In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. A. Gorthuis van JIB Incasso Nederland V.O.F., vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 9.407,20 en bijkomende kosten. De huurder, die zelf procedeerde, voerde aan dat hij de huur niet had betaald vanwege gebreken in de woning, met name schimmelvorming, die door de verhuurder niet waren verholpen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 december 2022 was de huurder niet verschenen, wat de rechter opmerkte.
De kantonrechter oordeelde dat de huurder niet gerechtigd was om de huurbetalingen op te schorten, omdat hij de verhuurder niet tijdig op de hoogte had gesteld van de gebreken. De rechter stelde vast dat de huurachterstand niet was betwist en dat de verhuurder niet in gebreke was gesteld. Gezien de omstandigheden, waaronder de lange periode van niet-betaling, oordeelde de rechter dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De huurder werd veroordeeld om binnen veertien dagen het gehuurde te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, evenals de proceskosten. De rechter wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de verhuurder niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het in rekening brengen van deze kosten.
Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder direct actie kan ondernemen om de ontruiming te laten uitvoeren, indien nodig met behulp van de sterke arm van justitie. De rechter benadrukte dat de huurder de mogelijkheid had om een betalingsregeling te treffen, maar dat de verhuurder niet verplicht was om dit te doen.