In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023, in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder beoordeeld. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 22 oktober 2020, gevolgd door een aanmaning op 15 december 2020 vanwege het onbetaald blijven van deze aanslag. Eiser maakte bezwaar tegen de kosten van de aanmaning, maar dit bezwaar werd door verweerder ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.
De rechtbank behandelt de zaak en constateert dat er geen geschil bestaat over het feit dat eiser zijn parkeerbelasting niet heeft betaald. Eiser betwist echter dat hij correct is aangemeld bij MijnOverheid en stelt dat de aanmaning hem niet op de juiste wijze heeft bereikt. Verweerder daarentegen stelt dat de naheffingsaanslag in de berichtenbox van eiser op MijnOverheid is geplaatst en dat eiser zich voor deze berichtenbox heeft aangemeld. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om te zorgen voor notificaties en dat verweerder de aanmaningskosten terecht in rekening heeft gebracht.
Daarnaast claimt eiser een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de termijn niet leidt tot toewijzing van de schadevergoeding, aangezien eiser de naheffingsaanslag inmiddels heeft betaald en de rechtbank niet aannemelijk acht dat eiser door de procedure langdurig in spanning heeft verkeerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.