ECLI:NL:RBROT:2023:332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
C/10/643641
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident ex artikel 843a Rv inzake concurrentie- en relatiebeding in koopovereenkomst

Op 18 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam in een incident ex artikel 843a Rv uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [naam eiseres] en Romatho B.V. en GeoDrive Technology B.V. In deze zaak vorderde Romatho c.s. inzage in bepaalde bescheiden van [naam eiseres] die relevant zouden zijn voor de beoordeling van een concurrentie- en relatiebeding uit een koopovereenkomst van 10 januari 2014. De rechtbank oordeelde dat Romatho c.s. niet voldoende had onderbouwd dat zij een rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage. De rechtbank stelde vast dat de vordering tot afgifte van of inzage in bescheiden slechts toewijsbaar is indien aan de voorwaarden van artikel 843a lid 1 Rv is voldaan. De rechtbank concludeerde dat Romatho c.s. niet had aangetoond dat er sprake was van een rechtmatig belang, en dat de vordering daarom werd afgewezen. Tevens werd Romatho c.s. veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 563,00 aan salaris advocaat. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank merkte op dat Romatho c.s. nog niet had geconcludeerd voor antwoord in de hoofdzaak en dat zij het recht om dat alsnog te doen niet had verloren. De zaak zal op 1 maart 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/643641 / HA ZA 22-680
Vonnis in incident van 18 januari 2023
in de zaak van
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.T. Pel te Hattem,
tegen

1.ROMATHO B.V.,

gevestigd te Gouda,
2.
GEODRIVE TECHNOLOGY B.V.,
gevestigd te Bussum,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. A.C. Hansen te Rotterdam.
Eiseres wordt hierna [naam eiseres] genoemd. Gedaagden worden hierna Romatho en GeoDrive genoemd (gezamenlijk Romatho c.s.).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 augustus 2022, met producties;
  • de incidentele conclusie ex artikel 843a Rv;
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten, voor zover van belang in het incident

2.1.
[naam eiseres] heeft op 10 januari 2014 een koopovereenkomst gesloten met Romatho, waarbij [naam eiseres] voor een koopprijs van € 300.000,00 haar aandelen in GeoDrive aan Romatho heeft verkocht. In de koopovereenkomst is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen ten laste van [naam eiseres] en haar directeur-eigenaar, [naam 1] (hierna: [naam 1]).
2.2.
[naam eiseres] en GeoDrive hebben op 19 februari 2014 een ‘raamovereenkomst’ gesloten, waarbij [naam eiseres] zich heeft verbonden om werkzaamheden te verrichten voor GeoDrive. Bij deze overeenkomst hoort Annex A, waarin klanten zijn vermeld waarvoor [naam eiseres] dan wel [naam 1] direct en zonder toestemming vooraf werkzaamheden mochten verrichten gedurende de looptijd van de raamovereenkomst.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[naam eiseres] vordert in de hoofdzaak - samengevat en zakelijk weergegeven - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Romatho te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag van € 18.278,00 aan verschuldigde wettelijke handelsrente tot 1 juli 2022, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
GeoDrive te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag van € 85.000,00 aan hoofdsom en € 44.888,00 aan verschuldigde wettelijke handelsrente tot 1 juli 2022, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
Romatho c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag van € 6.930,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2022, althans de dag van dagvaarding, tot aan de dag van volledige betaling;
Romatho c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Romatho c.s. vordert in het incident samengevat:
I. [naam verweerster] te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het vonnis de bescheiden zoals bedoeld in randnummer 24 van de incidentele conclusie ex artikel 843a Rv ter hand te stellen;
II. te bepalen dat [naam verweerster] deze bescheiden in papieren vorm dient aan te leveren aan de advocaat van Romatho c.s.;
III. te bepalen dat, indien [naam verweerster] binnen de conform de in het vonnis bepaalde termijn aan Romatho c.s. de betreffende bescheiden niet of onvolledig ter hand stelt, [naam verweerster] een dwangsom verbeurt van € 25.000,00 en € 2.000,00 voor iedere opvolgende dag dat [naam verweerster] hiermee in gebreke blijft;
IV. te bepalen dat, na overlegging van de bescheiden door [naam verweerster], de zaak na acht weken op de rol komt te staan zodat Romatho c.s. in staat is deze bescheiden te onderzoeken, en vervolgens ter rolle een nadere conclusie of akte kan nemen omtrent de door [naam verweerster] verstrekte bescheiden.
4.2.
Romatho c.s. heeft de stukken waarop de vordering betrekking heeft in randnummer 24 van haar incidentele conclusie als volgt omschreven:
“- alle door [naam verweerster] en [naam 1] gezonden facturen aan haar klanten/opdrachtgevers die zijn genoemd in Annex A bij de raamovereenkomst, alsook aan andere klanten/opdrachtgevers (niet genoemd op Annex A), zulks over de jaren 2014 tot en met 2021;
- alle aan de klanten/opdrachtgevers van [naam verweerster] en/of van [naam 1] verstrekte adviezen en
rapportages, ter vaststelling van de aard van de verrichte werkzaamheden door [naam verweerster]
en/of [naam 1], ter bepaling of dit een inbreukmakende activiteit is geweest, zulks over de
jaren 2014 tot en met 2021;
- de jaarrekening van [naam verweerster] over de jaren 2014 tot en met 2021;
- de grootboekrekeningen uit de boekhouding van [naam verweerster] houdende de verkoopfacturen
van [naam verweerster], eveneens over de jaren 2014 tot en met 2021.”
4.3.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Romatho c.s. kort gezegd dat zij aan de hand van deze bescheiden kan bepalen of en zo ja, in welke mate er sprake is van door [naam verweerster] en/of [naam 1] gemaakte inbreuken op het concurrentie- en het relatiebeding krachtens de koopovereenkomst van 10 januari 2014. Romatho c.s. noemt als concreet voorbeeld van een inbreuk NeoDrill AS Noorwegen (hierna: NeoDrill), een relatie van GeoDrive. Dat baseert Romatho c.s. op de brieven van [naam 2], belastingadviseur, van 16 juni 2017 (productie 7 bij dagvaarding) en 24 april 2020 (productie 8 bij dagvaarding), waaruit volgt dat [naam verweerster] in 2016, 2017 en 2018 opdrachten heeft uitgevoerd voor NeoDrill.
4.4.
[naam verweerster] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van Romatho c.s. in de proceskosten. [naam verweerster] betwist niet dat zij opdrachten heeft verricht voor NeoDrill, maar stelt dat partijen daarover specifieke afspraken hebben gemaakt zodat geen sprake is van schending van een van de bedingen uit de koopovereenkomst.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Een vordering tot afgifte van of inzage in bescheiden is slechts toewijsbaar indien aan de drie in artikel 843a lid 1 Rv genoemde voorwaarden is voldaan. Dat wil zeggen dat (1) de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, een rechtmatig belang heeft bij afschrift of inzage daarvan; (2) de vordering betrekking heeft op ‘bepaalde’ bescheiden; en (3) de bescheiden een rechtsbetrekking betreffen waarbij degene die afschrift of inzage vordert partij is. Daarnaast mag zich geen van de in de leden 3 en 4 van artikel 843a Rv vervatte uitzonderingen voordoen.
5.2.
[naam verweerster] heeft aangevoerd dat zij met instemming van Romatho c.s. werkzaamheden heeft verricht voor NeoDrill en daarbij verwezen naar de als productie 5 bij dagvaarding ingebrachte raamovereenkomst. In dat licht heeft Romatho c.s. haar rechtmatig belang ten aanzien van voor NeoDrill verrichte werkzaamheden onvoldoende onderbouwd.
5.3.
Andere (vermeende) overtredingen van het concurrentie- en/of relatiebeding zijn door Romatho c.s. op geen enkele wijze geconcretiseerd of onderbouwd. De enkele blote stelling dat Romatho c.s. ermee bekend is dat [naam verweerster] ook voor andere relaties werkzaamheden heeft verricht dan wel contacten heeft gezocht en onderhouden, is onvoldoende om een rechtmatig belang bij de inzage van de gevorderde bescheiden aan te nemen. Artikel 843a Rv is niet bedoeld voor het opvragen van documenten waarvan slechts wordt vermoed dat zij bestaan en steun zouden kunnen bieden aan stellingen. Anders gezegd, artikel 843a Rv biedt geen grondslag om erachter komen of en zo ja, op welke schaal, een relatie- of concurrentiebeding is overtreden (zie ook Rechtbank Limburg 2 juni 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:4389). Van Romatho c.s. had dan ook verwacht mogen worden dat zij haar standpunt ten minste op enigerlei wijze had onderbouwd, maar dat heeft zij niet gedaan. Daar komt nog bij dat [naam 1] in deze procedure geen procespartij is en GeoDrive geen partij is bij de koopovereenkomst waarin het concurrentie- en relatiebeding is opgenomen.
5.4.
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de (cumulatieve) vereisten van artikel 843a Rv. De incidentele vordering wordt daarom afgewezen.
5.5.
Romatho c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [naam verweerster] vastgesteld op € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt x tarief € 563,00). Over de gevorderde nakosten hoeft de rechtbank geen separate uitsprak te doen (ECLI:NL:HR:2022:853, r.o. 2.3).
5.6.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe is gegrond op de wet en het niet is weersproken.

6.Ambtshalve beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
Romatho c.s. heeft nog niet geconcludeerd voor antwoord. Anders dan [naam eiseres] betoogt, is haar recht om dat alsnog te doen niet komen te vervallen. Artikel 128 lid 3 Rv bepaalt weliswaar dat de gedaagde alle excepties en zijn antwoord ten principale tegelijk naar voren moet brengen, op straffe van het verval van het recht om alsnog ten principale te antwoorden, maar het opwerpen van een incident op grond van artikel 843a Rv is geen exceptie. Excepties zijn namelijk verweren die ertoe strekken dat de rechter op processuele gronden niet aan de beoordeling van het geschil zelf toekomt, zoals onbevoegdheid of nietigheid van de dagvaarding (HR 22 oktober 1993, NJ 1994, 374). Artikel 128 lid 3 Rv is aldus niet van toepassing en Romatho c.s. mag alsnog voor antwoord concluderen.
6.2.
Gelet op de verplichting van de rechtbank om te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure (artikel 20 Rv), wijst de rechtbank Romatho c.s. erop dat zij geen verder uitstel zal krijgen voor het indienen van haar conclusie van antwoord.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst het gevorderde af;
7.2.
veroordeelt Romatho c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van [naam eiseres] tot op heden begroot op € 563,00;
7.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
7.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
1 maart 2023voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.
3537/3195