ECLI:NL:RBROT:2023:2052

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
ROT 21/2987
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan slachterij wegens niet informeren afnemers en onvoldoende samenwerking met NVWA na salmonella-besmetting

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 10.000,- behandeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanwege overtredingen van de Wet dieren. Eiseres, een slachterij, heeft niet voldaan aan artikel 19 van Verordening (EG) 178/2002, dat vereist dat bedrijven onmiddellijk afnemers informeren als zij weten of redenen hebben om aan te nemen dat hun producten schadelijk zijn voor de gezondheid. Na een salmonella-besmetting, die werd vastgesteld door het RIVM, had eiseres voldoende redenen om aan te nemen dat haar vlees onveilig was, maar heeft zij niet onmiddellijk actie ondernomen om haar afnemers te informeren. De rechtbank oordeelt dat de boete terecht is opgelegd, omdat eiseres niet alleen niet heeft geïnformeerd, maar ook onvoldoende heeft samengewerkt met de NVWA. De rechtbank concludeert dat de verhoogde boete evenredig is, gezien de ernst van de overtredingen en het risico voor de volksgezondheid. Eiseres had de verantwoordelijkheid om haar afnemers tijdig te informeren en te voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften, maar heeft dit nagelaten, wat heeft geleid tot vertraging in de noodzakelijke acties richting consumenten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/2987

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. K.J. Defares),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigden: mr. F. Peters-van Meijenhof en mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 10.000,- voor overtredingen van de Wet dieren. Met het besluit van 18 december 2020 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Op 3 juni 2021 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar van eiseres.
1.2.
Met het bestreden besluit van 1 juli 2021 heeft verweerder alsnog op het bezwaar van eiser beslist en de boete gehandhaafd. Wel heeft verweerder aan eiseres een dwangsom van € 857,- toegekend voor het niet tijdig beslissen.
1.3.
Eiseres heeft gronden ingediend tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft daarop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , namens eiseres, bijgestaan door mr. M.J. Reijman, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft de boete gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 23 april 2019 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende:

Aanleiding
Uit een melding van het RIVM aan de NVWA en uit vervolg onderzoek is vastgesteld dat partijen vlees van varkens die zijn geslacht bij [eiseres] (hierna te noemen [eiseres] ) in de periode van 4 juni 2018 tot en met 24 oktober 2018 en waarvan het vlees op de markt is gekomen, mogelijk zijn besmet met Salmonella goldcoast.
Bedrijven die levensmiddelen in de handel hebben gebracht waarvan zij weten of redenen hebben om aan te nemen dat deze schadelijk kunnen zijn voor de menselijke gezondheid, dienen dit onverwijld te melden aan de NVWA. Verder dienen zij hun afnemers hierover te informeren. Bedrijven dienen alle maatregelen te nemen om de risico's voor de consument zo veel mogelijk uit te sluiten. Dit volgt uit artikel 19, eerste en derde lid van Verordening (EG) 178/2002.
Vervolgens beschrijft de toezichthouder een aantal bevindingen over gebeurtenissen en contacten met eiseres in de periode van 1 november 2018 tot en met 29 november 2018 en verwijst daarbij naar de bijlagen die bij het rapport zijn gevoegd.
Daarna concludeert de toezichthouder het volgende in het rapport:

VOOR NIET MELDEN EN NIET INFORMEREN AFNEMERS
Uit bovenstaande uiteenzetting bleek mij dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf, zijnde [eiseres] , die van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een levensmiddeldat men geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd heeft niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, niet onmiddellijk de procedures inleidt om het betrokken levensmiddel uit de handel te nemen wanneer dit de directe controle van [eiseres] heeft verlaten, en de NVWA daarvan in kennis te stellen. Indien het product de consument bereikt kan hebben, heeft [eiseres] niet op doeltreffende en nauwkeurige wijze in kennis gesteld van de redenen voor het uit de handel nemen en roept zo nodig, wanneer andere maatregelen niet volstaan om een hoog niveau van gezondheidsbescherming te verwezenlijken, de reeds aan consumenten geleverde producten terug, waardoor gehandeld werd in strijd met het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de Verordening (EG) Nr. 178/2002 hetgeen een overtreding is van artikel 2.4, eerste lid, onder b, van de Regelingdierlijke producten.
VOOR NIET SAMENWERKEN
Tevens bleek uit bovenstaande uiteenzetting dat [eiseres] , niet samen werkte met de NVWA aan maatregelen om risico's, verbonden aan een levensmiddel dat men leverde of geleverd had, te vermijden of te beperken, waardoor gehandeld werd in strijd met het bepaalde in artikel 19, vierde lid van de Verordening (EG) Nr. 178/2002 hetgeen een overtreding is van artikel 2.4, eerste lid, onder b van de Regeling dierlijke producten.
Verder schrijft de toezichthouder in een op ambtseed opgemaakte aanvulling van 8 september 2020 op dit rapport onder meer:

In aanvulling op het rapport met IBD-nummer 2018/151373/119104 wil ik toevoegen dat door het handelen van [eiseres] ., dat wil zeggen het niet meewerken met de NVWA, alswel het niet melden bij de NVWA, alswel het niet informeren van haar afnemers, de risico's voor de volksgezondheid ernstig waren.
Doordat [eiseres] niet meewerkte, konden de andere bedrijven (afnemers van deze slachterij) niet tijdig hun eigen verantwoordelijkheid nemen en is er toch een volksgezondheidsrisico geweest dat langer heeft geduurd dan nodig was en langer dan wanneer [eiseres] wel eerder haar eigen verantwoordelijkheid had genomen.
Er is vastgesteld dat er mensen ziek zijn geworden van deze salmonella uitbraak. Dan is het ook heel kwalijk dat het oorsprongsbedrijf niet alles in het werk zet op dit probleem zo snel mogelijk op te lossen. De vertraging die is ontstaan door het niet meewerken en niet tijdig informeren van afnemers heeft er toe geleid dat er veel van het vlees uit deze periode al verwerkt en zelfs geconsumeerd was.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres de volgende beboetbare feiten heeft gepleegd.
3.1.
Feit 1: U hebt als exploitant van een levensmiddelenbedrijf die redenen had om aan te nemen dat een levensmiddel dat afkomstig was van uw bedrijf, niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldeed, niet onmiddellijk de procedures ingeleid om uw afnemers te informeren.
3.2.
Feit 2: U hebt als exploitant van een levensmiddelenbedrijf niet voldoende samengewerkt met de bevoegde autoriteit aan maatregelen om risico's, verbonden aan een levensmiddel dat u leverde of had geleverd, te vermijden of te beperken.
3.3.
Volgens verweerder heeft eiseres met beide feiten een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling dierlijke producten, en gelezen in samenhang met artikel 19, eerste en vierde lid, van Verordening 178/2002 [1] .
3.4.
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van in totaal € 10.000,- (per feit € 5.000,-). In de gevolgen van de overtredingen heeft verweerder reden gezien om het standaardboetebedrag te verhogen (van € 2.500,- naar € 5000,- per feit).

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt vast dat verweerder alsnog op het bezwaar van eiseres heeft beslist zodat eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep voor zover dat zag op het niet tijdig beslissen. Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar is daarom niet-ontvankelijk.
5. Hierna beoordeelt de rechtbank of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres de beboetbare feiten heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat zij niet heeft voldaan aan haar verplichtingen genoemd in artikel 19, eerste lid, van Verordening 178/2002. Eiseres had geen redenen om aan te nemen dat zij een levensmiddel had geproduceerd dat niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed. Salmonella Goldcoast is namelijk aangetroffen op de huid van een varkenskarkas en karkassen mogen nog Salmonella bevatten, alleen vleesbereidingen in het eindproduct niet meer. Daarbij wordt op grond van artikel 14, derde lid, van Verordening 178/2002 uitgegaan van de consument maar eiseres levert de karkassen uitsluitend aan exploitanten. Maar ook indien het gaat om producten die bestemd zijn om door de mens te worden geconsumeerd waren ze niet onveilig want volgens de Richtsnoeren [2] worden een levensmiddel niet als onveilig beschouwd als het onder normale omstandigheden van gebruik veilig is en dat is hier het geval omdat de gemiddelde consument vlees voldoende verhit zodat eventuele salmonella wordt gedood, aldus eiseres.
7.1.
Uit het rapport van bevindingen, de daarbij gevoegde stukken en de door eiseres overgelegde stukken blijkt onder meer het volgende. Op 23 oktober 2018 heeft de NVWA eiseres geïnformeerd dat er een ernstig vermoeden bestond dat van haar afkomstig varkensvlees besmet was met Salmonella Goldcoast. Uit analyse door het RIVM bleek namelijk dat er een identieke verwantschap is tussen de bij patiënten geïsoleerde Salmonella Goldcoast-bacteriën en de isolaten gevonden op twee eerder genomen monsters van varkensvlees bij eiseres. Op 1 november 2018 is er een gesprek geweest tussen eiseres en de NVWA waarbij eiseres ook is ingelicht over de uitkomsten van de RIVM-analyse. Op 8 november 2018 bleek dat er ook een 100 % match was gevonden bij een monster (van een slavink) uit een privaat laboratorium en de gevonden clusterisolaten, en heeft de NVWA dit aan eiseres medegedeeld. Op 9 november 2018 bleek uit mededelingen van het RIVM dat er inmiddels 19 bekende patiënten waren met Salmonella Goldcoast waarvan bij 16 inmiddels ook voor zeker was aangetoond dat de Salmonella Goldcoast tot hetzelfde cluster behoorde als de Salmonella die op het bedrijf van eiseres was aangetroffen. Omdat de tracering rond was vanaf een patiënt naar het bedrijf van eiseres en vanaf de slavink naar het bedrijf van eiseres heeft de NVWA opgeschaald naar incident en is besloten om het vlees van eiseres te traceren over de periode 4 juni 2018 tot en met 24 oktober 2018.
7.2.
Op grond van artikel 19, eerste lid, van Verordening 178/2002 moet eiseres onmiddellijk procedures inleiden om een levensmiddel uit de handel te nemen als zij redenen heeft om aan te nemen dat dit levensmiddel niet aan de veiligheidsvoorschriften voldoet. Het hoeft dus niet eerst vast te staan dat een levensmiddel niet aan de veiligheidsvoorschriften voldoet. In zoverre treft het betoog van eiseres dat verweerder niet heeft bewezen dat mensen ziek zijn geworden van vlees van eiseres -wat daar ook van zij-, geen doel. Verweerder stelt terecht dat eiseres (in elk geval) op 9 november 2018 voldoende redenen had om aan te nemen dat haar vlees niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed gelet op de gevonden match tussen salmonellabacteriën bij patiënten, op een vleesproduct en bij eiseres genomen monsters. Artikel 14 van Verordening 178/2002 is getiteld “veiligheidsvoorschriften” en uit het eerste en tweede lid van dit artikel volgt dat levensmiddelen niet in de handel mogen worden gebracht als ze onveilig worden geacht te zijn en daarvan is sprake als ze schadelijk zijn voor de gezondheid of ongeschikt voor menselijke consumptie. Nu uit onderzoek door het RIVM bleek dat er een identieke match was tussen vlees van eiseres en ziektegevallen, moest het vlees van eiseres als onveilig worden geacht. Ook als er geen verbod geldt voor aanwezigheid van salmonella op een karkas, doet dat er niet aan af dat in dit geval mensen ziek zijn geworden door een salmonellabacterie in het vlees en dat is reeds voldoende om het vlees onveilig te achten (zelfs uitgaande van een consument die het vlees voldoende verhit). Overigens ziet de stelling van eiseres dat karkassen salmonella mogen bevatten en haar verwijzing ter zitting naar een vonnis [3] op voorschriften in Verordening 2073/2005 [4] en daarin gaat het om proceshygiënecriteria voor karkassen [5] en niet om het voldoen aan voedselveiligheids-voorschriften in de zin van Verordening 178/2002.
7.3.
Hoewel eiseres vanaf 9 november 2018 dus redenen had om aan te nemen dat vlees afkomstig van haar slachterij niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldeed, heeft zij niet onmiddellijk actie ondernomen en haar afnemers geïnformeerd. Uit het rapport van bevindingen blijkt dat op 13 november 2018 de NVWA eiseres in een gesprek er (opnieuw) op heeft gewezen dat zij haar afnemers moet informeren en in een gesprek op 15 november 2018 heeft verweerder dit herhaald. Daarbij is ook een brief aan eiseres uitgereikt waarin de NVWA eiseres wijst op de verplichting op grond van artikel 19, eerste lid, van Verordening 178/2002, om haar afnemers te informeren. Daarna heeft eiseres toegezegd mee te werken en is met de NVWA de inhoud van de aan de afnemers te sturen brief afgestemd. Pas op 15 november 2018 heeft eiseres een brief aan haar afnemers gestuurd waarin zij ze informeert over de salmonellabacterie, terwijl eiseres reeds op 9 november 2018 voldoende reden had om aan te nemen dat het vlees niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldeed. Vervolgens blijkt op 19 november 2018 dat eiseres aan de (met de NVWA afgestemde) brief die naar afnemers is gestuurd een update heeft gehecht waarin onder meer staat dat testen kan leiden tot een aanvaardbaar risico. Volgens de NVWA heeft dit tot verwarring geleid bij de afnemers, die de NVWA daarover veelvuldig hebben gebeld. De NVWA vraagt eiseres 19 november 2018 het bericht te rectificeren, maar dit doet eiseres pas na een gesprek met de NVWA de volgende dag. Eiseres heeft dus niet onmiddellijk na de informatie die zij ontving op 9 november 2018 actie ondernomen om haar afnemers te informeren en heeft vervolgens ook nog bij het later informeren van haar afnemers verwarring gezaaid met de meegestuurde update. Verweerder stelt terecht dat eiseres hiermee niet heeft voldaan aan artikel 19, eerste lid, van Verordening 178/2002 en dus feit 1 heeft begaan.
8. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat zij niet of niet voortvarend heeft samengewerkt met de NVWA om de voedselveiligheidsrisico’s te vermijden of te beperken. Zij heeft steeds, bij herhaling, onverwijld, onverplicht en binnen de kaders van de op haar rustende primaire verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid, gevolg gegeven aan de verzoeken van de NVWA.
8.1.
Op grond van artikel 19, vierde lid, van Verordening 178/2002 moet eiseres met de NVWA samenwerken aan maatregelen om risico's, verbonden aan een levensmiddel dat zij geleverd heeft te vermijden of te beperken. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het rapport van bevindingen, alle daarbij gevoegde stukken evenals uit de door eiseres overgelegde stukken dat eiseres op verschillende momenten niet aan die verplichting heeft voldaan. Van een afdoende samenwerking met de NVWA geeft het dossier geen blijk. Zo vraagt de NVWA eiseres op 9 november 2018 om de traceringsgegevens aan te leveren, wordt zij een dag later ook met klem verzocht op 12 november 2018 met de tracering te beginnen, maar stuurt eiseres op 12 november 2018 een e-mail naar de NVWA [6] waarin zij aangeeft de traceringsgegevens alleen aan de NVWA te willen verstrekken onder een vijftal voorwaarden. Daarnaast heeft de NVWA eiseres meerdere keren gevraagd om alle microbiologische laboratoriumuitslagen van salmonella-onderzoek digitaal aan te leveren, maar heeft zij daar meerdere keren [7] geen gevolg aan gegeven, ook niet na een schriftelijke vordering bij brief van 23 november 2018. Dit heeft er zelfs toe geleid dat verweerder op 28 november 2018 een last onder dwangsom aan eiseres heeft opgelegd, waarvan het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld [8] dat die terecht is opgelegd. Ook aan het verzoek van de NVWA van 23 november 2018 om nadere informatie over retourzendingen aan te leveren heeft eiseres niet voldaan, waarna verweerder ook daarvoor op 29 november 2018 een last onder dwangsom heeft opgelegd. Eiseres voert aan dat zij wel meewerkte maar eerst bewijzen wilde zien dat mensen ziek zijn geworden van vlees afkomstig van eiseres alvorens allerlei gegevens aan te leveren en afnemers te informeren. Echter, eiseres had (zoals hiervoor is overwogen) al vanaf 9 november 2018 redenen om aan te nemen dat van haar afkomstig vlees niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldeed. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de NVWA op 15 november 2018 een presentatie heeft gegeven aan eiseres over onder meer de uitslagen van de analyses, waarbij opnieuw is benadrukt dat er een identieke verwantschap is gevonden tussen vlees van eiseres en de isolaten van patiënten. Daarmee lag er voldoende duidelijke informatie voor eiseres om haar volledige medewerking te verlenen. Op de zitting heeft eiseres erop gewezen dat zij pas op 24 januari 2019 de analyserapporten van de NVWA en het RIVM heeft gekregen, maar uit het dossier blijkt niet dat eiseres haar medewerking afhankelijk had gesteld van de ontvangst van deze rapporten. De uitslagen van de analyses waren al eerder (onder meer op 9 en 15 november 2018) met eiseres gedeeld en uit het dossier blijkt ook niet dat eiseres aan de onderzoeksuitslagen op zichzelf twijfelde. Wel had eiseres twijfel over de mate waarin op basis van deze uitslagen maatregelen moesten worden getroffen, maar dat hield verband met haar stelling dat geen sprake was van een onveilig levensmiddel omdat salmonella op een karkas wel (beperkt) is toegestaan. Zoals hiervoor is overwogen maken die voorschriften voor proceshygiëne evenwel niet dat in dit geval eiseres er nog van uit mocht gaan dat haar vlees veilig was. Uit onderzoeken door het RIVM en de NVWA was immers gebleken dat vlees van eiseres te linken was aan ziektegevallen met Salmonella Goldcoast. Er bestond geen reden om daaraan te twijfelen en van eiseres mocht worden verlangd dat zij volledig samenwerkte met de NVWA om verdere risico’s te vermijden of te beperken. Uit de hiervoor genoemde voorbeelden blijkt afdoende dat eiseres niet aan haar samenwerkingsplicht heeft voldaan.
9. Eiseres voert verder aan dat verweerder niet heeft bewezen dat mensen ziek zijn geworden door de consumptie van vlees afkomstig van eiseres. Daarbij wijst eiseres op het door haar ingebrachte rapport van een schade-expert bij Sedgwick Nederland B.V. en het deskundigenrapport en de aanvullende brief van drs. D.G. Groothuis. Verweerder baseert zich op de WGS-analyse door Baseclear maar die was destijds niet geaccrediteerd. Evenmin heeft verweerder bewezen dat het handelen van eiseres een ernstig risico voor de volksgezondheid met zich mee heeft gebracht. Verweerder heeft het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoeksprogrammering (BuRO) geen risicoanalyse laten uitvoeren zoals in Verordening 178/2002 is voorgeschreven.
9.1.
Anders dan eiseres meent, hoefde er geen sluitend bewijs te zijn dat de ziektegevallen waren veroorzaakt door vlees afkomstig van haar bedrijf alvorens van haar mocht worden verwacht dat zij haar verplichtingen in het kader van artikel 19 van Verordening 178/2002 zou nakomen. Uit wat hiervoor is overwogen blijkt dat er vanaf 9 november 2018 voldoende redenen waren om aan te nemen dat door eiseres geleverd vlees niet veilig was en dat er risico’s aan het door eiseres geleverde vlees verbonden waren. Dat was voldoende om van eiseres te verlangen dat zij haar afnemers onmiddellijk (juist) zou informeren en alle samenwerking aan de NVWA zou verlenen. De WGS-analyse waarop eiseres doelt is van 17 december 2018 en is dus in dit kader niet van belang. Reeds daarom treft het betoog van eiseres over de accreditatie van Baseclear geen doel. Ook het (laten) verrichten van een risicoanalyse was in dit geval niet vereist. Uit Verordening 178/2002 volgt niet dat verweerder in elk individueel geval een concrete risicoanalyse moet verrichten.
10. Eiseres voert aan dat verweerder de eisen van rechtsbescherming en het recht op verdediging heeft geschonden. Eiseres is ten onrechte niet op haar zwijgrecht gewezen. Bovendien kan het rapport van bevindingen niet als bewijs dienen nu het anderhalf jaar na de beweerdelijke overtreding is opgemaakt en het voornemen pas twee jaar na de gestelde overtredingen aan eiseres bekend is gemaakt. Daarnaast is het bevel tot onmiddellijke betaling van de boete voordat de rechtmatigheid onherroepelijk vast staat in strijd met de onschuldpresumptie.
10.1.
Ook dit betoog van eiseres faalt. De cautieplicht bestaat, indien naar objectieve maatstaven door een redelijk waarnemer kan worden vastgesteld dat een betrokkene wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie. [9] Naar het oordeel van de rechtbank was daarvan in november 2018 nog geen sprake. De NVWA heeft eiseres toen meermaals gevraagd om informatie maar die verzoeken hadden betrekking op de uitoefening van de toezichtstaak en op dat moment was er (nog) geen sprake van een verhoor. Het rapport van bevindingen is opgemaakt op 23 april 2019, dit is vijf maanden na de periode waarin de feiten door eiseres zijn gepleegd. Daarnaast is er een kort aanvullend rapport van 8 september 2020 waarin enkel een nadere motivering wordt gegeven van de risico’s voor de volksgezondheid. Niet valt in te zien dat eiseres door het tijdsverloop in haar verdediging is geschaad. Het rapport van bevindingen bevat een uitgebreide beschrijving van alle gebeurtenissen in november 2018 en alle gevoerde gesprekken en uitgewisselde informatie en is onderbouwd met een groot aantal stukken dat bij het rapport is gevoegd. Daarmee had eiseres voldoende informatie om concreet verweer te voeren, wat zij ook heeft gedaan. Van strijd met de onschuldpresumptie is ook geen sprake reeds nu eiseres een reële mogelijkheid had om schorsing van de betalingsverplichting te vragen met een verzoek om een voorlopige voorziening.
11. Eiseres voert aan dat de boete in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Verweerder legt ten onrechte twee boetes op, want er is sprake van eendaadse samenloop. Het gaat om één gedraging, namelijk het nalaten onmiddellijk de procedure in te leiden om een levensmiddel uit de handel te nemen en onderdeel daarvan is het samenwerken met de autoriteiten. Bovendien heeft verweerder de boetes ten onrechte verhoogd.
11.1
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van zodanige samenhang tussen de feiten dat verweerder had moeten volstaan met één boete. Feit 1 ziet op het niet onmiddellijk informeren van de afnemers en feit 2 op het niet afdoende samenwerken met de NVWA. Die feiten staan los van elkaar en kunnen ook afzonderlijk van elkaar worden gepleegd. Het gaat niet om één gedraging. In de eerste plaats heeft eiseres, terwijl zij redenen had om aan te nemen dat haar vlees niet aan de veiligheidsvoorschriften voldeed, niet onmiddellijk haar afnemers geïnformeerd. Dat had eiseres uit zichzelf onmiddellijk moeten doen. Daarnaast heeft de NVWA eiseres op verschillende momenten om gegevens gevraagd, maar heeft eiseres die niet direct en volledig verstrekt. Dat ziet dus op de samenwerking met de autoriteiten en om andere acties die van eiseres (eveneens) werden gevraagd. De rechtbank vindt het totale boetebedrag van € 10.000,- in dit geval ook niet onredelijk of onevenredig. Het met Verordening 178/2002 gediende doel, het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van de mens, staat voorop. Eiseres heeft niet onmiddellijk haar afnemers (juist) geïnformeerd en niet afdoende samengewerkt met de NVWA terwijl duidelijk was dat mensen ziek waren geworden van deze salmonella-uitbraak die te linken was aan vlees van eiseres. Door haar handelen en nalaten zijn te ondernemen acties richting de consument vertraagd, terwijl duidelijk was dat mensen ziek waren geworden. Terecht vindt verweerder dit een kwalijke zaak en terecht ziet verweerder daarin reden om de boete te verhogen.

Conclusie en gevolgen

12. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres de overtredingen heeft begaan en terecht daarvoor een boete van in totaal € 10.000,- heeft opgelegd.
13. Het beroep gericht tegen het bestreden besluit is dus ongegrond.
14. Eiseres komt wel in aanmerking voor een proceskostenvergoeding, omdat zij terecht beroep heeft ingediend tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Die kosten worden door de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank vindt een beroep dat betrekking heeft op de vraag of verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van gering gewicht. Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar, niet ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit van 1 juli 2021 ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 360,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden
2.Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 11, 12, 14, 17, 18, 19 en 20 van verordening (EG) nr. 178/2002 betreffende de algemene levensmiddelenwetgeving van 26 januari 2010
3.vonnis van 9 november 2022 in zaak 596375 1-lA ZA 20-462
4.Verordening (EG) 2073/2005 nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen
5.Hoofdstuk 2, onder 2.1, van Bijlage I van Verordening 2073/2005
6.bijlage 9 bij het rapport van bevindingen
7.o.a. op 19 november 2018, 23 november 2018 en 26 november 2018