], ECLI:NL:PHR:2021:1151, bij HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:159.
3.Conclusie [naam 8], ECLI:NL:PHR:2021:570, bij HR 7 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1218.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 11.
5.Arrest gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022.
7.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 13.
8.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 11.
9.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 12.
10.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 15.
11.Arrest gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022.
12.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 15.
13.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 15.
14.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 14.
15.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 17.
16.Arrest gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022.
17.Proces-verbaal van bevindingen Levering vastgoed [plaats 2] door [naam bedrijf 1] aan [naam bedrijf 9], [nummer 2].
18.Proces-verbaal van bevindingen betreffende het door [naam veroordeelde 1] feitelijk leidinggeven binnen de [naam bedrijf 9], [nummer 3].
19.Arrest gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022 in de zaak van [naam veroordeelde 2].
20.Proces-verbaal uitwerking opgenomen vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel, [nummer 4].
21.Proces-verbaal uitwerking opgenomen vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel, [nummer 4].
22.Relaaspv ZD3, [nummer 5] en [nummer 6].
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 23 november 2010, [nummer 7] en proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 24 november 2010, [nummer 8].
24.Arrest gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022 in de zaak van [naam veroordeelde 2].
25.Proces-verbaal aantreffen inwerking zijnde hennepkwekerij, [nummer 9] e.v.
26.Relaaspv ZD3, [nummer 10].
27.Aangifte [naam 9], ZD3, [nummer 11].
28.Relaaspv ZD3, [nummer 12] en [nummer 13].
29.BOOM-rapport 2005, p. 2 en 24.
30.Relaaspv ZD3, [nummer 12] en BOOM-rapport 2005, p. 3.
31.Relaaspv ZD3, [nummer 12] en BOOM-rapport 2005, p. 3.
32.Factuur Liander m.b.t. [adres 2], [nummer 14].
33.Relaaspv ZD3, [nummer 12] en Proces-verbaal uitwerking opgenomen vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel, [nummer 15].
34.Arrest gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022 in de zaak van [naam veroordeelde 2], voornoemd.
35.Proces-verbaal uitwerking opgenomen vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel, [nummer 16].
36.Arrest gerechtshof Den Haag van 27 juni 2022.
37.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel [naam veroordeelde 1], rapportnummer [nummer 1] van 7 juli 2017, p. 24.
38.ECLI:NL:HR:2008:BD2578, r.o. 3.12.2.