ECLI:NL:RBROT:2023:12465

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
C/10/666843 / FA RK 23-7361
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met afwijzing van verplichte anticonceptie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2023 een beschikking gegeven in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 11 oktober 2023. De betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, werd niet gehoord tijdens de eerste behandeling op 31 oktober 2023, waarna op 3 november 2023 een zorgmachtiging werd verleend tot 3 februari 2024. De rechtbank heeft de officier verzocht om een actuele medische verklaring, die op 15 december 2023 werd overgelegd.

Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling op 29 december 2023, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, werd de situatie van de betrokkene besproken. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, omdat de betrokkene geen zorgmachtiging wenst en zich niet ziek voelt. De rechtbank oordeelde echter dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van haar psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang.

De rechtbank overwoog dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. De behandelaar verzocht om verplichte anticonceptie, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat niet voldoende was onderbouwd dat een zwangerschap een aanzienlijk risico voor de betrokkene met zich meebracht. De rechtbank verleende uiteindelijk de zorgmachtiging voor de resterende duur van drie maanden, met ingang van 3 februari 2024, en bepaalde dat de betrokkene onder bepaalde voorwaarden verplichte zorg zou ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/666843 / FA RK 23-7361
Referentienummer: ZM/IND/116754
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 29 december 2023 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene01],
geboren op [geboortedatum01], [geboorteplaats01] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats01] ,
verblijvende te [instelling01] ,
advocaat mr. S.R. Kwee te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 11 oktober 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam01] , psychiater, van 9 oktober 2023;
  • de niet-ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 18 augustus 2023;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • het historisch overzicht, waarop geen eerder afgegeven machtigingen staan vermeld;
  • de relevante politiegegevens van betrokkene;
  • het bericht dat er geen relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
Op 31 oktober 2023 is de behandeling aangehouden, omdat betrokkene niet was verschenen. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Op 3 november 2023 heeft een nieuwe mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij beschikking van 3 november 2023 is op grond van artikel 6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend tot en met 3 februari 2024, omdat betrokkene door niemand is gesproken of onderzocht. De beslissing over de resterende drie maanden is aangehouden. De rechtbank heeft tevens de officier verzocht een nieuwe actuele medische verklaring over te leggen.
1.3.
Nadien is overgelegd:
  • de nieuwe medische verklaring opgesteld door [naam02] , psychiater, van 15 december 2023;
  • de tussenbeschikking van 3 november 2023.
1.4.
De voortgezette mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 december 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam03] , psychiater en [naam04] , verpleegkundige, beiden verbonden aan Antes.
1.5.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten psychotische stoornis, nog onduidelijk in welk kader.
2.2.
De advocaat bepleit namens betrokkene afwijzing van het verzoek, omdat betrokkene geen zorgmachtiging wil. Zij voelt zich niet ziek en wil graag verder met haar opleiding. Volgens betrokkene is de vorige machtiging onterecht aan haar gegeven.
De rechtbank volgt dit verweer niet. Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, maatschappelijke teloorgang en ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander. Het psychotische toestandsbeeld bestaat wisselend uit een katatoon beeld, paranoïde en religieuze wanen, weinig eten, desorganisatie en denkstoornissen. Betrokkene laat vreemde handelingen zien zoals het afplakken van ramen, het omdraaien van schilderijen, het overdreven schoonmaken en het dichtdoen van gordijnen. Betrokkene is gestopt met haar opleiding en is momenteel dakloos. Ook zijn schulden ontstaan. Betrokkene heeft de politie gebeld omdat haar moeder haar zou gijzelen. Ook heeft ze verteld dat zij op Schiphol stond en maakte daarbij een verwarde indruk. Haar moeder was bang dat zij wilde uitreizen naar Syrië. Betrokkene heeft in twee jaar twee keer een relatie gehad, waarin zij is mishandeld en in gevaarlijke situaties terecht is gekomen. Betrokkene is met de tweede man getrouwd voor de Islam. Deze man heeft een contactverbod gekregen. Uit de nieuwe medische verklaring blijkt dat betrokkene onlangs op en buiten de afdeling meermaals onbeschermd seksueel contact heeft gehad met andere patiënten. Zij weigert hierbij het gebruik van anticonceptie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de behandelaar verklaard dat het behandelcontact met betrokkene oppervlakkig blijft, waardoor de behandelaren moeilijk zicht krijgen op betrokkene. De behandelaar heeft verklaard zorgelijke dingen te observeren, ook met betrekking tot de seksuele contacten van betrokkene. Voorts wordt momenteel overwogen om te wisselen van medicatie, omdat met de huidige medicatie onvoldoende effect wordt waargenomen.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene heeft geen ziektebesef en staat nergens vrijwillig voor open. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene verklaard niet te begrijpen waarom zij is opgenomen. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.5.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
2.5.1
Tijdens de mondelinge behandeling verzoekt de behandelaar in aanvulling op het verzoekschrift verplichte anticonceptie als zorgvorm toe te wijzen. Hoewel de behandelaar niet hard kan stellen dat een zwangerschap een psychose zou verslechteren, denkt hij dat betrokkene niet in staat is om de gevolgen van een zwangerschap te overzien. Ook zou een zwangerschap de behandeling van betrokkene bemoeilijken en beïnvloeden welke medicatie aan betrokkene gegeven kan worden. Bepaalde medicatie kan namelijk schadelijk zijn voor een ongeboren kind in een vroege zwangerschap. Als betrokkene verplichte anticonceptie zou krijgen, kan zij meer vrijheden krijgen. Op dit moment moet betrokkene opgenomen blijven en één-op-één begeleiding krijgen.
2.5.2.
Namens betrokkene bepleit de advocaat deze vorm van zorg af te wijzen. Deze vorm van zorg die ziet op het gebruik van anticonceptie is namelijk tegen haar geloof. Betrokkene hecht waarde aan haar grondrecht, in de vorm van vrijheid van religie. Betrokkene erkent eenmalig onbeschermd seksueel contact te hebben gehad en stelt dat nu niet meer te hebben. Zij heeft een miskraam gehad enkele maanden geleden, zou graag een kind willen in de toekomst maar wil eerst naar haar opleiding terugkeren.
2.5.3.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
2.5.4.
In haar arrest van 9 december 2022 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:1850) onder andere als volgt geoordeeld:

3.2.3 Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin een zwangerschap voor de betrokkene medisch onverantwoord is omdat de zwangerschap of de bevalling zelf een aanzienlijk risico op levensgevaar of op ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade voor de betrokkene meebrengt, en waarin het voorkomen van een zwangerschap daarom noodzakelijk is. In zodanig geval kan, indien de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis als bedoeld in art. 3:3 Wvggz, anticonceptie (waaronder niet begrepen sterilisatie) worden aangemerkt als ‘het toedienen van medicatie dan wel het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening’ als bedoeld in art. 3:2 lid 2, onder a, Wvggz. Een medische behandeling van een psychische stoornis of lichamelijke aandoening kan immers ook gericht zijn op voorkoming van gezondheidsschade als gevolg van die stoornis of aandoening.
Het ontbreken van een bepaling in de Wvggz die specifiek ziet op gedwongen anticonceptie staat niet eraan in de weg om te aanvaarden dat voor de hier bedoelde gevallen van dreigende ernstige gezondheidsschade als gevolg van de zwangerschap of bevalling zelf, voldoende duidelijk en voorzienbaar is dat de Wvggz – mits tevens voldaan is aan de overige voorwaarden van de Wvggz voor het toepassen van verplichte zorg – op basis van een door de rechter verleende machtiging toepassing van anticonceptiemiddelen als vorm van verplichte zorg als bedoeld in art. 3:2 lid 2, onder a, Wvggz, mogelijk maakt. De Wvggz moet daarom geacht worden voor deze gevallen wel een wettelijke grondslag te vormen als geëist door art. 8 lid 2 EVRM (zie hiervoor in 3.2.2).
Voor andere gevallen van ‘ernstig nadeel’, genoemd in art. 1:1 lid 2 Wvggz, dan een aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade als gevolg van de zwangerschap of bevalling zelf biedt de Wvggz niet die voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag.
(…) Gelet op het ingrijpende karakter van de maatregel biedt een zorgmachtiging slechts een grondslag voor gedwongen toepassing van anticonceptiemiddelen indien de zorgmachtiging daarin uitdrukkelijk voorziet, en dient het rechterlijk oordeel dat de zwangerschap of de bevalling zelf een aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade voor de betrokkene meebrengt, aan hoge motiveringseisen te voldoen.
2.5.5.
Gelet op de hoge motiveringseisen die de Hoge Raad stelt, oordeelt de rechtbank dat onvoldoende onderbouwd is dat een zwangerschap of bevalling zelf een aanzienlijk risico op levensgevaar of op ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade voor betrokkene meebrengt, en dat het voorkomen van een zwangerschap daarom noodzakelijk is. Dat een zwangerschap de behandeling van betrokkene zou bemoeilijken en de medicatiekeuze beïnvloedt, betekent niet dat een zwangerschap van betrokkene ertoe zal leiden dat zij niet behandeld kan worden. Dat verplichte anticonceptie naar het oordeel van de behandelaar een minder ingrijpende maatregel is, omdat betrokkene dan meer vrijheden zou krijgen, doet hier niet aan af.
2.5.6.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening,
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.6.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het insluiten en het uitoefenen van toezicht, door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.7.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de resterende duur van drie maanden met ingang van 3 februari 2024.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene01] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5.6. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 mei 2024;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 29 december 2023 mondeling gegeven door mr. S. Wierink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Tazelaar, griffier, en op 9 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.