In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen, opgelegd door de gemeente Rotterdam. Eiser, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van 27 mei 2020, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. Eiser stelde dat hij het bezwaarschrift tijdig had ingediend, maar verweerder betwistte dit en stelde dat het bezwaarschrift naar een onjuist faxnummer was gestuurd. De rechtbank heeft de zaak op 1 februari 2023 behandeld en geconcludeerd dat de gemachtigde van eiser had moeten weten dat het bezwaar niet op de juiste manier was ingediend. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, waardoor het bezwaar te laat was ingediend. Eiser verzocht ook om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelde dat deze termijn niet was overschreden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard.