ECLI:NL:RBROT:2023:247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
ROT 22/1017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee om een verkeersbesluit te nemen met betrekking tot geluidsbelasting en verkeersveiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee om een verkeersbesluit te nemen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Benard, heeft verzocht om een maximumsnelheid van 30 km/u in te voeren op de [straatnaam] en om vracht- en landbouwverkeer te verbieden. Het college heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot het beroep van eiser. De rechtbank heeft de zaak op 7 december 2022 behandeld, waarbij ook de gemachtigde van het college en verkeerskundige D. Diepstraten aanwezig waren. Tijdens de zitting is afgesproken dat partijen zouden overleggen over een mogelijke schikking, maar dit heeft niet geleid tot overeenstemming.

De rechtbank oordeelt dat het college de geluidsbelasting rondom de woning van eiser onvoldoende heeft betrokken bij zijn besluitvorming. De rechtbank stelt vast dat de geluidsnormen mogelijk worden overschreden en dat het college niet heeft getoetst of dit het geval is. De rechtbank vernietigt het besluit van het college van 19 januari 2022 en draagt het college op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle relevante aspecten, zoals de verkeersintensiteit en geluidsbelasting, in acht moeten worden genomen. Eiser krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet toereikend is gemotiveerd, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank benadrukt dat het college bij de nieuwe besluitvorming ook de rol van vracht- en landbouwverkeer en de mogelijkheid van verplaatsing van de grens van de bebouwde kom moet overwegen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1017

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. B. Benard),
en

het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee (het college)

(gemachtigde: mr. J. Taale).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college om het door eiser gevraagde verkeersbesluit te nemen.
Met het bestreden besluit van 19 januari 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij die weigering gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld door zijn echtgenote, zijn gemachtigde, de gemachtigde van het college en verkeerskundige D. Diepstraten.
Ter zitting is afgesproken dat partijen met elkaar in overleg zullen treden en binnen twee weken aan de rechtbank zullen laten weten of zij overeenstemming hebben bereikt over een schikking. Bij brief van 22 december 2022 heeft het college de rechtbank bericht dat geen schikking is bereikt.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser woont op het adres [adres]. De [straatnaam] is een erftoegangsweg waar 60 km/u mag worden gereden en één van de drie ontsluitingswegen voor het dorp Oude-Tonge.
1.2.
In 2020 is het asfalt van de [straatnaam] in de omgeving van de woning van eiser vervangen.
1.3.
Bij brief van 10 februari 2021 heeft eiser het college verzocht om een verkeersbesluit te nemen tot, in ieder geval ter hoogte van zijn woning, het invoeren van een maximumsnelheid van 30 km/u op de [straatnaam] en daarbij ook de noodzakelijke aanpassingen aan het wegprofiel op te nemen. Ook heeft eiser verzocht om op de [straatnaam] een verbod in te stellen voor vracht- en landbouwverkeer.
1.4.
Het college heeft op 20 mei 2021 besloten om het verzoek van eiser af te wijzen.
1.5.
Eiser is op 8 november 2021 op zijn bezwaar gehoord door de Commissie bezwaarschriften van de gemeente Goeree-Overflakkee (de Commissie). De Commissie heeft het college op 22 november 2021 geadviseerd om het bezwaar van eiser gegrond te verklaren en het besluit van 20 mei 2021 te herroepen. De Commissie heeft geadviseerd te onderzoeken of verplaatsing van de grens van de bebouwde kom mogelijk is. Verder heeft de Commissie geadviseerd nader onderzoek te laten doen naar de geluidsbelasting, ook omdat de ruimtelijke ontwikkelingen leiden tot een toename van het verkeer over de [straatnaam].
2. Het college heeft het bezwaar, in afwijking van het advies, ongegrond verklaard. Dit besluit berust op de volgende overwegingen. De [straatnaam] ontsluit het oostelijk deel van Oude-Tonge, is (ter hoogte van de woning van eiser) gelegen buiten de bebouwde kom, is voor dat gedeelte gecategoriseerd als erftoegangsweg en kent een maximumsnelheid van 60 km/u. Het college heeft de vaste gedragslijn om op dit soort wegen geen maximumsnelheid van 30 km/u in te voeren. De [straatnaam] ter hoogte van de woning van eiser voldoet aan de normen van het CROW. Bovendien blijkt uit gegevens van de politie dat nabij de woning van eiser in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 geen ongevallen zijn geregistreerd. Op grond hiervan is er geen reden om van de gedragslijn af te wijken en ook niet om het vracht- en landbouwverkeer op de [straatnaam] te weren. Uit een verkeerstelling over de periode van 29 november 2017 tot en met 19 december 2018 blijkt dat het aantal motorvoertuigen per etmaal ruim onder het aantal van 6.000 blijft. Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 september 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BF1001) blijkt dat de [straatnaam] per etmaal maximaal 6.000 motorvoertuigen veilig kan verwerken.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering door het college om het door eiser gevraagde verkeersbesluit te nemen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eiser heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Het college heeft miskend dat de verkeersveiligheidssituatie bij de woning van eiser problematisch is. Er wordt te hard gereden, de weg is smal en er hebben diverse ongelukken plaatsgevonden. Het college heeft ook verzuimd na te gaan welke rol het vracht- en landbouwverkeer hierbij speelt. Ten aanzien van de geluidsbelasting heeft eiser het volgende aangevoerd. Het college baseert zich op een verkeerstelling die zou zijn uitgevoerd in de periode 29 november 2017 tot en met 19 december 2018, maar dat onderzoek is niet in het geding gebracht. Eiser heeft daar dus niet op kunnen reageren. Los daarvan geldt dat het verzoek van eiser om het verkeersbesluit te nemen dateert van ruim na die onderzoeksperiode. Inmiddels is het “Verkeerscirculatieplan Uitwerking Actualisatie 2020” in werking getreden en is de verkeersintensiteit voor de woning van eiser aanzienlijk toegenomen. Ook zijn er tussen 2008 en 2014 in Oude-Tonge 432 recreatiewoningen, een jachthaven en een groot winkelcentrum bijgekomen. Ook dat heeft tot meer verkeer geleid. Uit de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:106) blijkt dat de geluidsbelasting op de [straatnaam] maximaal 53 dB mag zijn. In werkelijkheid is de geluidsbelasting echter 62 dB, zoals blijkt uit een rapport van AV Consulting uit juni 2019. Het college had volgens eiser ook de mogelijke verplaatsing van de grens van de bebouwde kom moeten onderzoeken, zoals de Commissie had geadviseerd.
6. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond over de verkeersveiligheidssituatie niet slaagt. Niet gebleken is dat de verkeerssituatie niet voldoet aan de geldende normen, dan wel dat er sprake is van een zodanig gevaarlijke situatie dat het college maatregelen had moeten treffen. Eiser heeft de stelling van het college dat uit politiegegevens blijkt dat nabij de woning van eiser in de relevante periode geen ongevallen zijn geregistreerd, niet gemotiveerd weersproken. Dat er meerdere ongelukken hebben plaatsgevonden die te maken hebben met de verkeerssituatie ter plaatse, al dan niet met vracht- of landbouwverkeer, is daarom onvoldoende aannemelijk geworden.
7. De beroepsgrond over de geluidsbelasting slaagt wel. Het college heeft de geluidsbelasting onvoldoende bij zijn besluitvorming over een eventueel te nemen verkeersbesluit betrokken. Het college heeft ook niet getoetst of de thans toepasselijke geluidsnormen worden overschreden. Hiertoe bestond wel aanleiding.
In reactie op de stelling van eiser dat de verkeersintensiteit is toegenomen, heeft het college gesteld dat het totaal aantal verkeersbewegingen van motorvoertuigen per etmaal onder het aantal van 6.000 blijft en dat er dus geen probleem met de geluidsbelasting is. Het college heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 17 september 2008. Uit deze uitspraak kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat met de huidige (sinds 2008 mogelijk toegenomen) verkeersintensiteit geen sprake is van overschrijding van de
thanstoepasselijke geluidsnormen. De rechtbank betrekt bij haar oordeel ook de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014 waarop eiser een beroep heeft gedaan. In deze uitspraak, althans in het in deze uitspraak geciteerde rapport van Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee, zijn aanwijzingen te vinden dat, om een ter plaatse van de woning acceptabele geluidssituatie te bereiken, het vervangen van het asfalt niet voldoende is, maar dat ook de maximumsnelheid moet worden teruggebracht naar 30 km/u.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen en niet toereikend gemotiveerd. Het beroep is gegrond wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
9. De rechtbank zal het college met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb opdragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het college zal het nieuw te nemen besluit zorgvuldig moeten voorbereiden en daarbij alle relevante aspecten met betrekking tot de (toegenomen) verkeersintensiteit en de daarmee gepaard gaande geluidsbelasting rondom de woning van eiser moeten betrekken. De rechtbank geeft het college in overweging bij zijn nieuwe besluitvorming ook de rol van het vracht- en landbouwverkeer in ogenschouw te nemen, alsmede de mogelijkheid van een verplaatsing van de grens van de bebouwde kom. Nu mogelijk nader onderzoek nodig is, ziet de rechtbank geen aanleiding het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Het college dient het nieuwe besluit binnen twaalf weken te nemen.
10. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 19 januari 2022;
- draagt het college op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 7:12, eerste lid
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…).
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 2, eerste lid
De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Artikel 15, tweede lid
Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.