In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een arbeidsconflict tussen [eiser01] en Vicoma Beheer B.V. [eiser01] was sinds 1 oktober 2021 in dienst bij Vicoma als adviseur-directie/aandeelhouder. De werkgever heeft op 21 oktober 2022 per e-mail aan [eiser01] meegedeeld dat zijn dienstverband per 1 november 2022 zou eindigen, wat [eiser01] betwist. Hij heeft nooit ingestemd met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd, omdat er geen schriftelijke instemming van [eiser01] is en de beëindigingsovereenkomst niet door beide partijen is ondertekend. De kantonrechter concludeert dat [eiser01] recht heeft op doorbetaling van zijn loon, aangezien de arbeidsovereenkomst doorloopt. Vicoma had het loon van [eiser01] stopgezet op 24 januari 2023, omdat hij niet zou meewerken aan mediation. De kantonrechter oordeelt dat deelname aan mediation vrijwillig is en dat er geen bewijs is dat [eiser01] niet in staat was om mee te werken. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser01] tot betaling van achterstallig loon en andere kosten toe, terwijl de vordering van Vicoma in reconventie wordt afgewezen. De proceskosten worden voor het grootste deel aan Vicoma opgelegd.