ECLI:NL:RBROT:2023:2495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/10/640068 / HA RK 22-619
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Exhibitievordering ex artikel 843a in verzoekschriftprocedure afgewezen met mogelijkheid tot tussentijds hoger beroep

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 maart 2023, is een verzoek tot exhibitievordering ex artikel 843a Rv afgewezen. De verzoekster, Merle Wood & Associates Inc. (MWA), had verzocht om inzage in bescheiden van de verweerster, Alblasserdam Yachtbuilding B.V. (Oceanco), met betrekking tot een commissieovereenkomst voor de verkoop van een superjacht. MWA stelde dat zij rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage om bewijs te vergaren voor een vermeende commissieovereenkomst die tijdens de Monaco Yacht Show in 2015 zou zijn gesloten. De rechtbank oordeelde echter dat MWA niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er daadwerkelijk een rechtsbetrekking bestond tussen partijen die de gevraagde inzage rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarden van artikel 843a Rv niet waren vervuld, waardoor het verzoek werd afgewezen. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden, en de rechtbank liet de mogelijkheid open voor tussentijds hoger beroep tegen deze beschikking. De zaak benadrukt de strenge eisen die aan een exhibitievordering worden gesteld, met name de noodzaak om een voldoende aannemelijke rechtsbetrekking aan te tonen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/640068 / HA RK 22-619
Beschikking van 22 maart 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht,
MERLE WOOD & ASSOCIATES INC .,
gevestigd te Fort Lauderdale, Florida, de Verenigde Staten van Amerika,
verzoekster,
advocaat mr. J.A.I. Verheul te Amsterdam
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALBLASSERDAM YACHTBUILDING B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
verweerster,
advocaat mr. E.J.M. Brenders te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna MWA en Oceanco genoemd.

1..De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 23;
  • de brief van Oceanco d.d. 17 oktober 2022;
  • de brief van MWA d.d. 19 oktober 2022;
  • de brief van MWA d.d. 26 oktober 2022;
  • de brief van Oceanco van 1 november 2022;
  • de brief van MWA van 4 november 2022;
  • het verweerschrift met producties 1 tot en met 11;
  • de e-mail van MWA van 19 januari 2023;
  • de e-mail van Oceanco van 20 januari 2023;
  • de akte strekkende verandering van verzoek van MWA van 20 januari 2023;
  • de mondelinge behandeling op 23 januari 2023 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities respectievelijk pleitaantekeningen van mrs. Verheul, Altena, De Vries en Brenders;
  • de e-mail van de rechtbank aan partijen van 30 januari 2023 waarbij is meegedeeld dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor zaak- en rekestnummer C/10/651825 / HA RK 23-94 draagt en het verzoek ex artikel 843a Rv zaak- en rekestnummer C/10/640068 / HA RK 22-619 draagt;
  • de brief van MWA van 30 januari 2023 en het daarbij gevoegde verweerschrift van MWA tegen de zelfstandige tegenverzoeken van Oceanco;
  • de schriftelijke reactie op verweer van Oceanco van 13 februari 2023;
  • de schriftelijke reactie van MWA van 27 februari 2023.

2..De feiten

2.1.
MWA is een makelaar (hierna ook:
broker) in de superjachtenbranche en is onder meer gespecialiseerd in de bemiddeling tussen kopers en verkopers (scheepswerven) van superjachten.
2.2.
Alblasserdam Yachtbuilding B.V. is een Nederlandse scheepswerf die gespecialiseerd is in het ontwikkelen, bouwen en verkopen van luxe superjachten. Zij opereert onder de handelsnaam Oceanco.
2.3.
In de exclusieve branche waarin partijen opereren komt het voor dat
brokersbemiddelen tussen de scheepswerf die het superjacht bouwt en (potentiële) kopers. Hiervoor ontvangt de
brokereen commissie.
2.4.
In 2008 hebben partijen een mondelinge commissieovereenkomst gesloten. MWA heeft [naam 1] (hierna: de Klant) bijgestaan in de onderhandelingen met Oceanco voor de aankoop van het superjacht [nummer 2] . MWA heeft hiervoor een commissie van 3,5% (ongeveer [bedrag] ) ontvangen.
2.5.
In april 2017 heeft Oceanco een
shipbuilding contractgesloten met (indirect) de Klant voor de bouw van een nieuw superjacht, de [nummer 1] .
2.6.
Op 2 juni 2022 heeft MWA conservatoir bewijsbeslag gelegd op basis van het daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam van 2 mei 2022.
2.7.
De beslagen bescheiden zijn in bewaring gegeven bij DigiJuris B.V. (hierna: DigiJuris) die krachtens het verlof van de voorzieningenrechter is aangewezen tot gerechtelijk bewaarder volgens artikel 709 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).

3..De standpunten van partijen

Het verzoek van MWA

3.1.
MWA verzoekt de rechtbank, na wijziging van het verzoek, om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.1.
Oceanco te veroordelen om aan MWA primair afschrift van en subsidiair inzage te verstrekken in:
i. alle correspondentie en interne bescheiden opgemaakt vanaf 1 september 2015 met betrekking tot de aan MWA te betalen commissie voor de [nummer 1] (althans enig ander jacht dat mogelijkerwijs aan (indirect) de Klant zou worden verkocht) onder de bepaling dat:
a. hieronder in ieder geval valt: e-mailcorrespondentie waarbij de navolgende (rechts)personen als “verzender”, “ontvanger”, “bcc”, “cc” of “forward” betrokken zijn: [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , personen werkzaam voor Alblasserdam Yachtbuilding B.V., [naam 5] , [naam 6] , personen werkzaam voor Merle Wood & Associates Inc ., althans door de rechtbank in goede justitie aan te duiden personen en steeds indien en voor zover deze correspondentie ook overigens onder de omschrijving als opgenomen in onderdeel i. valt en ongeacht op welke wijze deze correspondentie aan of door Alblasserdam Yachtbuilding B.V. is (toe)gezonden;
b. hieronder in ieder geval valt: correspondentie en interne bescheiden waarin een of meer van de navolgende trefwoorden (en/of combinaties daarvan) voorkomen (of afkortingen daarvan): “ [nummer 1] ”, “commissie”, “(broker) fee”, “2,5%”, “5%”, “ [naam 7] ”, “ [naam 5] ”, “ MWA ”, “Monaco Yacht Show (2015)”, “Fort Lauderdale”, “ [naam 8] ”, “ [naam 9] ” en “ [naam bedrijf 1] ”, althans door de rechtbank in goede justitie aan te duiden trefwoorden en steeds indien en voor zover deze correspondentie ook overigens onder de omschrijving als opgenomen in onderdeel i. valt en ongeacht op welke wijze deze correspondentie aan of door Alblasserdam Yachtbuilding B.V. is (toe)gezonden.
met dien verstande dat onder “personen werkzaam voor” als bedoeld in onderdeel i. tevens wordt bedoeld werknemers en bestuurders;
waarbij onder “correspondentie” als bedoeld in onderdeel i. steeds wordt verstaan: brieven, faxberichten, e-mailcorrespondentie, sms-berichten, WhatsApp-berichten, voice-berichten, voicemails; en
waarbij onder “interne bescheiden” als bedoeld in onderdeel i. steeds wordt verstaan: notulen, telefoonnotities, aantekeningen;
alle correspondentie en interne bescheiden naar aanleiding van de e-mails van MWA aan Oceanco van 22 december 2015, 5 mei 2016, 16 april 2018, 27 april 2018, 25 oktober 2019, 23 december 2019 en 3 maart 2020;
waarbij onder “correspondentie” als bedoeld in onderdeel ii. steeds wordt verstaan: brieven, faxberichten, e-mailcorrespondentie, sms-berichten, WhatsApp-berichten, voice-berichten, voicemails; en
waarbij onder “interne bescheiden” als bedoeld in onderdeel ii. steeds wordt verstaan: notulen, telefoonnotities, aantekeningen;
het
shipbuilding contractvoor de [nummer 1] dat op of omstreeks 16 april 2018 is gesloten;
3.1.2.
op de voet van artikel 843a lid 2 Rv te bepalen dat primair afschrift en subsidiair inzage zal worden verschaft doordat:
DigiJuris alle beslagen data (voor zover nodig) zal indexeren en vervolgens de relevante bescheiden als bedoeld in onderdeel i. tot en met iii. zal selecteren en exporteren aan de hand van onder meer de onderwerpen van de bescheiden, de bij de bescheiden betrokken personen en de in onderdeel i. tot en met iii. opgenomen zoektermen althans andere zoektermen zoals door de rechtbank te bepalen;
waarbij de rechtbank bepaalt dat DigiJuris gerechtigd is om aan de vorenbedoelde selectie toe te voegen die stukken waarvan de inhoud redelijkerwijze in verband kan worden gebracht met in onderdeel i. tot en met iii. omschreven onderwerpen, zonder dat in die stukken een zoekterm is vermeld;
waarna de vorenbedoelde selectie eerst ter inzage aan Oceanco ter beschikking zal worden gesteld, opdat Oceanco eventuele bezwaren binnen een door de deurwaarder te stellen redelijke termijn aan de deurwaarder kenbaar kan maken;
en dat vervolgens een afschrift van deze selectie aan MWA zal worden verstrekt, met dien verstande dat indien Oceanco tegen het verstrekken van een afschrift van vorenbedoelde selectie bezwaar maakt, hierover geen overeenstemming kan worden bereikt met de deurwaarder en hierover de bevoegde voorzieningenrechter is aangezocht, de termijn van het verstrekken van afschrift eerst verstrijkt één dag nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan;
althans, subsidiair, te bepalen op een andere, door de rechtbank op de voet van artikel 843a lid 2 Rv te bepalen wijze tot de verstrekking van de in onderdeel i. tot en met iii. gevorderde correspondentie die is gevoerd, en interne bescheiden en andere bescheiden die zijn opgemaakt, over te gaan;
3.1.3.
Oceanco te veroordelen te gehengen en te gedogen dat DigiJuris op de in 3.1.2 omschreven wijze primair afschrift en subsidiair inzage aan MWA zal verschaffen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag(deel) dat de overtreding voortduurt, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom;
3.1.4.
Oceanco te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
Oceanco voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek, althans, tot gedeeltelijke toewijzing daarvan onder de door Oceanco gestelde voorwaarden, met veroordeling van MWA in de integrale proceskosten.
De zelfstandige tegenverzoeken van Oceanco
3.3.
Oceanco verzoekt te bepalen dat de beslagkosten, de kosten van het exhibitieverzoek, alsmede de door het beslag en de exhibitievordering geleden schade, waaronder advocaatkosten, door MWA aan Oceanco vergoed moeten worden.
3.4.
Oceanco verzoekt tevens om het gelegde bewijsbeslag op te heffen.
3.5.
MWA concludeert dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren, althans tot niet-ontvankelijkheid van Oceanco in haar verzoeken dan wel tot afwijzing van deze verzoeken, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Oceanco in de proceskosten.

4..De beoordeling

Het verzoek van MWA

4.1.
MWA legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
In 2008 heeft MWA de Klant bijgestaan en bemiddeld bij de onderhandelingen over de aankoop van de [nummer 2] . Naar aanleiding van de totstandkoming van dit
shipbuilding contractis door Oceanco aan MWA een onderling overeengekomen bedrag aan commissie voldaan. In 2015 vernam MWA dat Oceanco met de Klant in onderhandeling was over de aankoop van een nieuw superjacht, de [nummer 1] . MWA en Oceanco troffen elkaar daarna tijdens de Monaco Yacht Show (hierna: MYS) in september 2015 in Monaco. In een gesprek tijdens dit evenement kwamen MWA en Oceanco overeen dat Oceanco aan MWA een commissie verschuldigd was voor elke opvolgende deal, na de [nummer 2] , tussen Oceanco en de Klant, en dus ook voor de aankoop van de [nummer 1] . MWA en Oceanco kwamen overeen dat Oceanco aan MWA een commissie van 5% was verschuldigd voor de verkoop van de [nummer 1] nu MWA geen lagere commissie aanvaardde. Na de MYS heeft MWA in meerdere e-mails steeds gerefereerd aan de tussen MWA en Oceanco gesloten commissieovereenkomst en heeft deze hierin willen vastleggen. De inhoud van deze e-mails is door Oceanco nooit weersproken.
4.2.
MWA is voornemens een vordering in te stellen bij de burgerlijke rechter tegen Oceanco en MWA acht het wenselijk dat zij eerst informatie verkrijgt vóórdat zij een (bodem)procedure aanhangig maakt. MWA wenst ook dat de bescheiden voorafgaand aan een te gelasten voorlopig getuigenverhoor beschikbaar komen, zodat getuigen op basis van de stukken kunnen worden bevraagd en zij zo bewijs kan vergaren voor haar stellingen.
4.3.
MWA stelt dat zij een rechtmatig belang heeft bij een afschrift van, dan wel inzage in de bescheiden. Het rechtmatig belang is erin gelegen dat MWA bij verkrijging van een afschrift van deze bescheiden (nader) bewijs wenst te vergaren dat de commissieovereenkomst tijdens de MYS is gesloten, althans zij wenst haar rechtspositie aan de hand van deze bescheiden nader te bepalen. De bescheiden vormen naar verwachting het (aanvullende) bewijs dat niet anders kan worden vergaard dan door verkrijging van de bescheiden.
4.4.
Volgens MWA kan voorshands worden aangenomen dat binnen Oceanco is gecorrespondeerd over de commissieovereenkomst, de e-mails van MWA aan Oceanco en de commissie die Oceanco aan MWA verschuldigd zou zijn in verband met het
shipbuilding contractvoor de [nummer 1] . MWA verwacht dat uit de e-mails of interne bescheiden waarvan zij een afschrift wenst dan wel die zij wenst in te zien een erkenning van het bestaan en de inhoud van de overeenkomst, althans een erkenning van de verschuldigdheid van de commissie blijkt. Het rechtmatig belang van MWA bij verkrijging van een afschrift van het
shipbuilding contractis dat zij voor de berekening en het vorderen van betaling aan de aan haar verschuldigde commissie moet weten wat de aanneemsom voor de [nummer 1] is en hoe deze is opgebouwd.
4.5.
De bescheiden zijn volgens MWA tevens voldoende bepaald. Het verzoek ziet immers op een onderwerp dat nauwkeurig is afgebakend door de omschrijving van de onderwerpen of e-mails naar aanleiding waarvan aangenomen wordt dat interne correspondentie heeft plaatsgevonden en het noemen van de bij de stukken betrokken personen en ondernemingen.
4.6.
Ter zake het vereiste dat de bescheiden een rechtsbetrekking moeten betreffen waarbij degene die inzage vraagt partij is, stelt MWA zich op het standpunt dat tussen haar en Oceanco tijdens de MYS een commissieovereenkomst tot stand is gekomen uit hoofde waarvan Oceanco aan MWA een commissie verschuldigd was van 5% over de aanneemsom van de [nummer 1] .
4.7.
MWA stelt tevens dat de gevraagde bescheiden berusten onder Oceanco en dat zij erover beschikt omdat het gaat om correspondentie en andere (digitale) bescheiden gevoerd intern bij Oceanco, althans documenten waarbij Oceanco zelf partij is.
Toetsingskader
4.8.
Bij de beoordeling of het verzoek van MWA kan worden toegewezen, stelt de rechtbank het volgende voorop.
Gelet op het arrest van 26 oktober 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1985) kan een exhibitievordering ex artikel 843a Rv ook bij verzoekschrift worden gedaan.
Artikel 843a lid 1 Rv verbindt vier cumulatieve voorwaarden aan de toewijsbaarheid van een vordering tot overlegging van stukken. Deze voorwaarden luiden als volgt: (1) op het moment van instellen van de vordering moet er sprake zijn van rechtmatig belang bij inzage, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden, (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorgang partij is en (4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze te zijner beschikking of onder zijn berusting hebben. Indien aan voormelde voorwaarden is voldaan, bestaat niettemin geen gehoudenheid tot overlegging van bescheiden als sprake is van een relevant functioneel verschoningsrecht (artikel 843a lid 3 Rv), als sprake is van gewichtige redenen of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv).
Rechtsbetrekking
4.9.
Oceanco voert onder meer aan dat aan geen van de cumulatieve voorwaarden van artikel 843a Rv wordt voldaan. Omtrent de voorwaarde dat de gevraagde bescheiden een rechtsbetrekking aangaan heeft Oceanco aangevoerd dat MWA niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en Oceanco daadwerkelijk een commissieovereenkomst is gesloten. MWA verzuimt te stellen (en te onderbouwen) dat voldaan is aan de voor totstandkoming van een overeenkomst vereisten van aanbod en aanvaarding en van wilsovereenstemming.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van Oceanco slaagt. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.11.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1251 (Semtex)) overwogen dat als maatstaf voor de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a Rv heeft te gelden dat het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. (…) Degene die inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede tekortkoming of onrechtmatige daad te kunnen aantonen, zal derhalve gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden dienen te stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal moeten onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die tekortkoming of onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen.
Daarnaast overwoog de Hoge Raad dat de vraag wat in het kader van een vordering uit hoofde van artikel 843a Rv bij een gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad als een ‘voldoende’ mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, niet in algemene zin kan worden beantwoord. Het komt steeds aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het eventueel reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten of onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering of vordering tot schadevergoeding; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal.
4.12.
MWA onderbouwt haar stelling dat de bescheiden waarvan zij afschrift dan wel inzage vordert, betrekking hebben op de commissieovereenkomst die zij tijdens de MYS met Oceanco heeft gesloten met diverse e-mails van MWA aan Oceanco waarin MWA aan de commissieovereenkomst refereert. Daarnaast baseert MWA zich op een
sworn affidavitdie [naam 5] op 23 maart 2022 heeft afgelegd voor een notaris in Florida, Verenigde Staten waarin hij verklaart wat er is besproken tijdens de MYS en nadien op 20 mei 2016 in Fort Lauderdale, Florida, Verenigde Staten. Op basis van het uitblijven van een reactie van Oceanco op de e-mails van MWA waarin zij refereert aan de commissieovereenkomst, kan, zoals Oceanco terecht aanvoert, niet worden geconcludeerd dat een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen. Ook de verklaring van [naam 5] (“president” en “owner” van MWA ) vormt geen bewijs van de gestelde overeenkomst omdat het, zoals Oceanco eveneens terecht heeft aangevoerd, een partijverklaring betreft die geen bewijs in het voordeel van die partij kan opleveren, tenzij het strekt als aanvulling van onvolledig bewijs (artikel 164 lid 2 Rv). Dat is in dit geval echter niet aan de orde. Bovendien heeft Oceanco toegelicht dat zij ten tijde van de MYS actief was met het aanprijzen van een ander jacht, de [nummer 3] en dat zij in dat verband veel makelaars, waaronder MWA , heeft aangeschreven en gevraagd een klant voor de [nummer 3] te zoeken. Volgens Oceanco heeft zij tijdens de MYS met MWA gesproken over potentiële kopers voor de [nummer 3] die MWA had gevonden. Oceanco heeft het niet over een opvolgend jacht voor de Klant gehad omdat zij ten tijde van de MYS al een
Letter of Intentmet de Klant had ondertekend voor een opvolgend jacht, waarin een geheimhoudingsclausule was opgenomen. Gelet op deze gemotiveerde betwisting heeft MWA niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij tijdens de MYS met Oceanco heeft gesproken over commissie voor een opvolgend jacht voor de Klant en dat tussen partijen een commissieovereenkomst tot stand is gekomen inhoudende dat Oceanco aan MWA 5% commissie zou betalen voor de verkoop van de [nummer 1] .
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat aan het vereiste van artikel 843a Rv dat voldoende aannemelijk (in de onder 4.11 bedoelde zin) moet zijn dat de rechtsbetrekking waarop het verzoek van MWA ziet bestaat, niet wordt voldaan. Omdat het verzoek reeds op deze grond wordt afgewezen, wordt aan een oordeel over de vraag of aan de overige vereisten van artikel 843a Rv is voldaan, niet meer toegekomen. Wat partijen daarover hebben aangevoerd, kan dan ook onbesproken blijven.
De zelfstandige tegenverzoeken van Oceanco
Ontvankelijkheid
4.14.
De Hoge Raad heeft in 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1985) al overwogen dat gelet op de rechtsontwikkeling en de opvattingen in de literatuur moet worden aangenomen dat inzage, afschrift of uittreksel in de zin van artikel 843a Rv ook kan worden verzocht bij verzoekschrift. Dat betekent dat aan het woord ‘vorderen’ als bedoeld in artikel 843a Rv geen doorslaggevende betekenis moet worden gehecht. In de lijn van die rechtsontwikkeling en uit een oogpunt van doelmatige rechtspleging past het dat in een 843a Rv procedure als onderhavige, volgend op een gelegd bewijsbeslag, de verwerende partij bij wijze van tegenverzoek vorderingen respectievelijk verzoeken voor zover te relateren aan de exhibitie en/of het bewijsbeslag, zoals opheffing van het beslag, vergoeding van gemaakte kosten en/of door het beslag geleden schade ter beslechting aan de rechtbank kan voorleggen.
De rechtbank laat voor dit oordeel meewegen dat in het geval MWA het exhibitieverzoek door middel van een dagvaardingsprocedure aanhangig zou hebben gemaakt, het buiten twijfel is dat Oceanco haar vorderingen, zoals thans in het kader van het tegenverzoek aan de orde gesteld, in reconventie had kunnen instellen.
Het verzoek tot opheffing van het bewijsbeslag
4.15.
Oceanco legt aan haar verzoek ten grondslag dat voor zover de deurwaarder data heeft geselecteerd waarvoor geen verlof is verleend omdat deze data niet beantwoorden aan de in het beslagrekest geformuleerde petitum, het bewijsbeslag ten onrechte is gelegd. Voor zover het beslag wel binnen het verlof valt, dient het eveneens te worden opgeheven omdat de beslaglegging niet (meer) voldoet aan de eis dat het belang ervan voldoende aannemelijk is gemaakt. De gestelde rechtsbetrekking tussen Oceanco en MWA is niet voldoende aannemelijk. Hieruit blijkt summierlijk de ondeugdelijkheid van het gelegde beslag. Oceanco heeft belang bij het opheffen van het beslag omdat de (zeer) bedrijfsgevoelige informatie niet zonder meer veilig is. Voor wat betreft het
shipbuilding contractvoor de [nummer 1] bestaat geen gegronde vrees dat deze verloren zal gaan, aangezien Oceanco deze in relatie tot de Klant goed moet bewaren. De beslaglegging is disproportioneel en ontaard in een fishing expedition.
4.16.
MWA verzet zich tegen opheffing van het beslag en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat een belangenafweging in het voordeel van MWA dient uit te vallen. Oceanco ondervindt geen nadeel of hinder van de beslaglegging terwijl MWA er groot belang bij heeft om te voorkomen dat Oceanco de data, als het beslag wordt opgeheven, vernietigt.
4.17.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Een in het voordeel van MWA uitvallende belangenafweging staat op dit moment aan opheffing van het beslag in de weg. Immers, MWA heeft gesteld dat bij afwijzing van het exhibitieverzoek tegen die beslissing hoger beroep zal worden ingesteld. Er zijn op dit moment een zeer groot aantal data beslagen en veiliggesteld. Indien het beslag zou worden opgeheven gaan de in bewaring gestelde beslagen gegevens verloren. Indien de onderhavige afwijzende beschikking in hoger beroep zou worden vernietigd, zou dat kunnen betekenen dat partijen andermaal een kostbare en tijdrovende beslagexercitie te wachten staat. Daar staat tegenover dat Oceanco geen op dit moment kenbaar nadeel of hinder van bevriezing van de thans bestaande situatie ondervindt, althans daar is de rechtbank niet van gebleken. Dat de beslagen data onvoldoende beveiligd zouden zijn acht de rechtbank, mede gezien de centrale rol die DigiJuris als bewaarder vervult, niet aannemelijk.
4.18.
Het verzoek tot opheffing is derhalve op dit moment niet toewijsbaar. Afhankelijk van verdere ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld een beslissing in hoger beroep of resultaten van het voorlopig getuigenverhoor, kan dat in de toekomst anders worden. De rechtbank ziet daarom aanleiding de beslissing op het opheffingsverzoek aan te houden.
Kosten exhibitieverzoek en bewijsbeslag
4.19.
Oceanco heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat bij een afwijzend oordeel op het exhibitieverzoek de onrechtmatigheid van het bewijsbeslag vaststaat. In dat geval verzoekt Oceanco om MWA te veroordelen in de kosten als schade ten gevolge van onrechtmatige daad. Oceanco zou de kosten immers niet hebben gemaakt als MWA het bewijsbeslag niet had gelegd. Bij afwijzing van het exhibitieverzoek geldt dat het bewijsbeslag onrechtmatig is gelegd en komen de beslagkosten voor rekening van MWA . Voor zover (nog) niet vast komt te staan dat het bewijsbeslag onrechtmatig of onnodig is, geldt dat de medewerkingsplicht voor het bewijsbeslag Oceanco buitenproportioneel zwaar treft. De beslagkosten kunnen daarom niet in redelijkheid als behorend tot haar normale bedrijfsrisico worden aangemerkt.
4.20.
MWA voert aan dat de kosten waarvan Oceanco stelt dat deze op grond van artikel 843a lid 1 Rv voor rekening van MWA komen, verband houden met het bewijsbeslag en om die reden niet op deze grondslag voor rekening van MWA kunnen komen. MWA betwist tevens de hoogte van de kosten. Oceanco heeft onvoldoende onderbouwd dat de door haar opgevoerde kosten noodzakelijk zijn en dat de omvang daarvan redelijk is.
4.21.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Voor deze verzoeken geldt eveneens dat voor de te nemen beslissingen relevant kan zijn of de afwijzende beslissing met betrekking tot het exhibitieverzoek in stand blijft. Daarnaast concludeert de rechtbank op basis van de na de mondelinge behandeling gewisselde stukken dat partijen met betrekking tot vrijwel alle schadeposten discussie hebben over de hoogte van die kosten, de noodzaak van het maken ervan en het causaal verband met het beslag. De rechtbank behoeft voor een beslissing op deze verzoeken nadere inlichtingen van partijen. Daartoe zal een nadere mondelinge behandeling worden gelast. Indien tegen de onderhavige beslissing geen hoger beroep wordt ingesteld zal de rechtbank op een daartoe strekkend verzoek van Oceanco een datum vaststellen. Indien wel hoger beroep wordt ingesteld ligt het in de rede om eerst de afloop daarvan af te wachten.
Proceskosten
4.22.
De beslissing over de proceskosten wordt genomen bij eindbeslissing.
Tussentijds hoger beroep
4.23.
Voor zover nodig wordt partijen toegestaan tussentijds hoger beroep tegen deze beschikking in te stellen.

5..De beslissing

De rechtbank
Ten aanzien van de verzoeken van MWA
5.1.
wijst het verzoek van MWA als geformuleerd in 8.1 tot en met 8.3 van het petitum af,
5.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan,
Ten aanzien van de verzoeken van Oceanco
5.3.
houdt iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.3500/3078/676