ECLI:NL:RBROT:2023:1444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
AWB-22_4298
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Eiser had op 9 januari 2022 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland op 18 februari 2022 werd afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 9 augustus 2022, waarbij werd gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren ten opzichte van eerdere aanvragen van eiser. De rechtbank heeft op 12 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. Eiser is sinds 1993 gehuwd, maar hij en zijn echtgenote zijn sinds 15 februari 2022 van tafel en bed gescheiden. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiser als een herhaalde aanvraag moet worden beschouwd, en dat het college terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren die de afwijzing konden rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4298

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Bergschenhoek, eiser

(gemachtigde: mr. A. van Tol-Macharoblishvili),
en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland (het college)

(gemachtigde: R. Mooij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 18 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is het college, onder aanvulling van de motivering, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de belangenbehartiger van eiser
L. van der Poel, S. Bhatti (schoonzus van eiser) als tolk en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
2. Eiser is sinds 1993 gehuwd met [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Zij hebben samen drie kinderen. Op 9 januari 2022 heeft eiser zich bij de gemeente gemeld voor het verkrijgen van een bijstandsuitkering.
3. Met het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, heeft het college onder aanvulling van de motivering de aanvraag van eiser afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat niet is gebleken van nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden ten opzichte van eisers aanvragen om bijstand van 25 augustus 2021 en
5 november 2021. Er is nog altijd niet aangetoond dat er sprake is van een duurzaam gescheiden leven tussen eiser en [naam 2] . Om voor bijstand in aanmerking te komen, moet eiser daarom een aanvraag indienen samen met zijn echtgenote.
4. Over een eerdere aanvraag van eiser om bijstand van 1 februari 2021 is een beroepsprocedure gevoerd die bij partijen bekend is onder het nummer ROT 21/5892. Het beroep is bij uitspraak van 14 juli 2022 ongegrond verklaard. Over drie opvolgende aanvragen van eiser is een beroepsprocedure gevoerd die bij partijen bekend is onder de zaaknummers ROT 22/2016, 22/2746 en 22/2483. Deze beroepen zijn bij uitspraak van 19 oktober 2022 ongegrond verklaard.
5. Eiser en [naam 2] zijn sinds 15 februari 2022 van tafel en bed gescheiden.
6. Met het besluit van 10 mei 2022 heeft het college eiser met ingang van 25 februari 2022 een bijstandsuitkering toegekend.
Beoordeling
7. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. In geval van een aanvraag om bijstand loopt de te beoordelen periode in beginsel vanaf de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen tot en met de datum van het besluit op aanvraag. Dit betekent in dit geval dat de te beoordelen periode loopt van 9 januari 2022 tot 25 februari 2022.
9. Eiser betoogt dat het college de aanvraag van 9 januari 2022 ten onrechte als een herhaalde aanvraag heeft aangemerkt. Eiser stelt dat het besluit in strijd met de wet en het beleid, althans niet met de nodige zorgvuldigheid is genomen. Met het besluit van 11 mei 2022 is eiser (alsnog) een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 25 februari 2022. Ook in de visie van het college was er dus wel sprake van nieuwe feiten en gewijzigde omstandigheden. Die gewijzigde feiten en omstandigheden waren er ook al op 9 januari 2022. Zo was de procedure omtrent de scheiding van tafel en bed al gaande, was de gezamenlijke bankrekening al gesplitst, waren eiser en [naam 2] al geen toeslagpartners meer van elkaar en woonden ze niet meer samen. Dat de huurovereenkomst nog op hun beide namen stond, kan eiser niet worden verweten. Het college had de aanvraag niet vereenvoudigd mogen afdoen, maar inhoudelijk moeten beoordelen en moeten toekennen.
10. Voorop staat dat een aanvrager in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag.
11. De aanvraag van eiser van 9 januari 2022 is een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft hierop daarom terecht beslist met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden moet worden beoordeeld of het college zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is (zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872 en 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115).
12. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden wordt verstaan: feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Duidelijk is in deze zaak dat de bedoelde feiten of omstandigheden betrekking moeten hebben op de vraag of eiser inmiddels duurzaam gescheiden leeft van [naam 2] en of er een einde is gekomen aan de financiële verstrengeling tussen hen. Duidelijk is ook dat in dat verband de scheiding van tafel en bed van belang was, de beëindiging van het medehuurderschap van eiser van de woning aan de [adres] in Rotterdam en het zijn van enig huurder van de woning aan [adres] in Bergschenhoek.
13. Voor zover eiser stelt dat er ten tijde van zijn aanvraag op 9 januari 2022 wel sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, kan dit betoog niet slagen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn ten opzichte van de aanvragen van 25 augustus 2021 en 5 november 2021, die met het besluit van 2 november 2021 respectievelijk 3 januari 2022 zijn afgewezen. Ten tijde van de aanvraag van 9 januari 2022 was de scheiding van tafel en bed tussen eiser en [naam 2] -waartoe al op 29 november 2021 een verzoek was ingediend- nog niet rond. Het huurcontract van de woning in Bergschenhoek stond ook nog niet op (alleen) eisers naam. Zijn verzoek daartoe van 6 januari 2022 is op 10 januari 2022 afgewezen. Het medehuurderschap van eiser van de woning in Rotterdam is eerst op 14 februari 2022 beëindigd. Dit was dus evenmin al het geval op 9 januari 2022.
Ook ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
14. Het betoog van eiser dat het college in strijd met het verbod van willekeur heeft gehandeld door zijn aanvraag van 9 januari 2022 af te wijzen, maar hem naar aanleiding van een latere aanvraag wel per 25 februari 2022 een bijstandsuitkering toe te kennen, slaagt niet. Dat de bijstandsuitkering later wel is toegekend ligt, zo heeft het college ter zitting toegelicht, in de omstandigheid dat eiser toen wel de nodige stappen had ondernomen om de financiële verstrengeling tussen hem en [naam 2] te beëindigen. Zo was de scheiding tussen tafel en bed inmiddels rond, heeft eiser het huurcontract van de woning in Rotterdam in februari 2022 van zijn naam laten halen en heeft hij gezegd dat hij het huurcontract van de woning in Bergschenhoek alleen op zijn naam wil krijgen, zo nodig met een juridische procedure. Ook heeft het college toegelicht dat in februari 2022 niet meer is gezien dat er sprake was van nauw contact tussen eiser en [naam 2] , zoals dat eerder wel bleek uit het feit dat zij meeging naar een gesprek bij de gemeente en doordat eiser medische stukken van [naam 2] tot zijn beschikking had en aan de gemeente verstrekte. Hiermee heeft de gemeente inzichtelijk gemaakt waarom er (pas) in februari 2022 een kantelpunt is geweest dat ervoor heeft gezorgd dat aan eiser een bijstandsuitkering is toegekend.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet (Pw)

Artikel 3
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
Artikel 11
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Artikel 40
1.Het recht op bijstand bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 43
1. Het college stelt het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast.
Artikel 44
1. Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Artikel 53a
1. Het college bepaalt welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van de gegevens plaatsvindt.

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.