Beoordeling door de rechtbank
2. Eiser is sinds 1993 gehuwd met [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Zij hebben samen drie kinderen. Op 9 januari 2022 heeft eiser zich bij de gemeente gemeld voor het verkrijgen van een bijstandsuitkering.
3. Met het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, heeft het college onder aanvulling van de motivering de aanvraag van eiser afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat niet is gebleken van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden ten opzichte van eisers aanvragen om bijstand van 25 augustus 2021 en
5 november 2021. Er is nog altijd niet aangetoond dat er sprake is van een duurzaam gescheiden leven tussen eiser en [naam 2] . Om voor bijstand in aanmerking te komen, moet eiser daarom een aanvraag indienen samen met zijn echtgenote.
4. Over een eerdere aanvraag van eiser om bijstand van 1 februari 2021 is een beroepsprocedure gevoerd die bij partijen bekend is onder het nummer ROT 21/5892. Het beroep is bij uitspraak van 14 juli 2022 ongegrond verklaard. Over drie opvolgende aanvragen van eiser is een beroepsprocedure gevoerd die bij partijen bekend is onder de zaaknummers ROT 22/2016, 22/2746 en 22/2483. Deze beroepen zijn bij uitspraak van 19 oktober 2022 ongegrond verklaard.
5. Eiser en [naam 2] zijn sinds 15 februari 2022 van tafel en bed gescheiden.
6. Met het besluit van 10 mei 2022 heeft het college eiser met ingang van 25 februari 2022 een bijstandsuitkering toegekend.
7. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. In geval van een aanvraag om bijstand loopt de te beoordelen periode in beginsel vanaf de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen tot en met de datum van het besluit op aanvraag. Dit betekent in dit geval dat de te beoordelen periode loopt van 9 januari 2022 tot 25 februari 2022.
9. Eiser betoogt dat het college de aanvraag van 9 januari 2022 ten onrechte als een herhaalde aanvraag heeft aangemerkt. Eiser stelt dat het besluit in strijd met de wet en het beleid, althans niet met de nodige zorgvuldigheid is genomen. Met het besluit van 11 mei 2022 is eiser (alsnog) een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 25 februari 2022. Ook in de visie van het college was er dus wel sprake van nieuwe feiten en gewijzigde omstandigheden. Die gewijzigde feiten en omstandigheden waren er ook al op 9 januari 2022. Zo was de procedure omtrent de scheiding van tafel en bed al gaande, was de gezamenlijke bankrekening al gesplitst, waren eiser en [naam 2] al geen toeslagpartners meer van elkaar en woonden ze niet meer samen. Dat de huurovereenkomst nog op hun beide namen stond, kan eiser niet worden verweten. Het college had de aanvraag niet vereenvoudigd mogen afdoen, maar inhoudelijk moeten beoordelen en moeten toekennen.
10. Voorop staat dat een aanvrager in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag.
11. De aanvraag van eiser van 9 januari 2022 is een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft hierop daarom terecht beslist met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden moet worden beoordeeld of het college zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is (zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872 en 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115). 12. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden wordt verstaan: feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Duidelijk is in deze zaak dat de bedoelde feiten of omstandigheden betrekking moeten hebben op de vraag of eiser inmiddels duurzaam gescheiden leeft van [naam 2] en of er een einde is gekomen aan de financiële verstrengeling tussen hen. Duidelijk is ook dat in dat verband de scheiding van tafel en bed van belang was, de beëindiging van het medehuurderschap van eiser van de woning aan de [adres] in Rotterdam en het zijn van enig huurder van de woning aan [adres] in Bergschenhoek.
13. Voor zover eiser stelt dat er ten tijde van zijn aanvraag op 9 januari 2022 wel sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, kan dit betoog niet slagen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn ten opzichte van de aanvragen van 25 augustus 2021 en 5 november 2021, die met het besluit van 2 november 2021 respectievelijk 3 januari 2022 zijn afgewezen. Ten tijde van de aanvraag van 9 januari 2022 was de scheiding van tafel en bed tussen eiser en [naam 2] -waartoe al op 29 november 2021 een verzoek was ingediend- nog niet rond. Het huurcontract van de woning in Bergschenhoek stond ook nog niet op (alleen) eisers naam. Zijn verzoek daartoe van 6 januari 2022 is op 10 januari 2022 afgewezen. Het medehuurderschap van eiser van de woning in Rotterdam is eerst op 14 februari 2022 beëindigd. Dit was dus evenmin al het geval op 9 januari 2022.
Ook ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
14. Het betoog van eiser dat het college in strijd met het verbod van willekeur heeft gehandeld door zijn aanvraag van 9 januari 2022 af te wijzen, maar hem naar aanleiding van een latere aanvraag wel per 25 februari 2022 een bijstandsuitkering toe te kennen, slaagt niet. Dat de bijstandsuitkering later wel is toegekend ligt, zo heeft het college ter zitting toegelicht, in de omstandigheid dat eiser toen wel de nodige stappen had ondernomen om de financiële verstrengeling tussen hem en [naam 2] te beëindigen. Zo was de scheiding tussen tafel en bed inmiddels rond, heeft eiser het huurcontract van de woning in Rotterdam in februari 2022 van zijn naam laten halen en heeft hij gezegd dat hij het huurcontract van de woning in Bergschenhoek alleen op zijn naam wil krijgen, zo nodig met een juridische procedure. Ook heeft het college toegelicht dat in februari 2022 niet meer is gezien dat er sprake was van nauw contact tussen eiser en [naam 2] , zoals dat eerder wel bleek uit het feit dat zij meeging naar een gesprek bij de gemeente en doordat eiser medische stukken van [naam 2] tot zijn beschikking had en aan de gemeente verstrekte. Hiermee heeft de gemeente inzichtelijk gemaakt waarom er (pas) in februari 2022 een kantelpunt is geweest dat ervoor heeft gezorgd dat aan eiser een bijstandsuitkering is toegekend.