ECLI:NL:RBROT:2023:1775

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
7440381 / CV EXPL 19-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na deskundigenbericht in geschil over gebreken aan woning en betaling van meerwerkfactuur

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen Bouwbedrijf Zwarts Naaldwijk B.V. en [gedaagde01] c.s. over gebreken aan een woning die door Bouwbedrijf Zwarts is gebouwd. De zaak betreft een schriftelijke overeenkomst van aanneming van werk van 6 januari 2017, waarbij Bouwbedrijf Zwarts een woning heeft gebouwd voor [gedaagde01] c.s. De woning is op 14 juli 2017 opgeleverd, maar [gedaagde01] c.s. heeft een meerwerkfactuur van € 14.125,00 niet volledig betaald, omdat zij gebreken aan de woning hebben geconstateerd. De gedaagden in conventie hebben een beroep gedaan op verrekening van de onbetaalde factuur met de schadevergoeding die zij eisen voor de gebreken aan de woning.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad gebreken zijn aan de woning, waaronder geluidsoverlast van de achtergevel en gebreken aan de W-installatie. De kantonrechter heeft Bouwbedrijf Zwarts aansprakelijk gesteld voor deze gebreken en heeft geoordeeld dat de primaire vordering van [gedaagde01] c.s. tot herstel van deze gebreken moet worden toegewezen. Daarnaast is Bouwbedrijf Zwarts veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagde01] c.s. voor de gebreken aan de W-installatie en de kosten van de deskundigen.

De kantonrechter heeft de vordering in reconventie van Bouwbedrijf Zwarts afgewezen, omdat de gedaagden in conventie niet meer verschuldigd waren aan Bouwbedrijf Zwarts na verrekening van de bedragen. De proceskosten zijn toegewezen aan de partijen die in het gelijk zijn gesteld, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de herstelverplichtingen van Bouwbedrijf Zwarts.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 7440381 / CV EXPL 19-12
datum uitspraak: 24 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Bouwbedrijf Zwarts Naaldwijk B.V.,
gevestigd in Naaldwijk, gemeente Westland,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. L.H. Hordijk te Capelle aan den IJssel,
tegen

1..[gedaagde01] ,

2. [gedaagde02],
beiden wonende in [woonplaats01] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. J.F. Verheijen te Amsterdam.
De partijen worden hierna afzonderlijk ‘Bouwbedrijf Zwarts’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd. De gedaagden in conventie worden hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud ‘ [gedaagde01] c.s.’ genoemd.

1..De verdere procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 10 januari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • het tussenvonnis van 8 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de e-mail van 12 augustus 2022 van Bouwbedrijf Zwarts, met een bijlage;
  • de brief van 22 augustus 2022 van Bouwbedrijf Zwarts, met een bijlage;
  • het proces-verbaal van de op 24 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen;
  • de e-mail van 26 augustus 2022 van [gedaagde01] c.s., met bijlagen;
  • de e-mail van 29 augustus 2022 van Bouwbedrijf Zwarts, met bijlagen;
  • de e-mail van 29 augustus 2022 van Bouwbedrijf Zwarts, met een bijlage;
  • het proces-verbaal van de op 30 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen;
  • de akte houdende uitlatingen na comparitie van [gedaagde01] c.s.;
  • de akte uitlaten na comparitie van Bouwbedrijf Zwarts.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Om de leesbaarheid van dit vonnis te vergroten, zal de kantonrechter eerst een korte samenvatting van de zaak geven.
2.2.
Bouwbedrijf Zwarts heeft op grond van een schriftelijke overeenkomst van aanneming van werk van 6 januari 2017 in opdracht en voor rekening van [gedaagde01] c.s. een woning gebouwd. De woning is op 14 juli 2017 opgeleverd. [gedaagde01] c.s. heeft de aanneemsom van € 450.099,43 inclusief btw volledig betaald, maar hij heeft een meerwerkfactuur van 25 augustus 2017 deels, namelijk uiteindelijk voor een bedrag van € 14.125,00 inclusief btw, onbetaald gelaten. Bouwbedrijf Zwarts eist in deze zaak van [gedaagde01] c.s. de betaling van dit bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.3.
In het najaar van 2017 is tussen partijen discussie ontstaan over punten in/aan de woning, waarover [gedaagde01] c.s. heeft geklaagd. Volgens [gedaagde01] c.s. was sprake van de volgende gebreken:
oneffenheden en vlekken in de polyurethaan gietvloer, vlekken in de vloer van de inloopkast;
scheurvorming bij de raamkozijnen in de inloopkast en in de logeerkamer;
een groot aantal planken van de voordeur en van de bergingsdeur is niet deugdelijk bevestigd. De spijkers zitten erg scheef;
de achtergevel maakt geluiden (harde klappen, kraken van het glas, fluiten van de wind);
de W-installatie (ketel en warmtepomp) werkt niet goed (exorbitant verbruik en de thermostaten communiceren niet goed);
gebreken in het kitwerk van het raam van de badkamer en de douchecabine;
het kitwerk in de gehele woning moet nog worden nagelopen;
het houtwerk is niet goed behandeld. Een deel van de planken wordt grijs en een deel van de planken niet. Door de leverancier is geconstateerd dat niet de gehele oppervlakte deugdelijk is behandeld. De olie die moet voorkomen dat het hout grijs zal worden, is niet overal aangebracht;
de leidingen in de zoldervloer zijn door de loodgieter omgelegd als gevolg waarvan delen van de vloer onbehandeld zijn en door de schilder moeten worden bijgewerkt;
het zetwerk aan de voorgevel is losgekomen.
2.4.
[gedaagde01] c.s. stelt zich in deze zaak op het standpunt dat hij de betaling van het restant van de meerwerkfactuur van € 14.125,00 inclusief btw mocht opschorten, totdat de gebreken volledig en deugdelijk door Bouwbedrijf Zwarts zijn hersteld. [gedaagde01] c.s. eist, na wijziging van eis, in deze procedure (als tegenvordering)
primairdat de punten 2 tot en met 10 worden hersteld en
subsidiairdat Bouwbedrijf Zwarts in totaal € 28.010,40 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding aan [gedaagde01] c.s. betaalt. Daarnaast eist [gedaagde01] c.s. dat Bouwbedrijf Zwarts de gevolgschade van € 1.000,00 inclusief btw als gevolg van het gebrek aan de W-installatie en de expertisekosten van € 7.310,92 inclusief btw aan hem betaalt. Ten aanzien van punt 1 heeft [gedaagde01] c.s. aangevoerd dat dit - na een inspectie door EMN - geen onderdeel meer uitmaakt van het geschil.
2.5.
Op 25 juni 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tijdens die comparitie van partijen hebben partijen afspraken gemaakt over het herstel van de punten 2, 3, 6, 7, 9 en 10. De kantonrechter is er daarbij vanuit gegaan dat tussen partijen is overeengekomen dat de planken (punt 3) geheel zouden worden vervangen door nieuwe planken, zodat het herstel van punt 8 niet als afzonderlijk herstelpunt is opgenomen (zie de e-mail van 27 september 2019 van de griffier namens de kantonrechter, naar aanleiding van een brief van 17 september 2019 van de voormalig gemachtigde van [gedaagde01] c.s.).
2.6.
Bij tussenvonnis van 10 januari 2020 is een deskundige, [naam01] (‘de deskundige’) benoemd, die ten aanzien van de punten 4 en 5 de volgende vragen moest beantwoorden:
Wat is de oorzaak van het gebrek (de knalgeluiden) in/aan de achtergevel van de woning?
Kleeft er een gebrek aan de W-installatie van de woning in die zin dat niet alle ruimten in de woning goed verwarmd worden of een ander gebrek dat daarmee verband houdt?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden zijn?
2.7.
Naar aanleiding van het uitgebrachte deskundigenrapport - dat op 14 juli 2021 op de griffie is ontvangen - en de reacties vervolgens van partijen daarop, zag de kantonrechter aanleiding om de zaak nader met partijen te bespreken. De kantonrechter wenste bovendien een nadere toelichting van de deskundige op het deskundigenbericht. Tijdens de op 24 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen heeft de kantonrechter de zaak nader met partijen besproken en tijdens de op 30 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen heeft de deskundige op de voet van artikel 194 lid 5 Rv en naar aanleiding van door de kantonrechter en door (de gemachtigden van) partijen gestelde vragen mondeling een nadere toelichting op zijn deskundigenrapport gegeven. Beide partijen hebben tot slot nog een akte genomen.
Absolute bevoegdheid na vermeerdering van eis in reconventie.
2.8.
Na vermeerdering van eis heeft de reconventionele vordering de competentiegrens van de kantonrechter van € 25.000,00 overstegen (zie artikel 93 sub a Rv). De kantonrechter acht zichzelf echter nog steeds bevoegd om ook de zaak in reconventie te behandelen en daarop te beslissen, omdat de samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie zich tegen afzonderlijke behandeling verzet (artikel 97 lid 1 Rv).
Resterende punten van het partijdispuut.
2.9.
Tijdens de op 24 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen heeft [gedaagde01] c.s. gezegd dat - naast de twee punten waar de deskundige een rapport over heeft uitgebracht (de punten 4 en 5) - alleen de punten 8 en 10 nog open staan. De overige punten zijn volgens [gedaagde01] c.s. opgelost. Dit betekent dat de kantonrechter niet meer hoeft te oordelen over de punten 2, 3, 6, 7 en 9.
Punt 4: de achtergevel maakt geluiden.
2.10.
Zoals in overweging 4.4.2. van het tussenvonnis van 10 januari 2020 al is overwogen, staat vast dát sprake is van een gebrek aan de achtergevel van de woning, namelijk dat de achtergevel knal- en fluitgeluiden maakt. De vraag die partijen op dit moment nog verdeeld houdt, is of Bouwbedrijf Zwarts al dan niet aansprakelijk is voor dit gebrek. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moest worden onderzocht waardoor de knal- en fluitgeluiden worden veroorzaakt. De deskundige heeft daar onderzoek naar gedaan. Op basis van het rapport van de deskundige en zijn mondelinge toelichting daarop tijdens de op 30 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen is de kantonrechter van oordeel dat Bouwbedrijf Zwarts aansprakelijk is voor het gebrek aan de achtergevel. De kantonrechter legt dit als volgt uit.
2.11.
De deskundige is in zijn rapport en tijdens de op 30 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen duidelijk geweest: de oorzaak van de knal- en fluitgeluiden is gelegen in het niet zorgvuldig genoeg in elkaar zetten van de pui op de bouwplaats door Bouwbedrijf Zwarts. Meer specifiek zijn de knalgeluiden het gevolg van bramen in de slobgaten voor de verbindende bouten en zijn de fluitgeluiden het gevolg van de niet-luchtdichte aansluitingen in het kozijn, dit wil zeggen het open staan van naden in de profielen. De deskundige heeft de pui tijdens de voortzetting van de comparitie van partijen “geen juweel van goed, nauwkeurig werk” genoemd en hij heeft de indruk dat er wat “slordig” is gewerkt. De bramen in de slobgaten zijn weliswaar niet te zien op de door de deskundige genomen foto’s in zijn rapport, maar de bramen zitten er wel, aldus de deskundige (zie 15e bullit van het proces-verbaal van de op 30 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen onder het kopje “Ten aanzien van de geluidmakende achtergevel”). De kantonrechter heeft geen enkele reden om eraan te twijfelen dat de deskundige de bramen in de slobgaten met zijn microcamera heeft waargenomen en zij neemt dan ook als vaststaand aan dat er bramen in de slobgaten voor de verbindende bouten zitten. Die bramen zijn het gevolg van boren in de slobgaten door medewerkers van Bouwbedrijf Zwarts bij het monteren van de pui op locatie en daarmee is Bouwbedrijf Zwarts naar het oordeel van de kantonrechter verantwoordelijk voor die bramen én het gebrek aan de achtergevel. Dit geldt ook voor de fluittonen. Aan Bouwbedrijf Zwarts kan weliswaar worden toegegeven dat de deskundige heeft gezegd dat de achtergevel niet - onder alle omstandigheden - volledig geluidloos hoeft te zijn, maar dat neemt niet weg dat de deskundige ook heeft geconcludeerd dat er een probleem is met de luchtdichtheid van de pui (zie 3e bullit van het proces-verbaal van de op 30 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen onder het kopje “Ten aanzien van de geluidmakende achtergevel”). De oorzaak van dat probleem is, volgens de deskundige, dat de profielen niet goed op elkaar aansluiten. De deskundige heeft daarnaast gezegd dat de rubbers de zwakke plek van de pui zijn en dat als die rubbers niet goed zitten (wat de deskundige niet heeft kunnen controleren, omdat de rubbers binnen de profielen zitten), het probleem dat [gedaagde01] c.s. ervaart optreedt.
2.12.
Alles in samenhang bezien is de kantonrechter van oordeel dat Bouwbedrijf Zwarts aansprakelijk is voor gebrek 4: de achtergevel maakt knal- en fluitgeluiden. De primaire vordering van [gedaagde01] c.s. om Bouwbedrijf Zwarts te veroordelen tot herstel van dit gebrek wordt dan ook toegewezen.
Punt 5: de W-installatie.
2.13.
Partijen verschillen verder van mening over het antwoord op de vraag of de
W-installatie al dan niet gebrekkig is. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moest de
W-installatie worden onderzocht. De deskundige heeft dat gedaan. Op basis van het rapport van de deskundige en zijn mondelinge toelichting daarop tijdens de op 30 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen is de kantonrechter van oordeel dat de W-installatie gedeeltelijk gebrekkig is. De kantonrechter legt dit als volgt uit.
2.14.
Voorop gesteld wordt dat de apparatuur van de W-installatie op zichzelf niet gebrekkig is en dat ook de W-installatie zelf in moderne bouw, volgens de deskundige, een heel normaal systeem is. Verder heeft de deskundige verklaard dat hij zelf weliswaar niet direct voor de gebruikte vloerverwarming zou hebben gekozen, omdat er traagheid in het systeem zit, maar dat het gebruikte systeem wel een mogelijkheid is voor een woning-situatie. Anders dan [gedaagde01] c.s. in zijn akte houdende uitlatingen na comparitie heeft gesteld, heeft de deskundige dus niet gezegd dat de door Bouwbedrijf Zwarts ingekochte en aangelegde installatie ongeschikt is voor woningen. In zoverre is de W-installatie niet gebrekkig.
2.15.
De manier waarop de W-installatie is aangelegd, kan op twee punten echter wel als gebrekkig worden gekwalificeerd. Het gaat dan in de eerste plaats om de wijze waarop de badkamerradiator is gemonteerd, die de deskundige “ongelukkig” noemt. De deskundige heeft geconstateerd dat de badkamerradiator van de installateur geen eigen inregelventiel heeft gekregen. Dat zorgt er volgens de deskundige voor dat de warmtepomp met grote regelmaat een storingsmelding geeft. Ten gevolge van die storingsmelding wordt de warmtevraag overgenomen door de gasgestookte cv-ketel en dat leidt weer tot een aanzienlijk hoger gasverbruik dan verwacht. In de tweede plaats zijn de dekvloeren niet thermisch ontkoppeld van de constructieve vloeren. Hierdoor is de thermische massa van de vloer veel groter, met als gevolg dat er veel massa is om op te warmen of om af te koelen. De vloerverwarming op de begane grond én op de verdieping kwalificeert daarom als een traag verwarmingssysteem. Het gevolg hiervan is dat de woning temperatuurwisselingen niet snel kan volgen en dat is volgens de deskundige, in combinatie met de grote glazen pui aan de achterzijde van de woning, een onlogische keuze. Het leidt bovendien tot energieverspilling.
2.16.
Dat [gedaagde01] c.s. de badkamerradiator zelf heeft aangekocht, ontslaat Bouwbedrijf Zwarts niet van haar verplichting als aannemer om die radiator vervolgens deugdelijk te (laten) installeren. Dat heeft zij, gegeven het oordeel van de deskundige, nagelaten. Dat op enig moment zou zijn besloten te proberen de badkamerradiator om te bouwen naar een elektrische radiator, doet hier niet aan af. Op het moment dat duidelijk werd dat dit niet mogelijk was, had Bouwbedrijf Zwarts [gedaagde01] c.s. ervoor moeten waarschuwen dat het alsnog installeren van de badkamerradiator zonder eigen inregelventiel ertoe zou leiden dat de warmtepomp (met grote regelmaat) een storingsmelding zou geven en dat dit tot een hoger energieverbruik zou leiden. Bouwbedrijf Zwarts heeft niet gesteld dat zij [gedaagde01] c.s. hiervoor heeft gewaarschuwd en dit is ook anderszins niet gebleken.
2.17.
De stelling van Bouwbedrijf Zwarts dat de deskundige geen uitvoeringsfout bij het aanleggen van de vloerverwarming heeft kunnen vaststellen, volgt de kantonrechter niet. Het nalaten van het thermisch ontkoppelen van de dekvloeren van de constructieve vloeren is namelijk bij uitstek een uitvoeringsfout, die evident tot een grotere traagheid van de vloerverwarming én een hoger energieverbruik leidt.
2.18.
Gelet op de aard van de gebreken in de W-installatie is Bouwbedrijf Zwarts aansprakelijk voor die gebreken. Het gebrek aan de badkamerradiator kan volgens de deskundige (pagina 36 van zijn rapport) worden verholpen door de badkamerradiator door een elektrische variant te vervangen. Bouwbedrijf Zwarts zal daarom, overeenkomstig de primaire vordering van [gedaagde01] c.s., worden veroordeeld om het gebrek aan de badkamerradiator te verhelpen.
Volgens de deskundige kan het gebrek aan de vloerverwarming alleen worden verholpen door de volledige vloer te slopen, de dekvloeren thermisch te ontkoppelen van de constructieve vloeren en de vloer vervolgens weer op te bouwen. [gedaagde01] c.s. heeft in zijn conclusie van eis primair herstel gevorderd. Het slopen van de volledige vloer en het opnieuw opbouwen van de vloerverwarming gaat echter (veel) verder dan herstel in de zin van reparatie van het bestaande. Naar aanleiding van het oordeel van de deskundige heeft [gedaagde01] c.s. zijn herstelvordering niet nader geconcretiseerd of voorzien van een nadere toelichting, hetgeen in het licht van het oordeel van de deskundige wel op zijn weg had gelegen. Daarmee is de vordering tot herstel van de vloerverwarming niet voldoende bepaalbaar om te kunnen concluderen dat Bouwbedrijf Zwarts het gebrek aan de vloerverwarming moet herstellen (door, onder andere, die vloer te slopen). De primaire vordering is dan ook niet toewijsbaar. Dit geldt ook voor de subsidiaire vordering, aangezien de vordering tot het voldoen van vervangende schadevergoeding in principe hetzelfde inhoudt als herstel van het gebrek aan de vloerverwarming, maar dan door een derde. De meer subsidiaire vordering tot toewijzing van een in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding acht de kantonrechter wel toewijsbaar. Op grond van de bevindingen van de deskundige acht de kantonrechter het aannemelijk dat [gedaagde01] c.s. wooncomfort heeft verloren en nog zal verliezen ten gevolge van de gebreken in de W-installatie. Tot welke schade dit leidt voor [gedaagde01] c.s. is niet met nauwkeurigheid vast te stellen. Daarom zal de kantonrechter de schade schatten op de voet van artikel 6:97 BW en deze ex aequo et bono vaststellen op € 5.000,00. Het daarnaast door [gedaagde01] c.s. geëiste bedrag van € 1.000,00 inclusief btw als gevolgschade van het gebrek aan de W-installatie (een hoger energieverbruik) is ook toewijsbaar, aangezien deze schade op grond van de bevindingen van de deskundige het gevolg is van de gebreken aan de W-installatie. Voor een hoger bedrag aan schadevergoeding heeft [gedaagde01] c.s. te weinig (concreet) gesteld.
Punt 8: het houtwerk is niet goed behandeld.
2.19.
Tijdens de op 25 juni 2019 gehouden comparitie van partijen zijn partijen - onder meer - overeengekomen dat Bouwbedrijf Zwarts de planken van de voordeur en van de bergingsdeur door nieuwe planken zou vervangen. Zoals de griffier partijen, namens de kantonrechter, bij e-mail van 27 september 2019 heeft bericht, was de kantonrechter in de veronderstelling dat tijdens de comparitie van partijen tussen partijen is overeengekomen dat de planken geheel vervangen zouden worden door nieuwe planken. Tegen die achtergrond is punt 8 niet afzonderlijk als herstelpunt opgenomen in het proces-verbaal van de comparitie van partijen (zie 2.5.).
2.20.
De kantonrechter volgt Bouwbedrijf Zwarts niet in haar stelling dat de voormalig gemachtigde van [gedaagde01] c.s. bij e-mail van 26 juli 2019 zou hebben geschreven dat de punten 3 én 8 zijn hersteld. In die e-mail schrijft de voormalig gemachtigde van [gedaagde01] c.s. immers uitdrukkelijk dat punt 8 niet is hersteld en daarom onderwerp zal blijven van deze procedure. De kantonrechter zal dus moeten beoordelen of punt 8 al dan niet (nog) een gebrek oplevert.
2.21.
De stelplicht en bewijslast van de stellingen van [gedaagde01] c.s. dat sprake is van een gebrek rusten op [gedaagde01] c.s. Hoewel [gedaagde01] c.s. zijn stellingen op dit punt aanvankelijk voldoende had onderbouwd, door middel van het overleggen van de rapportage van EMN en de daarin opgenomen foto’s 15 tot en met 18 (productie 23 bij de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende van eis in reconventie), is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde01] c.s. inmiddels, gegeven het verdere partijdebat in het vervolg van de procedure, niet meer voldoende aan die stelplicht voldoet. Vast staat immers dat Bouwbedrijf Zwarts ondertussen planken bij de voordeur en de bergingsdeur heeft vervangen, in het kader van het herstel van punt 3. [gedaagde01] c.s. betwist weliswaar dat Bouwbedrijf Zwarts hiermee ook punt 8 (volledig) heeft hersteld, maar dat is door Bouwbedrijf Zwarts gemotiveerd betwist. Het had daarom op de weg van [gedaagde01] c.s. gelegen om, in het kader van hun stelplicht, voldoende concreet te stellen op welke plaatsen de planken nog zouden moeten worden vervangen, eventueel onder overlegging van nieuwe foto’s (van ná de datum waarop Bouwbedrijf Zwarts in het kader van het herstel van punt 3 planken van de voordeur en de bergingsdeur heeft vervangen) waarop de gestelde gebreken aan de houten delen zichtbaar zijn. Dat heeft [gedaagde01] c.s. niet gedaan. In dit verband voldoet [gedaagde01] c.s. dan ook niet aan zijn stelplicht. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
2.22.
Concluderend is niet komen vast te staan dat punt 8 (nog steeds) een gebrek vormt, zodat de eis van [gedaagde01] c.s. op dit punt wordt afgewezen.
Punt 10: het zetwerk aan de voorgevel is losgekomen.
2.23.
Tijdens de op 25 juni 2019 gehouden comparitie van partijen zijn partijen - onder meer - overeengekomen dat Bouwbedrijf Zwarts het zetwerk van de voorgevel met schroeven zou vastzetten, zoveel als mogelijk in de kleur van het zetwerk. Na voltooiing daarvan zou punt 10 geen onderdeel meer uitmaken van het geschil tussen partijen.
2.24.
Tussen partijen staat vast dat Bouwbedrijf Zwarts het zetwerk na de comparitie van partijen met twee schroeven (in de kleur van het zetwerk) heeft vastgezet. Ter illustratie daarvan kan de volgende foto dienen.
2.25.
De kantonrechter volgt [gedaagde01] c.s. niet in zijn stelling dat het verhelpen van punt 10 niet deugdelijk is gedaan, zoals [gedaagde01] c.s. tijdens de op 24 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen heeft aangevoerd. Het oorspronkelijke door [gedaagde01] c.s. gemelde gebrek betrof immers dat het zetwerk loskwam van de voorgevel. Dat dit nog steeds het geval is, heeft [gedaagde01] c.s. niet gesteld. Daarmee staat vast dat punt 10 is verholpen. Dat daarnaast sprake is van een kier in het zetwerk, zoals ook in de bovenstaande foto is te zien, en dat het zetwerk inmiddels op andere plekken zou uitzetten, betreft een nieuwe klacht van [gedaagde01] c.s. en die klacht is geen onderdeel van deze zaak.
2.26.
Naar het oordeel van de kantonrechter is punt 10 verholpen en daarmee afgehandeld. De kantonrechter behoeft over dat punt dus niet verder te oordelen en te beslissen.
De conclusie.
2.27.
Alle overwegingen hiervoor leiden tot de volgende conclusie ten aanzien van de punten 2 tot en met 10. De punten 2, 3, 6, 7, 9 en 10 zijn opgelost. Er is niet komen vast te staan dat punt 8 (nog steeds) een gebrek vormt. Bouwbedrijf Zwarts moet een bedrag van € 5.000,00 aan [gedaagde01] c.s. betalen als schadevergoeding voor het gebrek aan de vloerverwarming. Daar komt nog een bedrag van € 1.000,00 inclusief btw aan gevolgschade bovenop, zodat Bouwbedrijf Zwarts in totaal € 6.000,00 aan hoofdsom aan [gedaagde01] c.s. moet betalen. [gedaagde01] c.s. had een bedrag van € 14.125,00 inclusief btw van de meerwerkfactuur van Bouwbedrijf Zwarts onbetaald gelaten. Dit bedrag wordt verrekend met het bedrag dat Bouwbedrijf Zwarts in hoofdsom aan [gedaagde01] c.s. moet betalen. Daardoor resteert in conventie een door [gedaagde01] c.s. aan Bouwbedrijf Zwarts te betalen bedrag aan hoofdsom van € 8.125,00 inclusief btw, zodat dit bedrag in conventie wordt toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente is, als inhoudelijk onweersproken, toewijsbaar vanaf 8 september 2017. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is op basis van de toewijsbare hoofdsom toewijsbaar tot een bedrag van € 781,25, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). In reconventie resteert geen bedrag meer dat Bouwbedrijf Zwarts aan [gedaagde01] c.s. moet betalen, zodat de vordering in reconventie in zoverre wordt afgewezen. Bouwbedrijf Zwarts wordt in reconventie wel veroordeeld om het gebrek aan de achtergevel en het gebrek aan de badkamerradiator te herstellen.
De kosten van de deskundigen van [gedaagde01] c.s.
2.28.
Aangezien de kantonrechter in dit vonnis heeft geoordeeld dat de punten 4 en 5 een gebrek vormen en Bouwbedrijf Zwarts - door het aanbieden van herstel van de punten 2, 3, 6, 7 en 9 - impliciet heeft erkend dat ook die punten een gebrek vormden, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde01] c.s. de kosten voor de door hem ingeschakelde deskundigen (IAC, Deja en EMN) ten bedrage van € 7.310,92 inclusief btw - welk bedrag op zichzelf niet door Bouwbedrijf Zwarts is betwist - in redelijkheid heeft gemaakt, zodat die kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid door Bouwbedrijf Zwarts aan [gedaagde01] c.s. moeten worden betaald.
De kosten van de deskundige [naam01] .
2.29.
De deskundige [naam01] heeft ten aanzien van de punten 4 en 5 een rapport opgesteld en tijdens de op 30 augustus 2022 gehouden voortzetting van de comparitie van partijen een mondelinge toelichting op dat rapport gegeven. Aangezien de kantonrechter op basis van dat het rapport van de deskundige en zijn mondelinge toelichting tot het oordeel is gekomen dat de punten 4 en 5 een gebrek vormen, moet Bouwbedrijf Zwarts de kosten van de deskundige dragen. [gedaagde01] c.s. heeft het voorschot op de kosten van de deskundige van € 2.500,00 inclusief btw betaald, zodat Bouwbedrijf Zwarts dat bedrag, als partij die ongelijk krijgt, aan [gedaagde01] c.s. moet betalen. De deskundige heeft naast het voorschot ook nog een bedrag van € 600,00 inclusief btw gefactureerd voor de voorbereiding op en het aanwezig zijn tijdens de voortzetting van de comparitie van partijen. Ook dit bedrag moet Bouwbedrijf Zwarts betalen. Aangezien voor dit bedrag geen voorschot is betaald, zal de kantonrechter bepalen dat Bouwbedrijf Zwarts dit bedrag rechtstreeks aan de deskundige moet betalen door overmaking op IBAN-bankrekeningnummer [iban_nummer01] ten name van Bouwcentrum Advies cv en onder vermelding van factuurnummer 22069-4522.
De proceskosten.
2.30.
[gedaagde01] c.s. krijgt in conventie voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Bouwbedrijf Zwarts tot vandaag vast op € 84,14 aan dagvaardingskosten, € 972,00 aan griffierecht en € 396,00 aan salaris voor de gemachtigde (één punt). Dit is in totaal € 1.452,14. De kantonrechter volstaat met deze toekenning van salaris voor de gemachtigde van Bouwbedrijf Zwarts, omdat het partijdebat vanaf de eerste comparitie van partijen zich heeft geconcentreerd op de vorderingen in reconventie. Daarin ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskostenveroordeling in die lijn te berekenen. Voor kosten die Bouwbedrijf Zwarts maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] c.s. een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
2.31.
Bouwbedrijf Zwarts krijgt in reconventie voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] c.s. tot vandaag vast op € 1.188,00 aan salaris voor de gemachtigde (½ x zes punten x € 396,00). Voor kosten die [gedaagde01] c.s. maakt na deze uitspraak moet Bouwbedrijf Zwarts een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt ook toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad.
2.32.
Bouwbedrijf Zwarts heeft verzocht om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat als de primaire eis van [gedaagde01] c.s. tot herstel van de door hem gestelde gebreken zou worden toegewezen en later in hoger beroep zou blijken dat dit niet de juiste veroordeling zou zijn, feitelijk onherstelbare zaken zouden zijn gedaan die niet meer zijn terug te draaien. Aangezien [gedaagde01] c.s. hier geen verweer tegen heeft gevoerd, wordt dit vonnis op grond van artikel 233 Rv uitvoerbaar bij voorraad verklaard met uitzondering van de veroordeling van Bouwbedrijf Zwarts om het gebrek aan de achtergevel en het gebrek aan de badkamerradiator te herstellen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. om aan Bouwbedrijf Zwarts te betalen € 8.906,25 aan hoofdsom en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 8.125,00 vanaf 8 september 2017 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. in de proceskosten die aan de kant van Bouwbedrijf Zwarts tot vandaag worden vastgesteld op € 1.452,14;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.4.
veroordeelt Bouwbedrijf Zwarts om het gebrek aan de achtergevel en het gebrek aan de badkamerradiator te herstellen;
3.5.
veroordeelt Bouwbedrijf Zwarts om aan [eiser01] c.s. te betalen € 7.310,92 inclusief btw aan kosten voor de deskundigen van [eiser01] c.s.;
3.6.
veroordeelt Bouwbedrijf Zwarts in de kosten van de deskundige [naam01] ten bedrage van in totaal € 3.100,00 inclusief btw en bepaalt dat Bouwbedrijf Zwarts van deze kosten een bedrag van € 2.500,00 inclusief btw aan [eiser01] c.s. moet betalen en een bedrag van € 600,00 inclusief btw rechtstreeks aan de deskundige [naam01] , door overmaking op IBAN-bankrekeningnummer [iban_nummer01] ten name van Bouwcentrum Advies cv en onder vermelding van factuurnummer 22069-4522;
3.7.
veroordeelt Bouwbedrijf Zwarts in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] c.s. tot vandaag worden vastgesteld op € 1.188,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.8.
verklaart de veroordelingen onder 3.5., 3.6. en 3.7. uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en door mr. W.J.J. Wetzels in het openbaar uitgesproken.
38671