ECLI:NL:RBROT:2023:3015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
10153720 CV EXPL 22-4133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van overeenkomst wegens tekortkoming in nakoming door aannemer van tegelvloer

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2023, gaat het om een geschil tussen eiser [eiser01] en gedaagde [gedaagde01] over een gebrekkige tegelvloer die in september 2018 door gedaagde is gelegd. Eiser heeft herhaaldelijk geklaagd over losse tegels, maar gedaagde heeft niet adequaat gereageerd op deze klachten. Eiser vordert ontbinding van de overeenkomst, terugbetaling van € 12.272,43, schadevergoeding van € 9.700,- en andere kosten. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en in verzuim is geraakt. Eiser hoefde geen ingebrekestelling te sturen, gezien de omstandigheden. De kantonrechter ontbindt de overeenkomst en wijst de vorderingen van eiser gedeeltelijk toe, waarbij gedaagde wordt veroordeeld tot terugbetaling van het betaalde bedrag en een deel van de schadevergoeding. De kantonrechter wijst ook de buitengerechtelijke incassokosten toe en legt de proceskosten bij gedaagde neer. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10153720 CV EXPL 22-4133
datum uitspraak: 20 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: [naam01] ,
tegen
[gedaagde01], h.o.d.n.
[handelsnaam01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna “ [eiser01] ” en “ [gedaagde01] ” genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 oktober 2022, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 8 december 2022;
  • het antwoord;
  • de brief van de rechtbank van 25 januari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte van [eiser01] .
1.2.
Op 17 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren partijen aanwezig, eiser bijgestaan door zijn gemachtigde.

2..De zaak

2.1.
Deze zaak gaat over losse tegels in een tegelvloer die [gedaagde01] in september 2018 bij [eiser01] heeft gelegd. [eiser01] heeft eind september 2018 bij [gedaagde01] geklaagd over losse tegels en [gedaagde01] heeft toegezegd dit te herstellen. [gedaagde01] heeft dit niet (volledig) gedaan. Daarom eist [eiser01] ontbinding van de overeenkomst, terugbetaling van het bedrag van € 12.272,43, rente en buitengerechtelijke kosten, € 9.700,- aan schadevergoeding, immateriële schadevergoeding, een dwangsom en de proceskosten. [eiser01] is het hier niet mee eens en wil gelegenheid krijgen om de vloer zelf te herstellen, ondanks dat niet duidelijk is waardoor de tegels los zijn geraakt.

3..De beoordeling

[gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen
3.1.
Partijen zijn het erover eens dat al kort nadat [gedaagde01] de vloertegels heeft gelegd, in september 2018, meerdere tegels los zijn komen te liggen. Dit is een tekortkoming van [gedaagde01] in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde01] voert weliswaar aan dat de tegels mogelijk los zijn geraakt doordat [eiser01] de vloer te snel, te zwaar heeft belast, en/of dat [eiser01] de vloerverwarming mogelijk verkeerd heeft gebruikt, maar hij onderbouwt dit onvoldoende, zoals hierna wordt uitgelegd.
3.2.
Op 31 augustus 2018 stuurt [gedaagde01] [eiser01] een Whatsappbericht waarin hij schrijft: “
Maandag spuiten verzetten. Heb tot dinsdag nodig”. Hieruit is op te maken dat [gedaagde01] ermee bekend was dat de spuiter vanaf die dinsdag werkzaamheden zou gaan uitvoeren en daarbij dus op de vloer zou lopen. [gedaagde01] heeft dit niet afgeraden of specifieke voorzorgmaatregelen aanbevolen. Op 3 september 2018 schrijft [gedaagde01] nog wel: “
Voorzichtig met lopen” “
Vooral zijkant” maar hij zegt niets over de spuiter, wetende dat die de dag erna met zijn werkzaamheden zal beginnen. Op 10 september 2018 schrijft [gedaagde01] nog: “
Hoe ver is de spuiter”, waarop [eiser01] op 11 september 2018 antwoordt: “
Ai beneden is morgen helemaal klaar”. [eiser01] vraagt [gedaagde01] dan op 11 september 2018 nog: “
maar ik kan wel spullen zetten” waarop [gedaagde01] antwoordt: “
Ja [1] . Hieruit is op te maken dat de vloer op dat moment normaal kan worden belast. [gedaagde01] heeft op de mondelinge behandeling nog verklaard dat de aannemer van [eiser01] heeft gewerkt met compressoren, waardoor de tegels mogelijk zijn losgetrild, maar [eiser01] heeft hiertegen aangevoerd dat de compressor en de bak verf in de tuin stonden, dat er alleen een slangetje naar binnen ging en dat de spuiter boven is begonnen. [gedaagde01] heeft dit niet betwist. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat [eiser01] de vloer te snel te zwaar heeft belast en dat de tegels daardoor zijn losgekomen. [gedaagde01] heeft verder ook niet onderbouwd dat [eiser01] de vloerverwarming verkeerd zou hebben gebruikt en dat daardoor tegels zijn losgekomen. Gelet op dit alles kan dus niet worden vastgesteld dat het loskomen van de tegels is veroorzaakt door onkundig gebruik van [eiser01] .
[gedaagde01] is in verzuim geraakt
3.3.
Iedere tekortkoming van een partij (in dit geval [gedaagde01] ) in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij (in dit geval [eiser01] ) in beginsel de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden [2] . Hiervoor is wel nodig dat [gedaagde01] in verzuim is geraakt [3] . De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is, zoals hierna wordt uitgelegd.
3.4.
Verzuim treedt onder meer in wanneer de schuldeiser ( [eiser01] ) de schuldenaar ( [gedaagde01] ) een schriftelijke aanmaning stuurt waarbij de schuldenaar een redelijke termijn krijgt om na te komen en hij hieraan geen gevolg geeft [4] . [eiser01] heeft [gedaagde01] geen schriftelijke ingebrekestelling gestuurd voordat hij per brief van 19 februari 2022 zijn geld terugvordert. Hij hoefde dat ook niet meer te doen, gelet op het volgende.
3.5.
[eiser01] klaagt op 30 september 2018 voor het eerst over loszittende tegels [5] . Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde01] ten minste één keer herstelwerkzaamheden bij [eiser01] heeft uitgevoerd, maar vanaf 7 januari 2019 klaagt [eiser01] opnieuw dat het klinkt alsof er iets los ligt. [gedaagde01] zegt dan toe dat hij langs zal komen, maar vervolgens komt hij steeds niet opdagen: hij zou in de file staan, hij zou niemand hebben aangetroffen (terwijl [eiser01] boven was) en hij was langer bezig bij een andere klant. In mei 2019, dus weer vier maanden verder, vraagt [eiser01] opnieuw of [gedaagde01] langs kan komen, omdat er inmiddels steeds meer tegels los komen. [gedaagde01] antwoordt dan dat hij is geopereerd, dus dat hij het even rustig aan moet doen. Eind juni 2019 vraagt [eiser01] weer of [gedaagde01] al beschikbaar is. [gedaagde01] antwoordt eerst dat het waarschijnlijk eind juli wordt, vervolgens eind september en uiteindelijk neemt hij begin oktober 2019, dus negen maanden na de klachten in januari 2019, weer contact op. Dan komt hij nog steeds niet en vraagt [eiser01] in december 2019 opnieuw of [gedaagde01] de situatie kan komen bekijken. [gedaagde01] zegt een aantal keer toe langs te zullen komen, maar doet dit niet. Hij stuurt Whatsappberichten met onder meer de boodschap dat hij in Suriname zit (eind januari 2020), dat hij in quarantaine zit wegens corona in de familie (mei en november 2020), dat hij wederom in de file staat (juni 2021) en dat hij in het buitenland is en niet terug kan (juli tot en met januari 2022). [eiser01] vraagt dan op 30 januari 2022 nog een keer om een datum en een plan van aanpak voor het herstel. Als [gedaagde01] hierop weer niets laat horen, laat [eiser01] hem op 17 februari 2022 weten: “
Zie dat je zelf nu weer niet reageert ….. Ben er Helemaal klaar mee…. Ik wil me geld gewoon terug!!!!!”. [eiser01] is op dat moment vanaf de klachten in januari 2019 al drie jaar lang bezig om [gedaagde01] zover te krijgen dat hij de tegelvloer komt herstellen. [gedaagde01] heeft vele malen toegezegd dat hij zou komen, maar laat het steeds afweten, om verschillende redenen en meestal zonder bericht. Onder deze omstandigheden kon op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege blijven [6] en is [gedaagde01] zonder ingebrekestelling in verzuim geraakt.
Ontbinding en de gevolgen daarvan
3.6.
Omdat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en in verzuim is geraakt, kan de eis tot ontbinding van de overeenkomst worden toegewezen. Door ontbinding van de overeenkomst ontstaan er ongedaanmakingsverplichtingen voor beide partijen [7] . Dit betekent dat [gedaagde01] het bedrag dat [eiser01] heeft betaald, € 12.272,43 in totaal, aan hem moet terugbetalen. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat hier tegenover staat dat [gedaagde01] op zijn beurt wel recht heeft op teruggave van de tegels, voor zover dit na verwijdering daarvan mogelijk is.
3.7.
[gedaagde01] moet ook de schade van [eiser01] vergoeden die [eiser01] lijdt door de ontbinding [8] . [eiser01] eist een bedrag van € 9.700,- aan materiële schadevergoeding en daarnaast immateriële schadevergoeding. Van de geëiste schadevergoeding kan € 1.737,85, worden toegewezen. Dit is het bedrag voor het verwijderen van de tegels conform de offerte van [bedrijf01] die [eiser01] bij akte heeft overgelegd (inclusief btw, 1,5% winst en risico en 2% begeleidingskosten). [eiser01] heeft niet onderbouwd waarom ook de zandcementvloer en de vloerverwarming zou moeten worden verwijderd of hersteld, zodat de kosten die hierop betrekking hebben, worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de vervangende schadevergoeding die [eiser01] eist. De overeenkomst wordt namelijk ontbonden, zodat [eiser01] het bedrag dat hij heeft betaald voor de vloer terugkrijgt. Met dit bedrag kan hij een vervangende vloer laten leggen. Toewijzing van een bedrag voor een andere vloer zou betekenen dat [eiser01] zijn schade twee keer vergoed krijgt.
[eiser01] heeft geen recht op immateriële schadevergoeding. Hiervoor is namelijk vereist dat sprake is van psychische schade. Voorstelbaar is dat [eiser01] en zijn familie last hebben (gehad) van de loszittende tegels die alsmaar niet werden gerepareerd, maar dit is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat zij hierdoor in hun persoon zijn aangetast als bedoeld in de wet [9] .
3.8.
De geëiste dwangsom kan ook niet worden toegewezen, omdat geen dwangsom kan worden opgelegd bij een veroordeling tot betaling van een geldsom [10] .
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
3.9.
[eiser01] heeft recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Gelet op de toegewezen hoofdsom van € 14.010,28 (€ 12.272,43 + € 1.737,85) wijst de kantonrechter een bedrag van € 915,10 toe, in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De geëiste wettelijke rente wordt toegewezen vanaf vandaag, de datum van ontbinding van de overeenkomst.
Proceskosten
3.10.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen [11] . De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 133,57 aan dagvaardingskosten, € 693,- aan griffierecht en € 792,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,-). Dit is totaal € 1.618,57. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard [12] .

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de overeenkomst tussen partijen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 14.925,38 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 14.010,28 vanaf vandaag tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.618,57 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken.
424

Voetnoten

1.Bijlage 5 bij de dagvaarding
2.Artikel 6:265 lid 1 BW
3.Artikel 6:265 lid 2 BW
4.Artikel 6:82 lid 1 BW
5.Bijlage 5 bij de dagvaarding
6.HR 4 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4358 (Fraanje/Götte)
7.Artikel 6:271 BW
8.Artikel 6:277 lid 1 BW.
9.Artikel 6:106 BW
10.Artikel 611a lid 1 Rv
11.Artikel 237 Rv
12.artikel 233 Rv