6.3.Eiser voert verder aan dat de proceskostenvergoeding te laag is vastgesteld. Er is tweemaal bezwaar gemaakt en dit is tijdens een hoorzitting toegelicht. Dan volstaat 1 punt aan proceskostenvergoeding niet.
7. In regel 4, eerste lid, van de Beleidsregels is bepaald dat de tegemoetkoming TONK betrekking kan hebben op de volgende voor de aanvrager noodzakelijke algemene kosten van bestaan:
a. kosten van huur inclusief servicekosten;
b. kosten van de hypotheekrente voor de woning, inclusief de eigenaarslasten, waarbij in het geval van een variabele hypotheekrente de gemiddelde maandelijkse rente over 2020 gehanteerd wordt;
c. kosten van elektriciteit, gas en water voor de woning.
In regel 4, vierde lid, van de Beleidsregels is bepaald dat voor de vergoeding van de noodzakelijke huurlasten wordt aangesloten bij de Wet op de huurtoeslag (Wht). Uitsluitend de kosten die boven de maximale subsidiabele huur uitkomen minus de maximale huurtoeslag, kunnen worden vergoed.
In regel 14 is bepaald dat als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming TONK het college, gelet op alle omstandigheden waaronder een terugval in inkomen van de aanvrager als gevolg van de coronacrisis, in het individuele geval kan beoordelen of de aanvrager in afwijking van de Beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een tegemoetkoming TONK, indien zeer dringende redenen hiertoe noodzaken.
Op basis van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet op een andere manier kunnen worden voldaan.
8. Het besluit van 22 juli 2021 is een besluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom heeft het bezwaar tegen het besluit van 28 april 2021 van rechtswege mede betrekking op dat besluit. Verweerder heeft het bezwaar in het bestreden besluit gegrond verklaard, maar slechts één punt aan proceskostenvergoeding toegekend, terwijl er bezwaar is gemaakt door de gemachtigde en er een hoorzitting is gehouden. De rechtbank zal het beroep hierom gegrond verklaren en het juiste bedrag aan proceskostenvergoeding in bezwaar toekennen.
9. Uit de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juli 2021 volgt dat de TONK-regeling is bedoeld om huishoudens, die normaal gesproken niet in aanmerking zouden komen voor (bijzondere) bijstand, te ondersteunen die ten gevolge van de coronamaatregelen met een inkomensterugval te maken hebben en daardoor niet meer aan de noodzakelijke (woon)kosten, kunnen voldoen, waarvoor andere regelingen geen of onvoldoende steun bieden. Er is voor gekozen om de TONK vorm te geven binnen het juridische kader van de bijzondere bijstand zoals opgenomen in de Pw. Het kader van de bijzondere bijstand betekent dat er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden waarin de noodzakelijke kosten door het huishouden niet meer kunnen worden voldaan uit de resterende draagkracht. Gemeenten voeren de TONK uit en hebben daarbij een aanzienlijke beleidsruimte bij het nader vormgeven van de voorwaarden, aldus nog steeds deze brief van de Minister.
10. Verweerder heeft ervoor gekozen om hypotheekaflossing niet als noodzakelijke kostenpost in de Beleidsregels op te nemen. Naar het oordeel van de commissie voor bezwaarschriften heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aflossing van de hypotheek tot vermogensvorming leidt, in die zin geen kostenpost vormt en daarom niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komt.
Wat betreft de bijdrage voor de VvE (uitgezonderd de opstalverzekering) heeft de commissie overwogen dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de kosten van beheer, klein dagelijks onderhoud en de reservering voor groot onderhoud betrekking hebben op het in standhouden c.q. het vergroten van het vermogen en daarom niet voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.
Wat betreft de hoogte van de tegemoetkoming voor de hypotheekrente inclusief de
eigenaarslasten merkt de commissie op dat verweerder, gelet op het bepaalde in regel 4 van de Beleidsregels, heeft kunnen aansluiten bij de berekensystematiek van de Wht en de tegemoetkoming heeft kunnen vaststellen op € 187,53. Dit is de tegemoetkoming die aansluit bij een bedrag aan hypotheekrente en eigenaarslasten van bezwaarmaker van in totaal € 5.102,- per jaar en € 425,17 per maand.
11. Uit 9. blijkt dat gemeenten bij de uitvoering van de TONK aanzienlijke beleidsruimte hebben om de voorwaarden vorm te geven. Dat past ook bij de bepalingen omtrent het verlenen van bijzondere bijstand op grond van de Pw. Verweerder heeft die voorwaarden vastgelegd in de Beleidsregels. De Beleidsregels zijn buitenwettelijk begunstigend beleid voor zover met toepassing daarvan bijzondere bijstand wordt verleend in andere gevallen of tot een hoger bedrag dan met toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw mogelijk is. Voor zover het beleid van verweerder bepaalt dat een tegemoetkoming in de noodzakelijke kosten wordt verstrekt voor hypotheekrente, is dit beleid aan te merken als buitenwettelijk begunstigend. Volgens vaste rechtspraak moet de rechter zulk begunstigend buitenwettelijk beleid terughoudend toetsen. Vergelijk daartoe bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 27 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2019:920). De bestuursrechter moet het bestaan en de inhoud van dat beleid als een gegeven aanvaarden. De rechterlijke toetsing is dan beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan (hier verweerder) het beleid consistent heeft toegepast en de vraag of fundamentele rechten waarop de betrokkene (hier eiser) zich beroept niet zijn geschonden. 12. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ook rekening had moeten houden met de kosten van de maandelijkse aflossing van zijn hypotheek. Omdat het om een buitenwettelijk begunstigende beleidsregel gaat heeft de rechter geen ruimte voor een beoordeling van het standpunt van eiser dat verweerder ook de hypotheekaflossing in aanmerking had moeten nemen in plaats van enkel de hypotheekrente. De rechter moet de keuze voor het in aanmerking nemen van enkel de hypotheekrente als een gegeven aanvaarden. Niet is gesteld of gebleken dat het college deze beleidsbepaling niet consequent heeft toegepast.
13. Het feit dat de gemeenten de TONK uitvoeren binnen het kader van de bijzondere bijstand op grond van de Pw, leidt ertoe dat er aanzienlijke verschillen per gemeente zijn in de uitvoering en de hoogte van de vergoeding via de TONK. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hier bewust voor gekozen. De verschillen tussen gemeenten maken dus niet dat sprake is van politieke willekeur. Deze kunnen wel te maken hebben met politieke verschillen tussen gemeenten. Gelet op het buitenwettelijk begunstigend karakter van de beleidsregel is ook voor een beoordeling van de grieven van eiser tegen de wijze van besteding van het van het Rijk ontvangen budget, geen ruimte.
14. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder, eveneens op goede gronden, heeft aangenomen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregels noodzakelijk maken. Eiser heeft zodanige bijzondere omstandigheden ook niet aannemelijk gemaakt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder enig maatwerk heeft geleverd door het aantal personen op drie te laten in plaats van de daadwerkelijke vier, hetgeen voor eiser iets gunstiger uitkomt bij de berekening van de meerkosten van water en elektra.
15. De rechtbank begrijpt dat het lastig voor eiser is geweest dat de vaste lasten doorliepen terwijl met het bedrijf geen inkomsten konden worden verworven. De rechtbank stelt echter vast dat de TONK-regeling niet is bedoeld om dit op te lossen. Deze regeling is niet in het leven geroepen om ondernemers overeind te houden.
16. De argumenten van eiser kunnen niet slagen.
17. Het beroep is gegrond omdat verweerder in het bestreden besluit niet de volledige proceskosten van eiser in bezwaar heeft vergoed. De rechtbank zal het bestreden besluit in zoverre vernietigen. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72a van de Awb bepalen dat haar uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit. De rechtbank zal het bestreden besluit voor het overige in stand laten.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder eveneens te veroordelen in de proceskosten in beroep en te bepalen dat het door eiser betaalde griffierecht moet worden vergoed. De kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.271,- (1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,- en een wegingsfactor 1, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).