In de hoofdzaak vordert [eiser01] c.s. om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat het dienstverband tussen [eiser01] en [gedaagde sub 1] nog immer voortduurt, althans dat dit dienstverband in stand is gebleven;
II. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen één week na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis aan [eiser01] te voldoen het bruto maandsalaris van € 3.221,65 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag vanaf 1 september 2021 tot de datum waarop het dienstverband alsnog rechtsgeldig zal eindigen, te verminderen met het al betaalde bedrag van € 3.061,67 netto;
III. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen één week na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis aan [eiser01] te voldoen de wettelijke rente over de onder II. genoemde achterstallige maandelijkse salarisbetalingen;
IV. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen één week na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis aan [eiser01] te voldoen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de onder II. genoemde achterstallige salarisbetalingen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging;
V. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen één week na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis aan [eiser01] te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.107,00;
VI. [gedaagde sub 1] te veroordelen om binnen één week na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis aan [eiser01] de correcte loonstroken af te geven over de periode september 2021 tot de datum waarop het dienstverband alsnog rechtsgeldig zal eindigen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat zij in gebreke zal blijven hieraan te voldoen met een maximum van € 50.000,00;
VII.
primairvoor recht te verklaren dat GVC niet is ontslagen als statutair bestuurder van [gedaagde sub 1] en dat [eiser01] niet is ontslagen als statutair bestuurder van de Stichting , dan wel
subsidiairde ontslagbesluiten van [gedaagde sub 1] en de Stichting van 5 augustus 2022 te vernietigen voor zover de kantonrechter van oordeel is dat er sprake is geweest van een besluit tot ontslag van GVC als statutair bestuurder van [gedaagde sub 1] en een besluit tot ontslag van [eiser01] als statutair bestuurder van de Stichting ;
VIII. [gedaagde sub 1] en de Stichting te veroordelen om GVC respectievelijk [eiser01] binnen één week na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis als statutair bestuurder in te schrijven in het Handelsregister, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat zij in gebreke zullen blijven hieraan te voldoen met een maximum van € 100.000,00;
IX. Tyssir en Timocas hoofdelijk te veroordelen om binnen zes weken na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis alle aansprakelijkheid tegenover ABN AMRO Bank van GVC en [eiser01] over te nemen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat zij in gebreke zullen blijven hieraan te voldoen met een maximum van € 250.000,00;
X. Tyssir en Timocas op grond van artikel 2:343 BW hoofdelijk te veroordelen om de aandelen van GVC in [gedaagde sub 1] voor een door de kantonrechter op grond van artikel 2:339 lid 1 BW in samenhang met artikel 2:340 lid 1 BW te bepalen prijs over te nemen, en [gedaagde sub 1] hoofdelijk naast Tyssir en Timocas op grond van artikel 2:343 BW te veroordelen om de aandelen van GVC in [gedaagde sub 1] voor een door de kantonrechter op grond van artikel 2:339 lid 1 BW in samenhang met artikel 2:340 lid 1 BW te bepalen prijs over te nemen, zulks voorwaardelijk, te weten in het geval en voor zover Tyssir en Timocas niet binnen een termijn van één week na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis in staat zijn gebleken aan het hiervoor onder IX. gevorderde te voldoen;
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten.