ECLI:NL:RBROT:2023:1316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
71.159672.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake aanhoudingsverzoek en onderzoekswensen in strafzaak met betrekking tot SKY ECC en ENCRO

Op 21 februari 2023 heeft de rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in een strafzaak tegen een verdachte, waarbij aanhoudingsverzoeken en onderzoekswensen met betrekking tot de communicatieplatforms SKY ECC en ENCRO zijn besproken. De verdediging heeft verzocht om de regievoering in de zaak aan te houden om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om dit verzoek in te willigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak zich in de regiefase bevindt en dat het afwachten van antwoorden op prejudiciële vragen een onwenselijke vertraging zou opleveren.

Daarnaast heeft de verdediging verschillende verzoeken ingediend om stukken toe te voegen aan het dossier en getuigen te horen. De rechtbank heeft deze verzoeken beoordeeld aan de hand van het verdedigingsbelang en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. Een aantal verzoeken zijn afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de verzochte informatie niet direct relevant is voor het opsporingsonderzoek naar de verdachte. Wel is het verzoek om aanvullende toestemming van de rechter-commissaris toegekend, zodat de verdediging deze kan toetsen.

De rechtbank heeft ook verzoeken om getuigen te horen beoordeeld. Het verzoek om getuige [naam getuige 1] te horen is afgewezen, terwijl het verzoek om getuige [naam getuige 2] te horen is toegewezen. De rechtbank heeft de zaak geschorst voor onbepaalde tijd en zal de verdere behandeling van de zaak voortzetten na het horen van de getuigen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71.159672.22
Tussenbeslissing van 21 februari 2023 van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats 1],
wonende aan [adres 1].
raadsvrouw mr. N.W.A. Dekens, advocaat in Amsterdam.

1..Inleiding

Deze tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2023 (hierna: de regiezitting).
Voorafgaand aan de regiezitting zijn de volgende stukken ingediend:
  • een voorlopige opgave van verzoeken van de verdediging van 23 januari 2023 (
  • een schriftelijke reactie op de onderzoekswensen d.d. 31 januari 2023 van de officier van justitie mr. P.J.A. Huttenhuis (
Tijdens de regiezitting zijn de verzoeken besproken en hebben de raadsvrouw en de officier van justitie, mr. P.J.A. Huttenhuis, hun standpunten mondeling nader toegelicht.
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voortvloeien zijn
voorlopig van aard, gelet op de functie die ze hebben binnen deze strafzaak en het moment
waarop ze zijn genomen.
De rechtbank heeft de verzoeken getoetst aan het verdedigingsbelang: is hetgeen is verzocht in redelijkheid van belang in deze strafzaak voor de bespreking en beantwoording van de vragen die voortkomen uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

2..Aanhoudingsverzoek in verband met gestelde prejudiciële vragen

De verdediging heeft verzocht om de regievoering in deze zaak aan te houden om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen, dan wel de uitkomst van de door de rechtbank Noord-Nederland [1] in het onderzoek Shifter aan de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen over de toepassing en reikwijdte van het interstatelijke vertrouwensbeginsel af te wachten.
Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is de zaak aan te houden.
Op dit moment ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Evenmin ziet zij reden om de antwoorden op de prejudiciële vragen in het onderzoek Shifter af te wachten. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat mag worden uitgegaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Bovendien bevindt deze zaak zich in de regiefase en is het nog onduidelijk wanneer de Hoge Raad de vragen zal beantwoorden, wat een onwenselijke vertraging van deze strafzaak zou opleveren. Indien die antwoorden daartoe aanleiding geven, kan een en ander worden betrokken bij de nadere behandeling in deze strafzaak.

3..Voorlopige verzoeken

3.1.
Verzoeken verdediging
De verdediging heeft verzocht om op de verzoeken die bij brief van 6 oktober 2022 zijn ingediend te beslissen. Dit betreft het voegen van de volgende stukken:
De JIT-overeenkomst d.d. 13 december 2019;
Alle stukken die betrekking hebben op de samenwerking tussen Nederland en Frankrijk in het onderzoek naar SKY ECC, voor zover die nog niet gevoegd zijn;
Alle processen-verbaal die betrekking hebben op de verwerking van de SKY berichten binnen het onderzoek 26Argus;
Alle processen-verbaal opgemaakt door de zaaksofficieren uit onderzoek 26Argus aangaande de analyse van informatie die gedeeld is met het onderzoeksteam in het onderhavige onderzoek;
Een proces-verbaal waaruit blijkt op welke wijze en met gebruik van welke zoeksleutels de gehele dataset van SKY berichten binnen het onderzoek 26Argus is doorzocht, zodat in het bijzonder kan worden vastgesteld welke resultaten de zoekslag die in casu heeft geleid tot de aan het dossier toegevoegde SKY berichten heeft opgeleverd. Alsmede een lijst met trefwoorden, gerelateerd aan de te onderzoeken feiten of de verdachten, aan de hand waarvan binnen het onderzoek 26Argus in de dataset met SKY berichten is gezocht;
Alle informatie uit onderzoek 26Argus met betrekking tot de verdachte(n) in het onderhavige onderzoek;
De volledige dataset, waaronder alle berichten en locatiegegevens, uit onderzoek 26Argus welke zien op de SKY-ID die aan cliënt wordt toegeschreven (G02C99);
De aanvullende RC toestemming d.d. 4 maart 2021 en het onderliggende verzoek daartoe;
Een proces-verbaal waarin de betrokkenheid van Nederlandse opsporingsambtenaren bij de in beslagname van de SKY-servers in Roubaix en het daaropvolgende overbrengen van de servers naar Driebergen nader wordt geduid;
Eventuele machtigingen die vooraf zijn gegaan aan de verrichtingen aan de SKY servers in Driebergen alsmede de aanvragen daarvan;
Technische specificaties betreffende de verrichtingen aan de SKY servers in Driebergen;
Verslag van de door Europol gearrangeerde bijeenkomst d.d. 27 mei 2019 tussen Franse, Belgische en Nederlandse rechercheurs;
Proces-verbaal betreffende de vraag welke informatie er precies aan de Fransen (en wellicht de Belgen) is verstrekt m.b.t. de verkoop in Nederland van SKY – toestellen;
Overzicht van het aantal netwerkvergaderingen inclusief de data en aanwezigen alsmede de verslagen van deze netwerkvergaderingen;
Verslagen technische werkgroep die op 23 en 24 juli 2020 in Antwerpen bij elkaar is gekomen;
Het Belgische EOB zoals genoemd in de stukken d.d. 2 juni 2022;
De geüpdatete 26Lemont bundel;
Een proces-verbaal waarin wordt verantwoord op welke wijze besluitvorming heeft plaatsgevonden met betrekking tot de terbeschikkingstelling van de dataset met Encrochat-berichten ten behoeve van het onderzoek 26Rifle;
Toezending van de volledige datasets van de accounts waarvan het openbaar ministerie stelt dat deze aan de verdachte kunnen worden toegeschreven.
Hieraan heeft de verdediging de volgende verzoeken bij brief van 23 januari 2023 toegevoegd.
20. Het complementeren van de Argus en Lemont bundels;
20. Het horen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2];
20. Primair het horen van alle accounts die contact hebben gehad met de accounts die aan [naam verdachte] worden toegeschreven, subsidiair het horen van de accounts die contact hebben gehad met de accounts die aan [naam verdachte] worden toegeschreven in het kader van de ten laste gelegde feiten;
20. Het horen van de rechters-commissarissen bekend onder AMS-0014 en AMS-0012;
20. Het horen van de officieren van justitie van het Landelijk Parket bekend onder [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3];
20. Het verstrekken van een afschrift van het onderzoek 26Typha;
20. Verstrekken onderliggende stukken bob dossier, zoals alle observatie pv’s.
20. Verstrekken van een kopie van de harde schijf van de laptop van cliënt dan wel teruggave van de laptop ter onderbouwing van de legale herkomst van contante stortingen en het voorhanden hebben van contant geld.
3.2.
Beoordeling door de rechtbank
3.2.1.
Verzoek JIT-overeenkomst, stukken die betrekking hebben op de samenwerking tussen Nederland en Frankrijk en verslagen van bijeenkomsten (nummers 1, 2, 12, 14 en 15)
De verdediging heeft aangevoerd dat in de overeenkomst de doelstellingen en wellicht taakverdelingen zijn opgenomen waaruit conclusies kunnen worden getrokken over onder wiens verantwoordelijkheid en op wiens grondgebied de verschillende opsporingshandelingen hebben plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de JIT-overeenkomst betrekking heeft op de samenwerking tussen de Franse en Nederlandse opsporingsdiensten naar mogelijke strafbare feiten, en niet op het opsporingsonderzoek naar een specifieke verdachte. Hierdoor heeft de verdediging geen redelijk belang bij het verstrekken van de overeenkomst. Bovendien geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel; toewijzing van het verzoek zou een ongeoorloofde omzeiling hiervan opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat de JIT-overeenkomst geen directe betrekking heeft op het opsporingsonderzoek naar de verdachte. De overeenkomst heeft betrekking op de samenwerking tussen de Franse, Belgische en Nederlandse opsporingsdiensten in het onderzoek WERL en niet in enig onderzoek tegen de verdachte. Daarom is de JIT-overeenkomst niet van belang voor beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank komt tot hetzelfde oordeel ten aanzien van het verzoek om de onder 2, 12, 14 en 15 omschreven stukken aan het dossier toe te voegen.
3.2.2.
Verzoeken rechtmatigheid SKY ECC (nummers 3, 4, 6, 23 en 24)
De verdediging heeft diverse verzoeken ingediend met betrekking tot de rechtmatigheid van de hack op SKY ECC en het gebruik van de verkregen data in het opsporingsonderzoek. Het gaat onder andere om het voegen van processen-verbaal uit het onderzoek 26Argus en het horen als getuigen van de LAP-officieren en rechters-commissarissen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende verdedigingsbelang is voor het toewijzen van deze verzoeken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de verzoeken die zien op de rechtmatigheid van de hack op SKY ECC en het gebruik van de verkregen data in het opsporingsonderzoek tegen de verdachte, mede gezien eerdere rechterlijke beslissingen dienaangaande, als volgt.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door de officier van justitie gedane toezeggingen om door de verdediging verzochte datasets aan het procesdossier toe te voegen (bijlage 3, pagina 1). Daarnaast neemt de rechtbank in ogenschouw de (reeds) door het openbaar ministerie aan het dossier toegevoegde documenten die zicht geven op de achtergrond, herkomst en werkwijze rond de verkrijging van de in dit opsporingsonderzoek gebruikte data.
De rechtbank is van oordeel dat het in het internationale rechtshulpverkeer geldende vertrouwensbeginsel [2] met zich brengt dat er vooralsnog van mag worden uitgegaan dat de (SKY ECC) informatie in Frankrijk, dat net als Nederland is toegetreden tot het EVRM, rechtmatig is verkregen en vervolgens via internationale rechtshulp/samenwerking in de vorm van een Joint Investigation Team aan het Nederlandse Openbaar Ministerie is verstrekt, op een moment dat door de Nederlandse rechter-commissaris machtigingen ex art. 126uba Sv en 126t Sv waren verleend (en later: verlengd). Vanwege dit vertrouwensbeginsel wordt de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in beginsel) niet door de Nederlandse rechter getoetst, tenzij er tenminste een begin van aannemelijkheid is van het tegendeel van die rechtmatigheid.
Uit het dossier blijkt dat de Franse autoriteiten met een rechterlijke machtiging een interceptietool in een Frans onderzoek hebben ingezet op de SKY-servers die zich op Frans grondgebied bevonden. Op grond van het vertrouwensbeginsel moet aangenomen worden dat een bevoegde Franse rechter hierbij de Franse strafvorderlijke bevoegdheden op juiste wijze in acht heeft genomen, maar ook dat is gehandeld met inachtneming van de verdragsrechtelijke bepalingen, zoals artikel 6 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat met de stukken die in het dossier zijn opgenomen vooralsnog genoegzaam informatie is verschaft over de start van het onderhavige onderzoek, met informatie die afkomstig is van SKY ECC. Onvoldoende is onderbouwd waarom aan het vertrouwensbeginsel voorbij zou moeten worden gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat er geen begin van aannemelijkheid is van het tegendeel en daarmee vooralsnog niet is gebleken dat de verzochte stukken/getuigen direct relevantie hebben voor het opsporingsonderzoek naar de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten en dat deze niet van belang zijn voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv.
Het bovenstaande leidt ertoe dat deze verzoeken worden afgewezen.
3.2.3.
Verzoeken betreffende SKY en ENCRO data in dit onderzoek (nummers 5, 7, 17, 18, 19 en 20)
De rechtbank wijst deze verzoeken af omdat hieraan al uitvoering is gegeven. Er is op 6 mei 2021 een proces-verbaal opgemaakt waar de verdediging onder verzoek nummer 5 op doelt (p. 209-216 van de door het openbaar ministerie verstrekte ‘binder – SKY & ENCRO stukken op 31 januari 2023). Daarnaast heeft het openbaar ministerie toegezegd de volledige databundel uit het onderzoek 26Argus ten aanzien van het account dat aan de verdachte wordt toegeschreven te verstrekken. Ook de meest recente 26Argus-bundel en 26Lemont-bundel en een proces-verbaal over besluitvorming van Encrochat-berichten in het onderzoek 26Rifle worden verstrekt.
3.2.4.
Aanvullende RC-toestemming (nummer 8)
De verdediging heeft aangevoerd dat zij de aanvullende toestemming van de rechter-commissaris d.d. 4 maart 2021 moet kunnen toetsen en verzocht om dit proces-verbaal aan het dossier toe te voegen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal in het dossier zit.
De rechtbank wijst dit verzoek toe. Het proces-verbaal aanvullende toestemming van de rechter-commissaris is een processtuk dat door de verdediging getoetst moet kunnen worden.
3.2.5.
Verzoeken betrekking hebbend op Nederlandse betrokkenheid (nummers 9, 10 en 11)
De verdediging heeft aangevoerd dat zij moet kunnen toetsen wat de rol van Nederland is geweest.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen verdedigingsbelang is.
De rechtbank wijst deze verzoeken, mede op grond van het hierboven overwogene omtrent het vertrouwensbeginsel, af. De verzoeken zijn overigens onvoldoende onderbouwd, waarbij ten aanzien van verzoek 11 nog wordt opgemerkt dat dit verzoek ook onvoldoende concreet is.
3.2.6.
Overige verzoeken (nummer 13, 16, 25 en 26)
De verdediging heeft aangevoerd dat zij moet kunnen toetsen in hoeverre de conclusies die door het openbaar ministerie worden getrokken kloppen, in het licht van de zwijgende, ontkennende proceshouding van de verdachte.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen juridische grondslag bestaat op basis waarvan deze stukken zouden moeten worden toegevoegd.
De rechtbank wijst deze verzoeken af. Deze verzoeken zijn niet onderbouwd en de rechtbank ziet geen relevantie voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv, waarbij ten aanzien van de verzoeken 25 en 26 wordt opgemerkt dat deze ook onvoldoende concreet zijn.
3.2.7.
Verzoek tot horen getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] (nummer 21)
De verdediging heeft aangevoerd dat [naam getuige 1] betrokken is geweest bij een geldoverdracht via [naam getuige 2]. Zij wil de getuige [naam getuige 1] bevragen over hoe die geldoverdracht verliep.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende is gemotiveerd wat de getuige kan verklaren over de rol van de verdachte.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van getuige [naam getuige 1] af. Onvoldoende is onderbouwd waarover deze getuige zou kunnen verklaren in het licht van het ten laste gelegde.
Het verzoek tot het horen van [naam getuige 2] wijst de rechtbank toe. De rechtbank ziet het verdedigingsbelang omdat de getuige met de verdachte door het observatieteam is gezien – mogelijk in het kader van een overdracht van een geldbedrag – en daarover zou kunnen verklaren.
3.2.8.
Verzoek tot horen alle SKY accounts die contact hebben gehad met account dat aan de verdachte wordt toegerekend (nummer 22)
De verdediging doet primair het verzoek om alle accounts die contact hebben gehad met de accounts die aan de verdachte kunnen worden toegerekend, te horen. Subsidiair beperkt zij het verzoek tot de accounts die in het kader van de tenlastegelegde feiten contact hebben gehad met de verdachte. De verdediging wenst de personen achter die accounts vragen te stellen over de interpretatie van de chats en de contacten met de verdachte.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn om deze getuigen te traceren, hetgeen volgens de jurisprudentie is vereist.
De rechtbank is ten aanzien van het primaire verzoek van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd wat de gebruikers zouden kunnen verklaren in het licht van de beantwoording van de vragen van 348 en 350 Sv.
De rechtbank is ten aanzien van het subsidiaire verzoek van oordeel dat dit verzoek deels onvoldoende is onderbouwd. Met de accounts 6 tot en met 10 uit ZD01 heeft verdachte geen contact. De rechtbank is van oordeel dat daarom het verdedigingsbelang onvoldoende is onderbouwd. Op account 5 wordt geen beslissing genomen, nu de rechtbank het verzoek om [naam getuige 2] als getuige te horen reeds heeft toegewezen.
Met betrekking tot account 4 van ZD01 en alle accounts van [account 1] en [account 2] ziet de rechtbank het belang van de verdediging bij het horen van eventueel geïdentificeerde gebruikers van de SKY-ID’s, waarmee de in het dossier aan de verdachte toegeschreven SKY-ID’s contact zou hebben gehad. De verdachte ontkent de gebruiker te zijn geweest van de SKY ECC-accounts en het is in het belang van de verdediging om de tegencontacten daarover te bevragen. De verdediging kan de tegencontacten daarnaast bevragen over de rol die de verdachte mogelijk heeft gespeeld en over de verdere inhoud van deze gesprekken.
De verdediging zal ten aanzien van [account 1] en [account 2] in de gelegenheid worden gesteld om ten aanzien van (totaal ten hoogste) zes accounts die de verdediging aanwijst nader onderzoek (te laten) doen zoals hierna omschreven.
Ten aanzien vande in het dossier genoemde accounts met de volgende SKY-ID’s:
11. [SKY-ID 1],
12. [SKY-ID 2],
13. [SKY-ID 3],
14. [SKY-ID 4],
15. [SKY-ID 5],
16. [SKY-ID 6],
17. [SKY-ID 7],
18. [SKY-ID 8],
19. [SKY-ID 9],
20. [SKY-ID 10],
21. [SKY-ID 11] (allen [account 1])
en de volgende encrochataccounts:
4. [encrochataccount 1] ([account 3]),
22. [encrochataccount 2],
23. [encrochataccount 3],
24. [encrochataccount 4],
25. [encrochataccount 5],
26. [encrochataccount 6],
27. [encrochataccount 7],
28. [encrochataccount 8],
29. [encrochataccount 9] (allen [account 2]).
de rechtbank de officier van justitie de opdracht om na te (laten) gaan of de personen die gebruik hebben gemaakt van deze SKY- dan wel ENCRO-accounts(inmiddels) zijn geïdentificeerd.
Slechts als de persoon achter een of meer van de genoemde SKY-ID’s dan wel ENCRO-account(s) zelf in een strafzaak of strafrechtelijk onderzoek:
a. heeft erkend dat hij/zij de gebruiker was van het door de verdediging aangewezen SKY-ID of ENCRO-account of
b. als bij onherroepelijk vonnis is vastgesteld wie de persoon achter het aangewezen SKY- ID of ENCRO-account’ is,
deelt de officier van justitie de verdediging en de rechtbank de identiteit van die persoon mede. Uit de geïdentificeerde gebruikers kan de verdediging dan maximaal zes personen opgeven die vervolgens door de rechter-commissaris zullen worden gehoord.
3.2.9.
Verzoek harde schijf en laptop (nummer 27)
De verdediging heeft aangevoerd dat op de laptop stukken staan die de legale herkomst van contante stortingen en het voorhanden hebben van contant geld kunnen onderbouwen.
De officier van justitie heeft toegelicht dat de retournering van de laptop begin 2023 in gang is gezet. De rechtbank zal op dit verzoek dan ook geen beslissing nemen.

4..Beslissing

De rechtbank beslist als volgt:
  • wijst de verzoeken 5, 7, 17, 18 en 19 af omdat het openbaar ministerie hier reeds uitvoering aan heeft gegeven dan wel heeft toegezegd dit te zullen doen;
  • wijst toe het verzoek 8 (het verstrekken van het proces-verbaal aanvullende toestemming van de rechter-commissaris d.d. 4 maart 2021);
  • wijst toe het verzoek tot het horen als getuige van
  • verwijst de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde maximaal zes van door de raadsvrouw van de verdachte te kiezen getuigen uit de personen die gebruik maken van de onder 3.2.8 genoemde SKY ECC-accounts als getuigen te horen (verzoek 22) alsmede om als getuige te horen
  • wijst de overige verzoeken af;
  • schorst het onderzoek op de terechtzitting
Tegen de nadere terechtzitting dient te worden opgeroepen:
- de verdachte, met verstrekking van een afschrift van de oproeping aan de raadsvrouw.
Deze tussenbeslissing is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon griffier.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat om deze tussenbeslissing mede te ondertekenen.
Deze tussenbeslissing is op 21 februari 2023 per e-mail verstuurd aan de officier van justitie en de raadsman en zal tevens worden gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van de regiezitting van 7 februari 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Nederland 19 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4797.
2.HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629.