ECLI:NL:RBROT:2023:1705

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
ROT 21/1875
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en kosten aanmaning; beoordeling van notificaties MijnOverheid en immateriële schadevergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023, in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder beoordeeld. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 22 oktober 2020, gevolgd door een aanmaning op 15 december 2020 vanwege het onbetaald blijven van deze aanslag. Eiser maakte bezwaar tegen de kosten van de aanmaning, maar dit bezwaar werd door verweerder ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.

De rechtbank behandelt de zaak en constateert dat er geen geschil bestaat over het feit dat eiser zijn parkeerbelasting niet heeft betaald. Eiser betwist echter dat hij correct is aangemeld bij MijnOverheid en stelt dat de aanmaning hem niet op de juiste wijze heeft bereikt. Verweerder daarentegen stelt dat de naheffingsaanslag in de berichtenbox van eiser op MijnOverheid is geplaatst en dat eiser zich voor deze berichtenbox heeft aangemeld. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om te zorgen voor notificaties en dat verweerder de aanmaningskosten terecht in rekening heeft gebracht.

Daarnaast claimt eiser een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de termijn niet leidt tot toewijzing van de schadevergoeding, aangezien eiser de naheffingsaanslag inmiddels heeft betaald en de rechtbank niet aannemelijk acht dat eiser door de procedure langdurig in spanning heeft verkeerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1875

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] (Gld), eiser,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. P. van Hattem).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar (het bestreden besluit) van verweerder van 23 februari 2021.
Verweerder heeft op 22 oktober 2020 aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Op 15 december 2020 is aan eiser een aanmaning verzonden vanwege het onbetaald blijven van de naheffingsaanslag parkeerbelasting.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de kosten van de aanmaning.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2023 op zitting behandeld. Verschenen zijn de gemachtigde van verweerder en mr. A. Khadri, collega van de gemachtigde van eiser.

Beoordeling door de rechtbank

1. Op 12 oktober 2020 om 10:30 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van eiser (kenteken [kentekennummer] ) stond geparkeerd op locatie Voorburgstraat te Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan. Er bestaat geen geschil over dat daar op dat moment een betaald parkeerregime gold en dat eiser geen parkeerbelasting heeft betaald. Op 15 december 2020 is aan eiser een aanmaning verzonden, omdat de vordering nog niet was voldaan.
2.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanmaning ten onrechte is opgelegd. Eiser betwist dat hij is aangemeld bij MijnOverheid. Al zou hij wel zijn aangemeld, dan kan niet worden vastgesteld dat de naheffingsaanslag en aanmaning hem langs digitale wijze hebben bereikt. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1175) stelt eiser dat verweerder geen betrouwbare verzendadministratie heeft.
2.2.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder. Verweerder stelt dat eiser zich voor de berichtenbox van MijnOverheid heeft aangemeld en dat de naheffingsaanslag in de berichtenbox van eiser op MijnOverheid is geplaatst. Hij wijst in dit verband op de schermprint van het MijnOverheid-systeem van verweerder. Dat en waarom uit die schermprint niet valt af te leiden dat eiser MijnOverheid heeft aangezet heeft eiser verder niet met argumenten uiteengezet. Ook het gegeven dat eiser in Hengelo woont, maakt niet dat eiser zich niet voor het ontvangen van berichten van Gemeente Rotterdam kan hebben aangemeld. Gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangegeven dat eiser geen notificatie had aanstaan voor berichten die hier aan de orde zijn. Gemachtigde heeft echter verder niet kunnen zeggen waarom eiser dit niet heeft gedaan. De rechtbank vindt het wel of niet aan hebben staan van notificaties ook niet echt van belang. Verweerder heeft ter zitting (onbetwist) aangegeven dat hij niet kan zien of een ontvanger in MijnOverheid notificaties heeft aangezet en dat bij verzending van een bericht dus ook niet kan verifiëren. Omdat alleen de ontvanger van berichten in MijnOverheid notificaties kan aanzetten en controleren komt het dus voor zijn risico dat een bericht bij het ontbreken daarvan niet (tijdig) wordt opgemerkt.
3. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanmaningskosten terecht bij eiser in rekening heeft gebracht. Het beroep is ongegrond.
4. Eiser heeft vergoeding van immateriële schade geclaimd, wegens overschrijding van de redelijke termijn bij het doen van uitspraak in bezwaar/beroep. Tussen de indiening van het bezwaar en deze uitspraak zijn meer dan twee jaar voorbij gegaan. Voorop staat dat eiser de naheffingsaanslag zelf alsnog heeft betaald en de bij zijn claim veronderstelde spanning en frustratie dus alleen bestond in de onzekerheid over de vraag of hij alsnog de openstaande €7,- aanmaningskosten moest gaan betalen. Dat iemand van een dergelijk bedrag jarenlang wakker ligt komt de rechtbank niet aannemelijk voor, en de Hoge Raad evenmin (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252 en van 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:292). Daarom zal een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn niet worden toegewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr.W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.