3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Syngenta houdt zich onder meer bezig met de ontwikkeling en verkoop van groenterassen. Zij laat de haar in eigendom toebehorende planten eerst opkweken op [A] (hierna: [A]).
(ii) [verweerster] verzorgt sinds ongeveer 25 jaar op haar complex van tuinbouwkassen uitsluitend groentegewassen die eigendom zijn van Syngenta, nadat Syngenta deze door een vervoerder van [A] naar [verweerster] heeft laten vervoeren.
(iii) In 2015 is op het bedrijf van [verweerster] in een vanaf [A] bij haar geplaatste partij tomatenplanten van Syngenta een besmetting met het voor de productietomatenteelt gevaarlijke Pepinomozaïekvirus geconstateerd.
(iv) Begin september 2015 heeft Syngenta door het bedrijf Scientia Terrae onderzoek laten uitvoeren naar die besmetting. Ook heeft Syngenta een intern team van deskundigen door middel van een zogenoemde Root Cause Analysis (hierna: RCA) onderzoek laten doen naar de bronnen van de besmetting.
(v) Syngenta stelt zich op het standpunt dat de bron van de besmetting bij [verweerster] ligt en heeft de duurovereenkomst met [verweerster] opgezegd. Bij e-mail van 30 oktober 2015 aan [verweerster] heeft [betrokkene 1] van Syngenta in dit verband melding gemaakt van een ‘separate risk assessment’ die tot het besluit van opzegging heeft geleid. Ook heeft Syngenta van [verweerster] terugbetaling verlangd van een deel van het voor de afgebroken tomatenteelt reeds aan voorschotten betaalde bedrag, te weten € 700.000,--. [verweerster] heeft terugbetaling geweigerd.
(vi) [verweerster] stelt zich op het standpunt dat voor de hand ligt dat de bron van de besmetting bij [A] ligt. [verweerster] heeft Syngenta bij brief van 9 november 2015 en bij e-mail van 7 december 2015 verzocht om inzage in de test- en onderzoeksresultaten betreffende de bron van de besmetting. Syngenta heeft niet aan dit verzoek voldaan.
(vii) [verweerster] heeft Syngenta bij brief van 26 februari 2016 aansprakelijk gesteld voor schade onder meer als gevolg van wanprestatie aan de zijde van Syngenta, te weten het zonder deugdelijke rechtsgrond beëindigen van de tussen partijen bestaande duurovereenkomst.
3.2.1[verweerster] verzoekt in deze procedure, voor zover in cassatie van belang, dat op de voet van art. 186 Rv een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen over hetgeen is besproken en gewisseld tussen Syngenta en [A], dan wel de transporteur.
Voorts verzoekt [verweerster] dat Syngenta op de voet van art. 843a Rv wordt bevolen aan [verweerster] afschrift te verstrekken van alle (al dan niet tussentijdse en concept-)onderzoeksverslagen, analyses, rapporten, e-mails, faxen, brieven, gespreksverslagen en overige notulen die betrekking hebben op:
- de door of vanwege Scientia Terrae uitgevoerde onderzoeken inzake de besmetting;
- de (hiervoor in 3.1 onder (iv) bedoelde) RCA;
- de (hiervoor in 3.1 onder (v) bedoelde) ‘separate risk assessment’;
- teelttechnische informatie en documenten die Syngenta heeft ontvangen van [A] inzake de teelt die uiteindelijk besmet bleek te zijn; en
- hetgeen door of namens [A] (en/of diens transporteur) is geschreven inzake de (mogelijke) oorzaken van de besmetting en hetgeen Syngenta daaromtrent aan deze beide partijen heeft geschreven.
3.2.2De rechtbank heeft een voorlopig getuigenverhoor gelast en het op art. 843a Rv gebaseerde verzoek gedeeltelijk toegewezen.
3.2.3Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd waar het betreft de gedeeltelijke toewijzing van het op art. 843a Rv gebaseerde verzoek en Syngenta veroordeeld, voor zover in cassatie van belang, om [verweerster] afschrift te verstrekken van (aldus het dictum van de bestreden beschikking):
“- alle (al dan niet tussentijdse en concept-) onderzoeksverslagen van de RCA,
- het verslag van het door Scientia Terrae uitgevoerde onderzoek,
- alle verslagen van de besprekingen binnen en door Syngenta over de totstandkoming en de voortgang van de RCA en het onderzoek door Scientia Terrae, behalve die met haar advocaat,
- de aansprakelijkstelling van [A] door Syngenta, de reactie van [A] daarop en de eventuele verdere correspondentie en/of gespreksverslagen daaromtrent tussen Syngenta en [A]”
Aan deze beslissing heeft het hof onder meer het volgende ten grondslag gelegd:
“3.6 Naar het oordeel van het hof moet het om proceseconomische redenen aanvaardbaar worden geacht dat een partij die met het oog op een nog aanhangig te maken geding met betrekking tot hetzelfde onderwerp zowel een voorlopig getuigenverhoor of een voorlopig deskundigenbericht als een bevel tot overlegging van stukken verlangt, die combinatie van gewenste bewijsverrichtingen bij een en hetzelfde procesinleidend stuk en, zoals hier, dus bij verzoekschrift aan de bevoegde rechter voorlegt. Doorgaans, en zo ook in het onderhavige geval, zullen de over te leggen stukken, zoals de rechtbank in de bestreden beslissing ook heeft overwogen,een rol kunnen spelen tijdens de getuigenverhoren. Dit betekent dat ook om die reden niet kan worden gezegd dat de beide verzoeken niet met elkaar verweven zijn, zoals Syngenta stelt. Serieuze nadelen zijn voor de verweerder aan deze gang van zaken niet verbonden. Als zodanig kan niet worden beschouwd het feit dat de verschillende verzoeken aan de hand van uiteenlopende criteria moeten worden beoordeeld. De rechter moet immers alleszins in staat worden geacht dat onderscheid te kunnen maken.
De verzoekschriftprocedure is een volwaardige en laagdrempelige procedure. Syngenta is door de keuze voor deze route niet in haar belangen geschaad. Integendeel, op die manier zijn haar de kosten van een extra dagvaardingsprocedure bespaard gebleven. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat [verweerster] het geding ook waar het betreft het 843a-verzoek, op de juiste manier heeft ingeleid. (…)