In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de Korpschef van Politie. De zaak betreft de oplegging van buitengewoon verlof aan de eiser als ordemaatregel in het kader van een disciplinair onderzoek naar mogelijk plichtsverzuim. De korpschef had eerder besluiten genomen om de dienstmiddelen van de eiser in te nemen en hem de toegang tot politiegebouwen te ontzeggen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de korpschef handhaafde zijn besluiten. De rechtbank heeft de beroepen van eiser op 15 februari 2023 behandeld, waarbij eiser zijn beroep in een andere zaak introk na een gesprek met de politieleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende verdenking van plichtsverzuim bestond, waardoor de korpschef gerechtigd was om buitengewoon verlof op te leggen. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet verplicht was om tussentijdse resultaten van het disciplinaire onderzoek in de heroverweging van het bezwaar te betrekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de korpschef in de proceskosten van de ingetrokken zaak.