ECLI:NL:RBROT:2023:360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
C/10/633320 / HA ZA 22-137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van bitcoin na vernietiging koopovereenkomst van Chinese kom wegens dwaling

In deze zaak vordert eiser, [eiser01], de terugbetaling van één bitcoin (BTC) ter waarde van € 48.000,00 van gedaagde [naam01] na de vernietiging van een koopovereenkomst voor een Chinese porseleinen kom. De rechtbank Rotterdam heeft op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de vraag centraal stond of de koopovereenkomst op grond van dwaling vernietigd kon worden. Eiser heeft gesteld dat hij de overeenkomst is aangegaan onder invloed van dwaling, omdat de kom niet authentiek bleek te zijn en de waarde niet overeenkwam met de mededelingen van [naam01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van dwaling, omdat [naam01] onjuiste informatie heeft verstrekt over de waarde en authenticiteit van de kom. De rechtbank heeft geoordeeld dat de koopovereenkomst met terugwerkende kracht is vernietigd, wat betekent dat de partijen ongedaan moeten maken wat zij in het kader van de overeenkomst hebben ontvangen. Eiser heeft niet om de terugbetaling van de bitcoin zelf gevraagd, maar om de restitutie van de waarde in euro's, omdat de bitcoin in waarde was gedaald. De rechtbank heeft geoordeeld dat [naam01] de bitcoin moet terugbetalen aan [eiser01] en dat er geen grond is voor aanvullende schadevergoeding. De vorderingen tegen [naam02] zijn afgewezen, omdat zij niet als partij bij de koopovereenkomst kon worden aangemerkt. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 18 januari 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/633320 / HA ZA 22-137 van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. T.I. Sipkema te Capelle aan den IJssel,
tegen

1.[naam01] ,

wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. G. Grijs te Rotterdam,

2.[naam02] ,

wonende te [woonplaats03] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/642479 / HA ZA 22-615 van
[naam02],
wonende te [woonplaats03] ,
eiseres in vrijwaring,
advocaat mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
tegen
[naam01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in vrijwaring,
advocaat mr. G. Grijs te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser01] , [naam01] en [naam02] genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 januari 2021 met producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord van [naam01] ;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende (incidentele) conclusie tot oproeping in vrijwaring van [naam02] ;
  • de conclusie van antwoord incident in vrijwaring van [naam01] ;
  • het tussenvonnis van 22 juni 2022;
  • de brief van de rechtbank van 8 september 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast op 29 november 2022;
  • de brief van de rechtbank van 24 oktober 2022 met een zittingsagenda;
  • de producties 19 tot en met 21 namens [eiser01] ;
  • de mondelinge behandeling van 29 november 2022 (waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt), waaraan de advocaat van [naam02] via Teams heeft deelgenomen en de door partijen overgelegde spreekaantekeningen.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 juli 2022 met één productie;
  • de conclusie van antwoord;
  • de brief van de rechtbank van 19 september 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast op 29 november 2022;
  • de brief van deze rechtbank van 24 oktober 2022 met een zittingsagenda;
  • de akte vermindering van eis van [naam02] van 29 november 2022;
  • de mondelinge behandeling van 29 november 2022 (waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt), waaraan de advocaat van [naam02] via Teams heeft deelgenomen en de door partijen overgelegde spreekaantekeningen.

3.De feiten

3.1.
Van eind april 2021 tot begin mei 2021 hebben [eiser01] en [naam01] gecorrespondeerd over de verkoop door [naam01] aan [eiser01] van een Chinese porseleinen blauw witte kom.
3.2.
[naam01] heeft [eiser01] concept-koopovereenkomsten gestuurd. In het concept van 3 mei 2021 stond onder meer:
“Artikel 1 – Omschrijving goed
(…) Een Chinees porseleinen blauw witte kom met Xuande merk en periode - 10.3 cm diameter, verder te noemen ‘het goed’.
Artikel 2 – Prijs
De koopprijs voor het roerend goed bedraagt 1 BTC (Bitcoin) crypto (de dato 3 mei 2021 is dit ongeveer € 48.000,-) en wordt bij overdracht heden op 3 mei 2021 direct overgemaakt aan het cryptoadres van de verkoper.
Artikel 3 - Taxatie
Het goed is in 2012 door een zeer hoogwaardige expert in Chinees antiek getaxeert voor € 150.000,- Naar alle waarschijnlijkheid heeft het goed inmiddels een hogere waarde. (…)”
3.3.
De concept koopovereenkomst van 3 mei 2021 is niet getekend. Op 4 mei 2021 heeft [eiser01] 1 bitcoin overgemaakt naar het cryptoadres van [naam01] en op 8 mei 2021 is de kom door [naam01] aan [eiser01] geleverd. Hierbij is [eiser01] een inkoopverklaring overhandigd van mevrouw [naam03] , Chinese & Japanese Art Consultancy, gericht aan “
Hr [naam02]” van 8 januari 2012 waarin melding wordt gemaakt van een “
Blauw en witte kom, Xuande merk en periode, 10.3 cm diam. Verzekerde waarde € 150.000,-“.
3.4.
[naam02] en [naam01] hadden in 2012 een affectieve relatie. Die relatie is omstreeks 2016 geëindigd.
3.5.
Bij separate brieven van 5 en 6 oktober 2021 van (de advocaat van) [eiser01] aan [naam02] en [naam01] schrijft [eiser01] dat hij met hen een koopovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de kom, maar dat - na onderzoek - de authenticiteit van de kom niet is komen vast te staan en dat hij bij de koop heeft gedwaald. [eiser01] verzoekt [naam02] en [naam01] om de betaalde bitcoin(s) met een vertegenwoordigde waarde van € 48.000,00 terug over te maken op zijn cryptorekening, of om in plaats daarvan € 48.000,00 te betalen op zijn bankrekening. Aan dit verzoek is niet voldaan.

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
[eiser01] vordert samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
“a. voor recht te verklaren dat de tussen partijen op 4 mei 2021 gesloten koopovereenkomst
ten aanzien van de kom buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel voor zover deze nog
bestaat alsnog te vernietigen;
b. met veroordeling van gedaagden ieder hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal
zijn bevrijd, te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te voldoen:
i. tot restitutie van de koopsom van de kom ad € 48.000,00;
ii. te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ad € 1.255,00;
iii. te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2021 tot en met 3 december 2021 ad € 562,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2021, dan wel een ingangsdatum voor de wettelijke rente door u in goede justitie te bepalen, tot aan de dag der algehele voldoening,
c. alles met veroordeling van gedaagden ieder hoofdelijk, des dat de één betalende de ander
zal zijn bevrijd, in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, te berekenen vanaf 14 dagen na betekening van het ten dezer zake te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening,
d. gedaagden, ieder hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de nakosten van deze procedure”.
4.2.
Het verweer van [naam01] en [naam02] strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten. [naam01] heeft gevorderd dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4.
[naam02] vordert na vermindering van haar eis - samengevat - dat [naam01] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, wordt veroordeeld om aan [naam02] te betalen al hetgeen waartoe [naam02] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak.
4.4.1.
[naam02] legt hieraan ten grondslag dat zij geen partij is bij de koopovereenkomst, nooit (mede-)eigenaar van de kom is (geweest) en van de verkoop aan [eiser01] geen weet heeft gehad.
4.5.
[naam01] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Volgens [naam01] is de koopovereenkomst alleen tot stand gekomen tussen [eiser01] en hemzelf en is [naam02] ook nooit (mede-)eigenaar geweest van de kom.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak
Waar gaat het geschil over?
5.1.
In de hoofdzaak moet de rechtbank beoordelen of er een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiser01] als koper en [naam01] en [naam02] als verkopers. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of de overeenkomst door [eiser01] is vernietigd, of alsnog door de rechtbank moet worden vernietigd op grond van bedrog of dwaling omdat de kom geen kostbare antieke Chinese kom is. Tot slot moet de rechtbank beoordelen wat de gevolgen van de vernietiging zijn. Betekent dit dat één bitcoin moet worden terugbetaald, of dat € 48.000,00 moet worden terugbetaald?
Partijen bij de koopovereenkomst
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen erkend dat tussen [eiser01] en [naam01] op 4 mei 2021 een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de kom overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 3 van de concept-koopovereenkomst van 3 mei 2021 met dien verstande dat betaling op 4 mei 2012 en levering op 8 mei 2021 heeft plaatsgevonden (zie hiervoor onder 3.2 en 3.3).
5.3.
Partijen verschillen van mening of ook [naam02] partij is bij de koopovereenkomst. [naam02] betwist iets met de verkoop van de kom te maken hebben gehad. [naam01] onderschrijft dat, maar volgens [eiser01] is zij wel partij bij de overeenkomst.
5.4.
[eiser01] heeft zijn stelling dat ook [naam02] contractspartij is, in het licht van de gemotiveerde betwisting van [naam02] , onvoldoende onderbouwd. Van een aanbod of aanvaarding van of mede namens haar is niet gebleken. Dat [naam02] volgens [eiser01] , onder verwijzing naar de inkooporder van [naam03] van 8 januari 2012, mede-eigenaar is van de kom, maakt dit niet anders. [naam02] heeft bovendien betwist dat zij de inkooporder heeft getekend of ontvangen. [naam02] is ook nergens genoemd in de whatsapp-correspondentie tussen [eiser01] en [naam01] voorafgaand aan de verkoop en haar naam ontbreekt ook als mede-verkoper in de nota bene door [eiser01] zelf opgestelde concept-koopovereenkomsten. Tot slot blijkt uit de door [eiser01] overgelegde verklaring van de heer [naam04] van 13 december 2021 evenmin dat [naam02] partij zou zijn bij de koopovereenkomst nu daaruit niet volgt dat enig aanbod of aanvaarding met betrekking tot de verkoop van de kom door haar of mede namens haar is gedaan.
5.5.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [eiser01] voor zover gericht tegen [naam02] , zullen worden afgewezen omdat de vorderingen zijn gebaseerd op zijn stelling dat [naam02] partij is bij de koopovereenkomst, of dat zij daarbij betrokken is geweest.
Juistheid mededelingen bij verkoop
5.6.
Volgens [eiser01] heeft [naam01] bedrog gepleegd door hem een kom te verkopen als ware het een kostbare antieke Chinese kom met een hoge waarde, althans heeft hij hieromtrent gedwaald. Volgens [eiser01] voldoet de kom niet aan de overeenkomst. De kom is geen kostbare antieke Chinese kom met een waarde van (minimaal) € 150.000,00. Het is een recente replica zonder noemenswaardige waarde. Omdat [naam01] deze stelling heeft betwist, rust op [eiser01] de bewijslast van de feiten die hij aan zijn beroep op bedrog en dwaling ten grondslag heeft gelegd.
5.7.
[eiser01] heeft in dit kader allereerst de echtheid van de inkooporder van [naam03] van 8 januari 2012 betwist en gesteld dat [naam03] hem heeft meegedeeld dat zij niets weet van een taxatie van de kom in 2012. Daarnaast heeft [eiser01] verwezen naar een e-mail van de heer [naam05] van veilinghuis Bonhams van 24 september 2021 waarin [naam05] verklaart dat de kom niet authentiek is en niet geschikt voor veiling. Volgens [naam05] heeft het veilinghuis de kom bovendien al een keer eerder voor een andere cliënt onderzocht en is toen dezelfde conclusie meegedeeld. Vanwege privacy redenen kon het veilinghuis niet zeggen voor wie die taxatie destijds was uitgevoerd, aldus [eiser01] . Ook heeft [eiser01] verwezen naar een e-mail van de heer [naam06] , veilingmeester bij [veilinghuis01] in België, van 17 november 2021 waarin [naam06] verklaart dat de kom een moderne kopie betreft en geen waardevol antiek exemplaar. Volgens [eiser01] volgt ook uit de site ‘valuemystuff’ dat de kom niet authentiek is. Tot slot heeft [eiser01] de kom ter veiling aangeboden bij Sotheby’s, maar heeft Sotheby’s geweigerd de kom te veilen. Ook hieruit volgt dat de geleverde kom niet een kostbare antieke Chinese kom is, aldus [eiser01] .
5.8.
[naam01] heeft betwist dat [naam03] de kom in 2012 niet heeft getaxeerd of dat de inkooporder niet echt zou zijn, zodat dit in rechte niet vaststaat. Aan bewijslevering door [eiser01] komt de rechtbank niet toe bij gebreke aan voldoende concrete stellingen van [eiser01] op dit punt, bijvoorbeeld wanneer (datum) en hoe (telefonisch of tijdens een bespreking o.i.d.) hij [naam03] in dit kader heeft gesproken. Dat de mededeling van [naam01] , zoals ook opgenomen in de koopovereenkomst - dat de kom kostbaar Chinese antiek betreft - onjuist is, staat evenwel in rechte vast. Tegenover de schriftelijke verklaringen van veilinghuis Bonhams en veilingmeester [naam06] over de kom, heeft [naam01] namelijk niet meer aangevoerd dan dat hij de expertise van Bonhams betwijfelt en hij vraagtekens heeft bij de uitgevoerde onderzoeken. Waarom er getwijfeld moet worden aan de expertise van Bonhams en welke concrete bezwaren er zouden kleven aan de betreffende onderzoeken, is door [naam01] niet nader toegelicht. Dat had wel op zijn weg gelegen. Dit betekent dat [naam01] de gemotiveerde stelling van [eiser01] - dat de kom geen kostbaar Chinees antiek betreft - onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Hiermee staat in rechte vast dat de kom geen kostbare antieke Chinese kom betreft en daarmee niet voldoet aan wat [eiser01] en [naam01] in de koopovereenkomst hebben afgesproken.
Dwaling
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de vereisten van dwaling. [eiser01] heeft gemotiveerd gesteld dat hij de overeenkomst is aangegaan onder invloed van dwaling. Dat sprake is geweest van een onjuiste mededelingen van [naam01] over de eigenschappen van de kom, staat in rechte vast (zie hiervoor onder 5.8). Aan het vereiste causaal verband is ook voldaan. De rechtbank neemt zonder meer voor waar aan dat [eiser01] de koopovereenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten. Dit betekent dat de overeenkomst vernietigbaar is (artikel 6:228 lid 1 BW). [eiser01] heeft zich met zijn brief van 6 oktober 2021 aan [naam01] op dwaling beroepen en verzocht om terug overmaking van “
de betaalde bitcoin(s) met een vertegenwoordigde waarde van € 48.000,00” of, in plaats daarvan, de terugbetaling van € 48.000,00. Hoewel [eiser01] zich in zijn brief niet expliciet op de vernietiging van de overeenkomst beroept, is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomst met de ontvangst van de brief van 6 oktober 2021 door [naam01] is vernietigd. [eiser01] heeft zich in zijn brief onder verwijzing naar zijn dwaling immers duidelijk op de rechtsgevolgen van de vernietiging beroepen. Uit het verweer van [naam01] blijkt bovendien dat [naam01] de brief ook als een vernietiging van de overeenkomst heeft opgevat.
Gevolgen vernietiging koopovereenkomst
5.10.
De vernietiging van de overeenkomst heeft terugwerkende kracht. Dat betekent dat de koopovereenkomst nooit heeft bestaan en dat de door partijen over- en weer verrichtte prestaties zonder rechtsgrond zijn verricht en daarom onverschuldigd zijn (artikel 6:203 BW). Het verplicht partijen tot ongedaanmaking van hetgeen zij in dit kader aan prestaties van de andere partij hebben ontvangen. Dit betekent dat de kom door [eiser01] aan [naam01] moet worden teruggegeven omdat er aan de levering geen geldige titel ten grondslag heeft gelegen en de eigendom van de kom niet is overgegaan op [eiser01] .
5.11.
Wat betreft de door [eiser01] verrichtte prestatie, de overmaking van één bitcoin op de cryptorekening van [naam01] , vordert [eiser01] in deze procedure niet de terugbetaling van één bitcoin, maar de terugbetaling (“restitutie”) van € 48.000,00, volgens [eiser01] de koopsom van de kom. [naam01] heeft betwist dat de vernietiging van de koopovereenkomst ertoe leidt dat hij [eiser01] € 48.000,00 moet betalen. Volgens [naam01] leidt de vernietiging ertoe dat hij één bitcoin moet “retourneren” aan [eiser01] - zoals overeengekomen in de koopovereenkomst.
5.12.
De rechtbank oordeelt als volgt. Artikel 2 van de vernietigde koopovereenkomst luidde: “
De koopprijs voor het roerend goed bedraagt 1 BTC (Bitcoin) crypto (de dato 3 mei 2021 is dit ongeveer € 48.000,-) (…)”(zie hiervoor onder 3.2.)
.Hieruit leidt de rechtbank af dat partijen een koopprijs van één bitcoin zijn overeengekomen en dat zij er daarbij vanuit gingen dat één bitcoin op dat moment “
ongeveer” € 48.000,00 waard was.
5.13.
Anders dan [eiser01] stelt volgt uit artikel 2 niet dat partijen zijn overeengekomen dat de koopprijs € 48.000,00 bedroeg en dat dat bedrag betaald zou worden met één bitcoin. Voor deze stelling heeft [eiser01] ook geen nadere feiten of omstandigheden aangevoerd. Het voorgaande betekent dat de vernietiging van de koopovereenkomst ertoe leidt dat [naam01] de door hem ontvangen prestatie van [eiser01] , de ontvangst van één bitcoin, als onverschuldigd betaald moet terugbetalen, dat wil zeggen dat hij één bitcoin moet terug overmaken op de cryptorekening van [eiser01] . Een bitcoin is weliswaar geen wettig betaalmiddel of gangbaar geld in de zin van artikel 6:112 BW, maar het staat partijen vrij om ten aanzien van de betaling andersluidende afspraken te maken, mits het gekozen betaalmiddel niet is verboden.
5.14.
Ter zitting heeft [eiser01] nog toegelicht dat hij “restitutie” van € 48.000,00 heeft gevorderd - en niet slechts de terugbetaling van de overgemaakte bitcoin - omdat de bitcoin in waarde is gedaald. De rechtbank kwalificeert dit als een aanspraak op aanvullende schadevergoeding.
5.15.
Omdat het slagen van het beroep op dwaling niet betekent dat [naam01] jegens [eiser01] schadeplichtig is, moet onderzocht worden of hiervoor een specifieke rechtsgrond aanwezig is en zo ja, of [eiser01] hiervoor voldoende heeft gesteld (HR 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3765). Dat [naam01] onjuiste informatie over de kom heeft verstrekt in het kader van de koopovereenkomst staat in rechte vast, maar dit betekent niet zonder meer dat hij daarmee onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld. Daarvoor is van belang of hij meende en ook mocht menen dat zijn mededelingen omtrent de kom juist waren.
5.16.
Indien [naam01] [eiser01] tot het aangaan van de koopovereenkomst heeft bewogen door opzettelijk een onjuiste mededeling te doen (bijv. dat de kom is getaxeerd door [naam03] ), of door opzettelijk te zwijgen waar hij moest spreken (bijv. dat de kom al eerder was afgekeurd door veilinghuis Bonhams), zou [naam01] onrechtmatig jegens [eiser01] hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de door [eiser01] geleden schade. Of in dit kader sprake is van bedrog en of [eiser01] hiervoor genoeg concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld, kan echter in het midden blijven omdat uit zijn stellingen niet is af te leiden dat er aan zijn zijde na het terug ontvangen van de bitcoin sprake zou zijn van aanvullende schade.
5.17.
De schade door de waardedaling van de bitcoin staat los van de onderhavige koopovereenkomst. Ter zitting heeft [eiser01] desgevraagd verklaard dat hij - om te kunnen voldoen aan de koopovereenkomst - geen bitcoin heeft moeten aanschaffen, of dat hij hiervoor kosten heeft gemaakt. [eiser01] heeft verklaard dat betaling in bitcoin heeft plaatsgevonden omdat hij daarover al de beschikking had. [eiser01] heeft evenmin gesteld dat hij, als de koop niet had plaatsgevonden, de bitcoin te gelde zou hebben gemaakt en hij in dat kader, als gevolg van de waardedaling van de bitcoin, nu schade lijdt. Tot slot heeft [eiser01] ook geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld die anderszins aanleiding zouden kunnen geven tot een aanvullende schadevergoeding.
5.18.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat er voor een aanvullende schadevergoeding in dit geval geen grond bestaat.
Slotsom
5.19.
[naam01] zal worden veroordeeld tot de terugbetaling van één bitcoin aan [eiser01] door overmaking van één bitcoin op de door [eiser01] op te geven cryptorekening. Er zal geen wettelijke rente worden toegewezen omdat geen sprake is van een vertraging in de voldoening van een geldsom. De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen omdat [eiser01] niet duidelijk heeft gemaakt welk belang hij hierbij heeft naast de terugbetaling van de bitcoin.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.20.
[eiser01] vordert vergoeding van door hem gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en begroot die kosten aan de hand het besluit BIK op € 1.255,00. Het besluit BIK is in dit geval niet van toepassing omdat geen sprake is van een uit een overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom. [naam01] heeft daarnaast het bestaan en de omvang van de gemaakte incassokosten gemotiveerd betwist, onder meer dat er aan hem meerdere sommatiebrieven zijn verstuurd en er door [eiser01] uitgebreid verhaalsonderzoek naar hem is gedaan. [eiser01] heeft na de gemotiveerde betwisting zijn stellingen over gemaakte buitengerechtelijke incassokosten onvoldoende toegelicht zodat in rechte moet worden aangenomen dat de gestelde buitengerechtelijke incassokosten niet zijn gemaakt.
Proceskosten
5.21.
[naam01] zal als de tegenover [eiser01] grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam02] worden begroot op: € 1.301,00 (griffierecht) en € 2.228,00 (salaris advocaat, 2,0 punten × tarief € 1.114,00), totaal € 3.529,00.
5.22.
[eiser01] zal als de tegenover [naam02] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van [naam02] worden veroordeeld (zie hiervoor onder 5.5). De kosten aan de zijde van [naam02] worden begroot op € 1.301,00 (griffierecht) en € 2.228,00 (salaris advocaat, 2,0 punten × tarief € 1.114,00), totaal € 3.529,00.
5.23.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.
Uitvoerbaar bij voorraad
Tegen de door [eiser01] gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring is geen verweer gevoerd, terwijl [eiser01] geacht moet worden daarbij belang te hebben, zodat deze wordt toegewezen.
in de vrijwaringszaak
5.24.
Omdat de vorderingen van [eiser01] tegen [naam02] worden afgewezen, ontvalt daarmee de grond voor de vrijwaring door [naam01] . Dit betekent dat de vorderingen van [naam02] zullen worden afgewezen.
5.25.
Ter zitting heeft [naam01] verklaard het vervelend te vinden dat [naam02] , met wie hij een kind heeft, in zijn geschil met [eiser01] is betrokken. Gelet op de verhoudingen tussen [naam02] en [naam01] en de door [naam01] ingenomen stellingen, namelijk dat hij met [naam02] van mening is dat zij geen partij is bij de koopovereenkomst en dat zij ten onrechte in de procedure is betrokken, ziet de rechtbank aanleiding om de kosten van de procedure te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
veroordeelt [naam01] tot terugbetaling van één bitcoin aan [eiser01] door overmaking van één bitcoin op een door [eiser01] op te geven cryptorekening,
6.2.
veroordeelt [naam01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 3.529,00,
6.3.
wijst de vorderingen tegen [naam02] af,
6.4.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [naam02] tot op heden begroot op € 3.529,00,
6.5.
verklaart dit vonnis onder 6.1 en 6.2 uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaak
6.7.
wijst de vorderingen af,
6.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.
[3455/1729]