“Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 678.798,94. Het hof komt als volgt tot deze schatting:
De periode.
Op grond van het onherroepelijke vonnis in de strafzaak tegen veroordeelde staat vast dat de veroordeelde zich vanaf 31 mei 2015 tot en met 1 mei 2017 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Deze periode behelst 700 dagen.
De verkoopprijs.
Uit de verklaring van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en de afnemers [betrokkene 3] en [betrokkene 4] leidt het hof af dat een klein bolletje cocaïne 0,4 gram weegt en een groot bolletje cocaïne weegt 0,9 gram.
Uit de verklaringen van veroordeelde, [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en de afnemers [betrokkene 5] , [betrokkene 6] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 7] , [betrokkene 8] , [betrokkene 9] en [betrokkene 10] leidt het hof af dat voor een klein bolletje cocaïne € 20,00, voor een groot bolletje cocaïne € 45,00 en voor 5 gram € 200,00 is betaald door de afnemers. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is derhalve in het voordeel van de veroordeelde uitgegaan van een opbrengst/verkoopprijs van gemiddeld € 45,00 per gram cocaïne. Het hof ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De berekeningswijzen opbrengst.
Uit het dossier leidt het hof twee verschillende manieren af waarop de opbrengst kan worden berekend, te weten:
a) de totale aankoopprijs per afnemer aan de hand van hun eigen verklaring, uitgaande van een gemiddelde van 17 afnemers doorberekend naar in totaal 212 afnemers;
b) de hoeveelheden afgenomen cocaïne per afnemer aan de hand van hun eigen verklaring, uitgaande van een gemiddelde van 15 afnemers doorberekend naar in totaal 212 afnemers.
Algemeen ad a en b.
De officier van justitie is bij de oorspronkelijke vordering uitgegaan van de berekening conform ad a. De raadsman heeft uitdrukkelijk verweer gevoerd op de uitgangspunten gebruikt in ad a en b, aangezien hierbij het aantal afnemers is gerelateerd aan het aantal telefoonnummers en volgens de raadsman ter voorkoming van dubbeltellingen ten aanzien van het aantal afnemers de uiteindelijk berekende hoeveelheid telefoonnummers met twintig procent moet worden verlaagd.
Uit het proces-verbaal blijkt dat er 215 telefoonnummers zijn geregistreerd. Van deze telefoonnummers zijn er 53 waarbij is opgenomen ‘no-hit ciot’ dan wel dat geen gegevens bekend zijn geworden. Onbekend is derhalve of deze niet traceerbare telefoonnummers zijn gebruikt door personen van wie een telefoonnummer wel op de lijst voorkomt met bijbehorende NAW-gegevens (tenaamstelling van de telefoonnummers). Het hof zal daarom deze 53 telefoonnummers in mindering brengen om een mogelijke dubbeltelling van afnemers te voorkomen.
Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat van 4 NAW-gegevens meerdere telefoonnummers op de lijst voorkomen. Het hof zal deze telefoonnummers eveneens niet in de berekening meenemen om dubbeltelling van afnemers te voorkomen.
Hiermee is het risico op dubbeltelling van afnemers in voldoende mate voorkomen. De op de lijst voorkomende 8 telefoonnummers die mogelijk van bedrijven zijn neemt het hof in de berekening van het aantal afnemers wel mee, nu niet is uit te sluiten dat deze telefoonnummers op de lijst staan vanwege het kopen van cocaïne. [betrokkene 8] heeft immers verklaard dat hij het telefoonnummer op naam van zijn keukenbedrijf gebruikt om cocaïne te bestellen.
Het aantal geregistreerde telefoonnummers dat te relateren is aan een afnemer is derhalve: 215 - 53 - 4= 158 telefoonnummers. Dit zijn unieke telefoonnummers en het hof heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat het aantal afnemers afwijkt van dit aantal. Uit het dossier blijkt immers dat een aantal afnemers verklaart dat zij ook met andere telefoonnummers cocaïne bestellen (waarbij deze niet door het hof als dubbeltelling op de lijst zijn geconstateerd), terwijl andere afnemers verklaren dat zij voor meerdere personen cocaïne bestellen.
Concluderend is het hof van oordeel dat er 158 (honderdachtenvijftig) afnemers waren in de bewezenverklaarde periode.
Ad a.
Uit de verklaringen van 17 afnemers blijkt dat zij gezamenlijk voor in totaal € 116.995,00 aan cocaïne hebben gekocht, te weten € 6.882,06 per afnemer. Doorberekend naar 158 afnemers betekent dit een totale opbrengst van
€ 1.087.365,48.
Gelet op de periode van 700 dagen bedraagt de dagopbrengst gemiddeld € 1553,38. Dit past bij de genoemde verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] . [betrokkene 2] heeft immers verklaard dat de dagopbrengst op een drukke dag tussen de € 1.500,00 en € 3.500,00 bedroeg en op niet drukke dagen tussen de € 900,00 en € 1.200,00.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat de dagomzet op een rustige dag tussen de € 900,00 en € 1.000,00 bedroeg en op drukke dagen tot € 2.000,00.
Ad b.
Uit de verklaringen van 15 afnemers blijkt dat zij gezamenlijk in totaal 43,76 gram cocaïne per week kochten, te weten 2,91 gram per afnemer per week of 0,41 gram per afnemer per dag. Doorberekend naar 158 afnemers betekent dit een verkoop van 64,78 gram cocaïne per dag.