ECLI:NL:RBROT:2023:1654

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/863
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige in het kader van een verzoek door de moeder, met bezwaar van de vader

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van de vader tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaren tegen de wijziging van de geslachtsnaam van zijn kind, [naam 2]. De moeder heeft op 7 mei 2021 een verzoek ingediend om de geslachtsnaam van [naam 2] te wijzigen van [geslachtsnaam 2] naar [geslachtsnaam 1]. Dit verzoek is door de Minister voor Rechtsbescherming toegewezen met een primair besluit op 17 september 2021. De vader heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, waarna de rechtbank de zaak op 30 januari 2023 heeft behandeld.

De rechtbank overweegt dat de moeder voldoet aan de verzorgingstermijn van vijf jaar, zoals vereist door de wet. De vader betoogt dat hij een belangrijke rol heeft gespeeld in de opvoeding van [naam 2], maar de rechtbank oordeelt dat de feitelijke zorg en opvoeding voornamelijk bij de moeder heeft gelegen. De rechtbank stelt vast dat de vader en de moeder tot 26 februari 2015 hebben samengewoond, wat betekent dat het onmogelijk is dat de vader en [naam 2] langer dan een vierde deel van de verzorgingstermijn in gezinsverband hebben samengeleefd.

De rechtbank concludeert dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen vaststellen dat de geslachtsnaam van [naam 2] kon worden gewijzigd. De rechtbank verklaart het beroep van de vader ongegrond en bevestigt het bestreden besluit. De rechtbank wijst erop dat de naamswijziging in juridisch opzicht beperkte gevolgen heeft, omdat de vader nog steeds de juridische vader van [naam 2] blijft. De rechtbank beveelt de Minister aan om schriftelijk zijn verontschuldigingen aan te bieden voor de onzorgvuldige gang van zaken rondom het Koninklijk Besluit dat is afgegeven terwijl er beroep was ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/863

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. S. Karami),
en

de Minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Spekreijse),

met als derde-partij [naam 1]

(gemachtigde: mr. A.G. Hendriks).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaren tegen de wijziging van de geslachtsnaam van zijn kind. Verweerder heeft met het primaire besluit van 17 september 2021 een aanvraag van [naam 1] toegewezen om de geslachtsnaam van het kind van haar en eiser ([naam 2]) te wijzigen in [geslachtsnaam 1].
Met het bestreden besluit van 11 januari 2022, op het bezwaar van eiser, is verweerder bij de toewijzing van de aanvraag gebleven. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, de derde-partij en haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser (de vader) en de derde-partij (de moeder) zijn de ouders van [naam 2]. De moeder heeft op 7 mei 2021 een verzoek ingediend om de geslachtsnaam van [naam 2] te wijzigen van [geslachtsnaam 2] naar [geslachtsnaam 1]. Verweerder heeft dit verzoek met het primaire besluit toegewezen. Eiser heeft schriftelijk laten weten het niet eens te zijn met deze wijziging. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen. Daarbij is vermeld dat de geslachtsnaam van [naam 2] bij Koninklijk Besluit wordt gewijzigd, in het geval dat tegen het primaire besluit geen bezwaar wordt gemaakt.
1.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat een gebrek aan contact of omgang met [naam 2] geen grond is om een aanvraag om geslachtsnaamswijziging af te wijzen. Verweerder heeft verder uiteengezet dat de gevolgen van deze wijziging in juridisch opzicht beperkt zijn, omdat familierechtelijk gezien niets verandert en eiser de vader van [naam 2] blijft.
1.3.
Bij Koninklijk Besluit van 18 maart 2022 is de geslachtsnaam van [naam 2] gewijzigd van “[geslachtsnaam 2]” in “[geslachtsnaam 1]”.

Het beroep van eiser

2. In beroep voert eiser aan dat [naam 2] pas na de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving is geboren. Eiser betoogt dat door verweerder niet de juiste verzorgingstermijn is gehanteerd en dat de moeder niet de juiste feiten en omstandigheden heeft weergegeven. Eiser en de moeder hebben jarenlang een duurzame relatie gehad voordat [naam 2] werd geboren. Er was geen sprake van een instabiele relatie. Eiser heeft tot medio 2016 zorg- en opvoedtaken gehad en de moeder heeft er volgens eiser zelf voor gekozen om deze te doen staken. Nadat de relatie was verbroken is een omgangsregeling overeengekomen. In 2018 is het contact met eiser verbroken.
Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden en de aanvraag van de moeder niet terughoudend heeft beoordeeld. Eiser wil de familierechtelijke band tussen hem en [naam 2] behouden. [naam 2] is voor hem erg belangrijk. Eiser heeft bovendien bijgedragen in de kosten van de verzorging en het levensonderhoud van [naam 2].
Eiser betoogt verder dat het niet zo is dat hij na de geboorte van [naam 2] is vertrokken en geen rol heeft gespeeld bij de opvoeding van [naam 2]. Eiser wordt in onzekerheid gelaten voor wat betreft het welzijn van [naam 2]. Gelet op de stukken is het vast komen te staan dat de moeder [naam 2] niet alleen minstens vijf jaar heeft verzorgd.

Het verweer en het standpunt van de moeder

3.1.
Verweerder geeft aan dat de moeder voldoet aan de genoemde verzorgingstermijn in artikel 4, vierde lid, aanhef en onder d, van het Besluit geslachtsnaamswijziging. Sinds de geboorte van [naam 2] heeft alleen de moeder op hetzelfde adres ingeschreven gestaan als [naam 2]. Dat eiser een lange tijd een stabiele relatie met de moeder en [naam 2] heeft gehad, zegt niets over eisers rol in de opvoeding en verzorging van [naam 2]. De stelling dat eiser tot 2016 betrokken is gebleven bij de opvoeding is niet verder onderbouwd. De feitelijke zorg en opvoeding lag enkel bij de moeder.
Voor wat betreft het verstoorde contact en de mogelijke rol van de moeder daarbij, voert verweerder aan dat de naamswijziging geen verband heeft met eerdere procedures over het gezag van [naam 2] en dat het contact met [naam 2] een omstandigheid is die niet wordt meegenomen bij deze beoordeling.
Ten aanzien van de naamswijziging geeft verweerder aan dat de belangen van betrokkenen zijn meegewogen. Eiser gaf aan [naam 2] sinds 2018 niet meer te hebben gezien. Verweerder kan uit de stukken niet opmaken dat hij en [naam 2] een zeer nauwe en persoonlijke band of relatie hebben. De verbondenheid van [naam 2] met de moeder (en haar rol in [naam 2]’s leven) ondersteunen een naamswijziging. Verweerder voert aan dat [naam 2] sinds zijn geboorte de achternaam van de moeder draagt en weet wie zijn vader is. Bovendien kan de naamswijziging door [naam 2] zelf ongedaan worden gemaakt als hij meerderjarig is.
3.2.
De moeder sluit zich bij het standpunt van verweerder aan. Zij voegt daaraan – kort gezegd – toe dat zij betwist een stabiele relatie met eiser te hebben gehad. De moeder betoogt dat verweerder terecht heeft aangenomen dat eiser en de moeder nooit in een gezinsverband met [naam 2] hebben samengeleefd en dat verweerder terecht heeft aangenomen dat aan de vereiste verzorgingstermijn is voldaan. De moeder voert aan dat [naam 2] weet wie zijn vader is en dat een naamswijziging geen invloed heeft op het contact tussen [naam 2] en eiser.
De moeder geeft ten slotte aan dat zij niet goed weet waarom er al een Koninklijk Besluit is afgegeven, nu eiser beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder op goede gronden kon bepalen dat de geslachtsnaamswijziging van [naam 2] gehandhaafd blijft. De voor dit beroep relevante wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
De rechtbank merkt allereerst op dat in het primaire besluit aan de moeder is medegedeeld dat [naam 2]’s geslachtsnaam bij Koninklijk Besluit zal worden gewijzigd indien tegen dat besluit geen bezwaar wordt ingesteld. Dat bezwaar is door eiser ingesteld. In het bestreden besluit heeft verweerder op dat bezwaar beslist, waarna eiser op 11 februari 2022 beroep heeft ingesteld. Verweerder is bij brief van 23 februari 2022 op de hoogte gesteld van dit beroep, waarna op 18 maart 2022 toch een Koninklijk Besluit is afgegeven (zie rechtsoverweging 1.3). De rechtbank acht het zeer onzorgvuldig van verweerder dat dit Koninklijk Besluit is afgegeven, omdat verweerder redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van het feit dat tegen de beslissing op bezwaar beroep was ingesteld. Voor de betrokkenen is de gang van zaken pijnlijk, voor eiser omdat de naam tijdens de beroepsprocedure is gewijzigd, en voor [naam 2] omdat de naamswijziging nog niet vaststond. De rechtbank geeft verweerder in overweging voor deze fout alsnog schriftelijk zijn verontschuldigingen aan te bieden.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat uit het Besluit geslachtsnaamswijziging (het Besluit) het belang van de minderjarige blijkt. Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit [1] volgt dat, indien het gaat om een naamswijziging van minderjarigen, wenselijk is dat de naam slechts in zeer bijzondere omstandigheden kan worden gewijzigd. Wanneer het, zoals in deze zaak, gaat om een kind dat jonger is dan twaalf jaren, moet zeer terughoudend met de naamswijziging worden omgegaan.
4.4.
Uit artikel 3, eerste en tweede lid, van het Besluit volgt dat voor de aanvraag voor de wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige jonger dan twaalf jaar aan een verzorgingstermijn moet zijn voldaan. Dit houdt in dat degene van wie de naam wordt gevraagd – in dit geval de moeder – het kind een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag moet hebben verzorgd en opgevoegd. Niet in geschil is dat hiervan sprake is.
4.5.
Uit artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d en 2°, van het Besluit volgt dat indien één van de ouders (van een kind jonger dan twaalf jaar) het niet eens is met een verzoek om een geslachtsnaamswijziging van het kind, dat verzoek alleen niet wordt afgewezen als de indiener van het verzoek om geslachtsnaamswijziging – in dit geval de moeder – heeft aangetoond dat de andere ouder wiens naam het kind nu heeft – in dit geval de vader – en het kind niet langer dan een vierde deel van de periode voorafgaand aan de verzorgingstermijn van ten minste vijf jaar in gezinsverband hebben samengeleefd.
4.6.
In deze zaak betekent dat dat het verzoek van de moeder, om de geslachtsnaam van [naam 2] te wijzigen van [geslachtsnaam 2] in [geslachtsnaam 1], alleen kan worden toegewezen als de moeder heeft aangetoond dat eiser en [naam 2] niet langer dan een vierde deel van de periode
vóórde verzorgingstermijn van ten minste vijf jaar in gezinsverband hebben samengeleefd.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat de moeder het verzoek om een geslachtsnaamswijziging heeft ingediend op 7 mei 2021. Omdat [naam 2] is geboren op [geboortedatum] was op de datum van het verzoek meer dan vijf jaar verstreken. Gebleken is dat eiser en de moeder tot 26 februari 2015 hebben samengewoond waardoor het feitelijk onmogelijk is dat eiser en [naam 2] langer dan een vierde deel van de periode
voorde verzorgingstermijn van vijf jaar in gezinsverband hebben samengeleefd.
4.8.
Over de grond, dat onvoldoende rekening is gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden, overweegt de rechtbank het volgende.
4.8.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dient verweerder het verzoek om geslachtsnaamswijziging te beoordelen met de geldende wet- en regelgeving maar moet hij, ook in het geval daaraan wordt voldaan, bij de uitoefening van die bevoegdheid wel alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken. Volgens dezelfde rechtspraak kunnen geen omstandigheden worden beoordeeld die ertoe hebben geleid dat [naam 2] bij de moeder woont en geen of nauwelijks omgang met eiser heeft. [2]
4.8.2.
De rechtbank overweegt hierbij dat verweerder tijdens de hoorzittingen in bezwaar een aantal vragen heeft gesteld: Is [naam 2] voorgelicht over zijn afkomst? Wat is het effect van de naamswijziging voor de eenheid van naam binnen het gezin? Voert [naam 2] de gevraagde naam in de praktijk en hoe lang al? Wat is de rol van de ouders in het leven van [naam 2] en hoe zijn de contacten tussen [naam 2] en zijn beide ouders? Wordt de bestaande gezinssituatie die door de naamswijziging wordt bevestigd door [naam 2] geaccepteerd en welke effecten heeft de naamswijziging op die gezinssituatie? Verweerder heeft vervolgens de antwoorden op deze vragen meegewogen bij de beoordeling. Verweerder heeft de bevindingen uit de hoorzitting meegewogen, waaruit is vast komen te staan dat [naam 2] weet wie zijn biologische vader en moeder zijn. Een geslachtsnaamswijziging zal hier geen verandering in brengen en het belang van [naam 2] zal zich op dit punt dan ook niet verzetten tegen de wijziging. Verweerder heeft verder uiteengezet dat het niet bekend is hoe [naam 2] zelf tegenover de geslachtsnaamswijziging staat, omdat [naam 2] nog geen twaalf jaren oud was en daarom niet is gehoord. Verweerder heeft doorslaggevend geacht dat [naam 2] zich door de geslachtsnaamswijziging met de moeder kan identificeren, en daarmee met het gezin waarvan hij deel uitmaakt in het dagelijks leven. Verweerder heeft het belang van het gezinsleven van de moeder en [naam 2] zwaarder laten wegen dan de bedenkingen van eiser tegen die wijziging, mede omdat de moeder en [naam 2] al jaren een gezin vormen. De rechtbank overweegt dat verweerder de betrokken belangen van zowel eiser als de moeder kenbaar heeft afgewogen en in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat er geen aanwijzing is om de geslachtsnaamswijziging niet in het belang van [naam 2] te achten. Daarbij is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser met wat hij heeft overgelegd onvoldoende heeft onderbouwd dat hij sinds de geboorte van [naam 2] in gezinsverband met hem heeft samengeleefd. Uit de basisregistratie personen (brp) is gebleken is dat eiser en de moeder hebben samengewoond tussen 5 februari 2014 en 26 februari 2015. Eisers stelling dat hij tot medio 2016 zorg- en opvoedtaken heeft gehad en dat de moeder er zelf voor heeft gekozen om deze te doen staken, is verder niet onderbouwd. Dat eiser [naam 2] in 2016 en 2017 eens in de twee weken zou hebben gezien en financieel zou hebben ondersteund geeft geen blijk van een rol bij de (dagelijkse) opvoeding en verzorging. Die verantwoordelijkheid lag immers te allen tijde bij de moeder. In dit geval is het in het belang van [naam 2] dat hij de naam draagt van degene met wie hij een bestendige gezinssituatie heeft, de moeder. [3] Verweerder heeft verder terecht toegelicht dat [naam 2] volgens de huidige regelgeving, indien gewenst, zodra hij meerderjarig is, zelfstandig kan verzoeken de naamswijziging ongedaan te maken. Verweerder heeft verder terecht uiteengezet dat de gevolgen van [naam 2]’s naamswijziging in juridisch opzicht beperkt zijn, omdat familierechtelijk niets verandert tussen eiser en [naam 2], en eiser nog steeds [naam 2]’s vader is.

Conclusie en gevolgen

5. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen vaststellen dat de geslachtsnaam van [naam 2] kon worden gewijzigd, en eisers bezwaar ongegrond kunnen verklaren.
6. Bovenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Het bestreden besluit blijft daarmee in stand.
7. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor dit beroep relevante wet- en regelgeving

Boek 1 van het Burgerlijk wetboek

Artikel 7
1. De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
(…)
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld betreffende de gronden waarop de geslachtsnaamswijziging kan worden verleend, de wijze van indiening en behandeling van verzoeken als in het eerste en het tweede lid bedoeld en betreffende het voor wijziging van de geslachtsnaam verschuldigde recht.
6. Indien Onze Minister van Justitie voornemens is een voordracht te doen voor een koninklijk besluit strekkende tot inwilliging van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid, deelt hij dit voornemen schriftelijk mee aan de verzoeker en degene wiens geslachtsnaam is verzocht, alsmede, indien het verzoek op de geslachtsnaam van een minderjarige betrekking heeft, zijn ouders en degene aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging is verzocht, rechtstreeks ontleent. De schriftelijke mededeling van het voornemen geldt als een beschikking.

Besluit geslachtsnaamswijziging

Artikel 3
1. Op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, wordt de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd:
a. in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed;
b. in de geslachtsnaam van de levensgezel van de ouder, indien deze persoon anders dan als ouder de minderjarige tezamen met de ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed;
c. in de geslachtsnaam van een persoon die anders dan als ouder de minderjarige tezamen met een ander als behorende tot het gezin gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed.
2. Ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
3. Indien ten aanzien van twee of meer minderjarigen uit hetzelfde gezin verzoeken tot geslachtsnaamswijziging als bedoeld in het eerste lid worden gedaan, opdat de geslachtsnaam van deze kinderen dezelfde zal zijn, en ten minste een van de kinderen de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, geldt ten aanzien van de kinderen die deze leeftijd wel hebben bereikt de in het tweede lid bedoelde verzorgingstermijn.
4. Het verzoek wordt afgewezen, indien:
a. de minderjarige al een op grond van dit artikel gewijzigde geslachtsnaam heeft;
b. de minderjarige van twaalf jaren of ouder niet instemt met de verzochte geslachtsnaamswijziging;
c. een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft; of
d. een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren, tenzij:
1°. de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht, waarbij onder misdrijf mede wordt begrepen medeplichtigheid aan en poging tot misdrijf; of
2°. verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.

Voetnoten

1.Stb. 2004, 100.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1999.
3.Zie hiervoor rechtspraak van de Afdeling van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2015.