ECLI:NL:RBROT:2023:1228

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
C/10/633687 / HA ZA 22-152
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige activa/passivatransactie en informatieverplichting in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een aannemingsmaatschappij en een failliete aannemer. De eiseres, een aannemingsmaatschappij, vorderde informatie en documenten van de failliete vennootschap en haar bestuurders met betrekking tot een activa/passivatransactie die had plaatsgevonden. De rechtbank constateerde dat de failliete BV en haar bestuurders artikel 21 Rv hadden geschonden door de rechtbank in een onjuiste veronderstelling te brengen over de koopsom van de activa/passivatransactie. Hierdoor werden alle weren van de failliete BV en haar bestuurders verworpen. De rechtbank wees de vordering van de eiseres toe voor de gevraagde stukken, maar wees de vordering voor aanvullende informatie af, omdat deze al uit de ter inzage te geven stukken bleek. De vorderingen tegen andere gedaagden werden afgewezen, omdat de failliete BV en haar bestuurders al verplicht waren om bepaalde stukken ter inzage te geven, en het belang van de overige gevraagde stukken onvoldoende was gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de schending van artikel 21 Rv door de gedaagden van een dusdanig gewicht was dat de vorderingen van de eiseres op straffe van een dwangsom werden toegewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/633687 / HA ZA 22-152
Vonnis in hoofdzaak van 15 februari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres01],
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.C.J. Luijten te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01],
gevestigd te Oost West en Middelbeers,
gedaagde,
advocaat mr. V.H. Jurgens te Eindhoven,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde02],
gevestigd te Haghorst,
gedaagde,
advocaat mr. R.G.B. Hermsen te Tilburg,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde03],
gevestigd te Haghorst,
gedaagde,
advocaat mr. R.G.B. Hermsen te Tilburg,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde04],
gevestigd te Haghorst,
gedaagde,
advocaat mr. R.G.B. Hermsen te Tilburg,
5.
[gedaagde05],
wonende te Oost West en Middelbeers,
gedaagde,
advocaat mr. V.H. Jurgens te Eindhoven,
6.
[gedaagde06],
wonende te Bergeijk,
gedaagde,
advocaat mr. V.H. Jurgens te Eindhoven,
7.
[gedaagde07],
wonende te Haghorst,
gedaagde,
advocaat mr. R.G.B. Hermsen te Tilburg,
8.
[gedaagde08],
wonende te Haghorst,
gedaagde,
advocaat mr. R.G.B. Hermsen te Tilburg.
Eiseres zal hierna [eiseres01] genoemd worden. Gedaagden 1, 5 en 6 zullen hierna gezamenlijk [gedaagde partij01] , of, voor zover afzonderlijk bedoeld [gedaagde01], [gedaagde05] en [gedaagde06] genoemd worden. Gedaagden 2, 3, 4, 7 en 8 zullen hierna gezamenlijk [gedaagde partij02] , of, voor zover afzonderlijk bedoeld [gedaagde02], [gedaagde03] , [gedaagde04] , [gedaagde07] en [gedaagde08] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 mei 2019, met producties 1 tot en met 22;
  • overzicht beslagstukken van [eiseres01] van 12 juni 2019 met producties 1 tot en met 14;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde partij01] , met productie 1;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde partij02] , met producties 1 en 2;
  • de akte vermeerdering van eis van 26 maart 2020, tevens houdende overlegging producties 23 tot en met 36;
  • de conclusie van repliek, met producties 37 en 38;
  • de conclusie van dupliek van [gedaagde partij01] met producties 2 tot en met 4;
  • de conclusie van dupliek van [gedaagde partij02] met productie 3;
  • de akte van 15 juni 2022 van [gedaagde partij01] ,
  • de akte van 15 juni 2022 van [gedaagde partij02] ,
  • de akte van 22 november 2022 van [eiseres01] , met producties 39 tot en met 41;
  • de akte van 22 november 2022 van [gedaagde partij01] met productie 5;
  • de akte van 22 november 2022 van [gedaagde partij02] met producties 4 tot en met 6;
  • de mondelinge behandeling van 22 november 2022, waar onder andere zijn overgelegd en voorgedragen:
  • spreekaantekeningen van [eiseres01] ;
  • spreekaantekeningen van [gedaagde partij01] ;
  • spreekaantekeningen van [gedaagde partij02]
1.2.
Oorspronkelijk was op (donderdag) 26 maart 2020 een comparitie van partijen gepland. Die is te elfder ure afgelast in verband met de kort tevoren bekendgemaakte (eerste) coronamaatregelen. De akte eisvermeerdering is aldus, bij gebreke van een zitting, niet formeel ter zitting genomen. Uit de stellingen van partijen, die partijen nader hebben ingenomen in hun stukken, leidt de rechtbank af, dat zij ervan uitgaan dat de akte wel is genomen. De rechtbank beschouwt de akte daarom als genomen op de eerstvolgende roldatum, te weten 1 april 2020.
1.3.
[gedaagde01] is op 15 februari 2022 in staat van faillissement verklaard. Voor zover voldoening van verbintenissen uit de boedel wordt gevorderd, is de procedure tegen [gedaagde01] sinds dat moment geschorst op grond van artikel 29 Fw. Voor het overige is de procedure tegen van [gedaagde01] is geschorst teneinde de curator in het geding op te roepen. Bij exploot van 23 mei 2022 heeft [eiseres01] de curator opgeroepen in het geding te verschijnen. De curator is niet verschenen. Ten aanzien van de vorderingen in deze procedure die niet de voldoening uit de boedel ten doel hebben, is de procedure jegens [gedaagde01] vervolgens voortgezet.
1.4.
Aan de rechtbank is betekend productie 23 van [eiseres01] , omschreven als: gedetailleerde beschrijving, met verslaglegging van de dataseparatie na beslaglegging, bestaande uit de verslaglegging van de deskundige [naam01] . De rechtbank heeft geen kennis genomen van deze productie, omdat zij haar oordeel ook zonder kennisname van deze productie kon vormen.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiseres01] is een aannemingsmaatschappij die zich bezighoudt met grond-, weg en waterwerkzaamheden zoals sanering en zandexploitatie.
2.2.
[gedaagde01] is een aannemersbedrijf dat zich bezighoudt met grond-, wegen- en waterbouw, alsmede het huren en verhuren van grondverzetmachines. Bestuurder van [gedaagde01] is [bedrijf01] , die weer bestuurd wordt door [bedrijf02 ] Op haar beurt wordt [bedrijf02 ] bestuurd door [gedaagde05] en [gedaagde06] .
2.3.
Op 30 november 2015 hebben [eiseres01] en [gedaagde01] een overeenkomst gesloten (hierna: de combinatieovereenkomst) met betrekking tot het project Westdijk Eemdijk-Noord (hierna: project WEN). [eiseres01] en [gedaagde01] zijn voor het project WEN een vennootschap onder firma aangegaan: [bedrijf03] (hierna: de combinatie).
2.4.
Project WEN is een project waarbij de combinatie in opdracht van het Waterschap Vallei en Veluwe (hierna: “het waterschap”) een dijkversterking van de Westdijk Eemdijk-Noord moest realiseren. Op grond van de combinatieovereenkomst werkt de combinatie in project WEN samen, op basis van een 50/50 verdeling van materieel en personeel. Eveneens delen zij op gelijke basis in het resultaat van project WEN.
2.5.
In een overeenkomst van 24 februari 2016 (hierna: de vaststellingsovereenkomst) hebben [eiseres01] en [gedaagde01] op 24 februari 2016 de combinatieovereenkomst van project WEN met wederzijds goedvinden ontbonden. In artikel 1.1 sub d van de vaststellingsovereenkomst is het volgende opgenomen:
“[…]
Partijen zijn het volgende overeengekomen:

1..Beëindiging […] project WEN

[…]
d. Overdracht van [project WEN] aan [gedaagde01] [ [gedaagde01],
rechtbank], welke overdracht indien mogelijk in een separate overeenkomst van contractsoverneming zal worden vormgegeven, zal ter goedkeuring aan het [waterschap] worden voorgelegd binnen dertig (30) dagen na ondertekening door [partijen] van de [vaststellingsovereenkomst]. Vanaf 10 februari 2016 zal [project WEN] uitgevoerd en afgerond worden voor rekening en risico van [gedaagde01] . [eiseres01] [ [eiseres01] ,
rechtbank] zal vanaf datum van voornoemde goedkeuring door het [waterschap] niet langer deel uit maken van de combinatie. [gedaagde01] zal [project WEN] geheel voor rekening en risico conform bijgevoegde [vrijwaringsovereenkomst] (Bijlage B), welke integraal onderdeel uitmaakt van de [vaststellingsovereenkomst], uitvoeren. Bij gebreke van een definitieve schriftelijke goedkeuring door het [waterschap] (c.q. schriftelijke instemming met de contractsoverneming) zal de basisovereenkomst van 26 mei 2015 betreffende [project WEN] op naam van de combinatie blijven staan en zal de combinatie voor het [project WEN] derhalve vooralsnog niet ontbonden c.q. beëindigd zijn. Partijen overleggen over de dan ontstane situatie. Totdat [partijen] anders besluiten blijft het bepaalde in de [vrijwaringsovereenkomst] van kracht, onverminderd het recht van [eiseres01] om in dat geval aanvullende voorwaarden aan de vrijwaring door [gedaagde01] , als opgenomen in de [vrijwaringsovereenkomst], te stellen waarmee [gedaagde01] zich akkoord verklaart zoals, maar niet beperkt tot, het recht om afschriften van de voortgangsreportages te verkrijgen zoals die door [gedaagde01] naar het [waterschap] worden verzonden en de verplichting van [gedaagde01] om [eiseres01] onmiddellijk op de hoogte te stellen van (aangekondigde) claims van het [waterschap] jegens de combinatie of van omstandigheden die aanleiding geven om zodanige claims te verwachten, en in het algemeen om [eiseres01] onmiddellijk te informeren indien zich omstandigheden voordoen die van substantiële invloed kunnen zijn op de positie van de combinatie als debiteur.
[…]”
2.6.
Het waterschap heeft geen goedkeuring gegeven voor contractsoverneming betreffende het project WEN. Voor de specifieke situatie waarbij het Waterschap geen toestemming zou geven, hebben [eiseres01] en [gedaagde01] aparte afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn deels in de hierboven genoemde vaststellingsovereenkomst vastgelegd en deels in een op 24 februari 2006 getekende vrijwaringsovereenkomst (hierna: de vrijwaringsovereenkomst). In de vrijwaringsovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“[…]
Partijen zijn het volgende overeengekomen:
[…]
3. Indien het [waterschap] geen goedkeuring verleent met betrekking tot de contractsoverneming, behoudt [eiseres01] [ [eiseres01] ,
rechtbank] zich het recht voor aanvullende voorwaarden aan de vrijwaring door [gedaagde01] [ [gedaagde01],
rechtbank], als opgenomen in [de vrijwaringsovereenkomst], te stellen waarmee [gedaagde01] zich akkoord verklaart zoals, maar niet beperkt tot, het recht om afschriften van de voortgangsrapportages te verkrijgen zoals die door [gedaagde01] naar het [waterschap] worden verzonden en de verplichting van [gedaagde01] om [eiseres01] onmiddellijk op de hoogte te stellen van (aangekondigde) claims van het [waterschap] jegens de combinatie of van omstandigheden die aanleiding geven om zodanige claims te verwachten, en in het algemeen om [eiseres01] onmiddellijk te informeren indien zich omstandigheden voordoen die van substantiële invloed kunnen zijn op de positie van de combinatie als debiteur.
4. Indien en voor zover [eiseres01] zich – ondanks het bepaalde in artikel 1 van deze [vrijwaringsovereenkomst] – genoodzaakt ziet om (buiten)gerechtelijke kosten te maken in het kader van deze [vrijwaringsovereenkomst], zal [gedaagde01] de door [eiseres01] gemaakte buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten, voor zover redelijk en proportioneel, vergoeden.
5. In het geval dat [gedaagde01] de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van deze [vrijwaringsovereenkomst] niet, niet tijdig of niet deugdelijk nakomt, is [gedaagde01] aansprakelijk jegens [eiseres01] en dient [gedaagde01] de als gevolg daarvan door [eiseres01] geleden schade volledig te vergoeden.
[…]
7. Indien wijziging in de omstandigheden met betrekking tot de financiële positie van [gedaagde01] of met betrekking tot [project WEN] daartoe aanleiding geven, is [gedaagde01] verplicht om op eerste verzoek van [eiseres01] de door [eiseres01] verlangde zekerheden te verschaffen tot zekerheid voor nakoming van al haar verplichtingen uit hoofde van de [vrijwaringsovereenkomst].”
2.7.
Bij brief van 29 september 2016 is de combinatie aansprakelijk gesteld door het waterschap in verband met het aanbrengen van thermisch gereinigde grond in het deelgebied van project WEN.
2.8.
Op 18 december 2018 is de besloten vennootschap [gedaagde02] opgericht. [gedaagde02] is een 100% dochter van [gedaagde03] is naast enig aandeelhouder ook bestuurder van [gedaagde02] De heren [naam02] en [gedaagde08] zijn via [bedrijf04], respectievelijk [bedrijf05], middellijk bestuurders van [gedaagde02] heeft enige tijd kantoor gehouden op het adres [adres01]. Per 11 februari 2019 is [gedaagde04] kantoor gaan houden in het pand gevestigd aan de [adres02].
2.9.
In december 2018 heeft [eiseres01] uit de media vernomen dat [gedaagde01] zou fuseren met een van de vennootschappen uit de bouwfamilie [gedaagde07] . [eiseres01] hebben aan [gedaagde01] verschillende malen gevraagd om hierover nader te worden geïnformeerd. De advocaat van [eiseres01] heeft op 3 januari 2019, op 5 februari 2019, op 7 februari 2019 en op 10 februari 2019 gevraagd om nadere informatie over de fusie dan wel de activa-/passivatransactie.
2.10.
Bij brief van 27 februari 2019 heeft de advocaat van [gedaagde01], laten weten dat geen sprake was van een juridische fusie maar van een activa-/passivatransactie (hierna: de activa-/passivatransactie). In deze brief heeft hij, voor zover hier van belang, geschreven:
“Mr. Van Dijk beroept zich in dit verband op de artikelen 3 en 7 van de vrijwaringsovereenkomst. Ik lees in die bepalingen echter geen verplichting van [gedaagde01] tot het verschaffen van informatie omtrent dergelijke zaken. […]
Nu is [gedaagde01] op zich wel bereid bepaalde nadere informatie te verschaffen over de activa-/passiva transactie, maar zij is daartoe niet onbeperkt bevoegd vanwege een in de overeenkomst met de koper opgenomen geheimhoudingsclausule. Wat [gedaagde01] wel met DVVW kan delen is het volgende:
Er was een continuïteitsprobleem binnen [gedaagde01] , mede veroorzaakt en vergroot door een ernstige en levensbedreigende ziekte bij haar directeur, [gedaagde05] , in september 2017 is geconstateerd en waarvoor hij in de periode t/m september 2018 is behandeld. De ziekte had tot gevolg dat [gedaagde05] niet langer in staat was het bedrijf te leiden. Tevens was er sprake van een liquiditeitstekort en een exploitatietekort. In het belang van de werknemers van het bedrijf is er toen voor gekozen om bepaalde activa en passiva over te dragen aan de firma [gedaagde07] c.q. aan een door [gedaagde07] opgerichte, nieuwe vennootschap. De transactie had als grote voordeel dat de lopende kosten en verplichtingen van [gedaagde01] gereduceerd zouden worden tot nihil. Ten aanzien van de verkochte projecten was er de facto sprake van een negatief contractsbelang. Door de verkoop staan grote doorlopende kostenposten nu niet meer op de balans van [gedaagde01] ; zo zijn de loonkosten maar ook de voor de overgedragen projecten afgegeven bankgaranties overgenomen door de koper. De upside voor [gedaagde07] is met name de overname van geschoold personeel en het kunnen aanboren van een nieuwe markt waarbij dan gebruik wordt gemaakt van referentiewerk. Vanwege het negatieve contractsbelangen en de over te nemen loonkosten en bankgaranties, is er een marktconforme en zeer bescheiden koopsom betaald. Deze koopsom is binnen [gedaagde01] gebleven.”
2.11.
Bij verzoekschrift van 22 maart 2019 heeft [eiseres01] verlof gevraagd tot het doen leggen van conservatoir bewijsbeslag en het maken van een gedetailleerde beschrijving bij [gedaagde partij01] en [gedaagde partij02] Bij beschikking van 25 maart 2019 is verlof verleend.
2.12.
Op 4 april 2020 heeft de advocaat van het waterschap aan de advocaat van de combinatie laten weten dat het waterschap ten aanzien van de op de combinatie rustende verbintenis tot medewerking aan de ongedaanmaking van het ontbonden deel van het werk dan wel de verbintenis tot terugname daarvan omzet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
2.13.
Sinds de start van de vennootschap is het eigen vermogen van [gedaagde02] toegenomen met € 1.843.869,00.
2.14.
Op 15 februari 2022 is [gedaagde01] failliet verklaard met benoeming van mr. B.G. Arends (hierna: de curator) als curator.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert – na vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – samengevat en zakelijk weergegeven –:
1. [gedaagde01] zal gebieden aan [eiseres01] te verstrekken de in onderdeel 43 onder a) tot en met h) van de dagvaarding genoemde informatie, op straffe van een dwangsom;
2. [gedaagde01] zal gebieden aan [eiseres01] primair af te geven een afschrift van, subsidiair uittreksel te verstrekken van en meer subsidiair inzage te verlenen in, de bescheiden genoemd in onderdeel 44 onder a), b), c), g), k), m), n), o), p), q), r), s) en t) van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom, en zal bepalen dat voor zover hierop conservatoir beslag is gelegd, [gedaagde01] dient te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt;
3. [gedaagde02] zal gebieden aan [eiseres01] primair af te geven een afschrift van, subsidiair uittreksel te verstrekken van en meer subsidiair inzage te verlenen in, de bescheiden genoemd in onderdeel 44 onder a), b), f), j), l) en t) van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom, en zal bepalen dat voor zover hierop conservatoir beslag is gelegd, [gedaagde02] dient te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt;
4. [gedaagde03] zal gebieden om aan [eiseres01] primair af te geven een afschrift van, subsidiair uittreksel te verstrekken van en meer subsidiair inzage te verlenen in, de bescheiden genoemd in onderdeel 44 onder a), b), d), f), h), j), k), l) en t) van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom, en zal bepalen dat voor zover hierop conservatoir beslag is gelegd, [gedaagde03] dient te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt;
5. [gedaagde04] zal gebieden om aan [eiseres01] primair af te geven een afschrift van, subsidiair uittreksel te verstrekken van en meer subsidiair inzage te verlenen in, de bescheiden genoemd in onderdeel 44 onder a), b), e), i), en t) van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom, en zal bepalen dat voor zover hierop conservatoir beslag is gelegd, [gedaagde04] dient te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt;
6. De heer [gedaagde05] zal gebieden om aan [eiseres01] primair af te geven een afschrift van, subsidiair uittreksel te verstrekken van en meer subsidiair inzage te verlenen in, de bescheiden genoemd in onderdeel 44 onder a), b), c), g), k), m), n), o), p), 1), r), s), en t) van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom, en zal bepalen dat voor zover hierop conservatoir beslag is gelegd, de heer [gedaagde05] dient te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt;
7. [gedaagde06] zal gebieden om aan [eiseres01] primair af te geven een afschrift van, subsidiair uittreksel te verstrekken van en meer subsidiair inzage te verlenen in, de bescheiden genoemd in onderdeel 44 onder a), b), c|), g), k), m), n), o), p), 1), r), s), en t) van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom, en zal bepalen dat voor zover hierop conservatoir beslag is gelegd, [gedaagde06] dient te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt;
8. [gedaagde07] , zal gebieden om aan [eiseres01] primair af te geven een afschrift van, subsidiair uittreksel te verstrekken van en meer subsidiair inzage te verlenen in, de bescheiden genoemd in onderdeel 44 onder a), b), e), f), h), i), j), k), 1) en t) van de dagvaarding, op straffe van dwangsom, en zal bepalen dat voor zover hierop conservatoir beslag is gelegd, [gedaagde07] dient te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt;
9. [gedaagde08] , zal gebieden om aan [eiseres01] primair af te geven een afschrift van, subsidiair uittreksel te verstrekken van en meer subsidiair inzage te verlenen in, de bescheiden genoemd in onderdeel 44 onder a), b), e), f), h), i), j), k), 1) en t) van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom, en zal bepalen dat voor zover hierop conservatoir beslag is gelegd, [gedaagde08] dient te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt; en
10. Gedaagden zal veroordelen om te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder een afschrift van de gedetailleerde beschrijving van de beslagen en gekopieerde bescheiden aan [eiseres01] verstrekt en/of/althans aan [eiseres01] daarin inzage geeft;
11. [gedaagde01] zal gebieden om aan [eiseres01] te verstrekken:
a) primair een bankgarantie, ter hoogte van € 42.200.000,00, althans € 11.363.115,52, althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede jusitite te bepalen bedrag, onder de bepaling dat indien aansprakelijkheid van de combinatie en haar individuele vennoten jegens het waterschap voor een hoger bedrag dan de aldus verstrekte bankgarantie in rechte zou komen vast te staan, [gedaagde01] verplicht is om binnen 14 dagen het bedrag van de verstrekte bankgarantie te verhogen tot aan het bedrag van aansprakelijkheid jegens het waterschap, dan wel een extra bankgarantie onder gelijke voorwaarden te verstrekken ter aanvulling op de reeds afgegeven bankgarantie, ter hoogte van het bedrag dat nodig is om tezamen met de reeds bestaande bankgarantie te komen tot het bedrag van aansprakelijkheid jegens het waterschap;
b) subsidiair een borgstelling, ter hoogte van € 42.200.000,00, althans € 11.363.115,52, althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede jusitite te bepalen bedrag, onder de bepaling dat indien aansprakelijkheid van de combinatie en haar individuele vennoten jegens het waterschap voor een hoger bedrag dan de aldus verstrekte borgstelling in rechte zou komen vast te staan, [gedaagde01] verplicht is om binnen 14 dagen het bedrag van de verstrekte borgstelling te verhogen tot aan het bedrag van aansprakelijkheid jegens het waterschap, dan wel een extra bankgarantie onder gelijke voorwaarden te verstrekken ter aanvulling op de reeds afgegeven borgstelling, ter hoogte van het bedrag dat nodig is om tezamen met de reeds bestaande bankgarantie te komen tot het bedrag van aansprakelijkheid jegens het Waterschap;
c) meer subsidiair zekerheid in door de rechtbank in goede justitie te bepalen vorm, ter hoogte van € 42.200.000,00, althans € 11.363.115,52 althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, onder de bepaling dat indien aansprakelijkheid van de combinatie jegens het waterschap voor een hoger bedrag dan de aldus verstrekte zekerheidstelling in rechte zou komen vast te staan, [gedaagde01] verplicht is ombinnen 14 dagen het bedrag van de aldus verstrekte zekerheid te verhogen tot aan het bedrag van aansprakelijkheid jegens het waterschap;
op straffe van een dwangsom;
12. [gedaagde01] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres01] een bedrag van € 577.394,07, ter vergoeding van de door [eiseres01] gemaakte en nog te maken daadwerkelijke kosten, zowel binnen- als buitengerechtelijk, te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW en subsidiair met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf het moment van opeisbaar worden van de onderscheiden facturen waaruit voornoemd bedrag is opgebouwd alsmede te vermeerderen met de nakosten, en bij niet tijdige voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening; en
13. [gedaagde01] te veroordelen in de kosten van het geding, ook voor zover het geding ziet op de verhouding [eiseres01] en gedaagden sub 2 tot en met 8, te vermeerderen met de nakosten, en bij niet voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
In de vordering onder 1. wordt verwezen naar onderdeel 43 van de dagvaarding. Hierin zijn door [eiseres01] de volgende vragen opgenomen:
a) Tussen welke partijen heeft de activa-/passivatransactie plaatsgevonden?
b) Welke activa zijn daarbij overgedragen en welke zijn achtergebleven?
c) Welke passiva zijn daarbij overgedragen en welke zijn achtergebleven?
d) Aan welke (rechts)persoon(en) zijn deze activa en passiva overgedragen?
e) Welke prijs/koopsom is met de activa-/passivatransactie gemoeid (zowel voor het geheel als alle afzonderlijke vermogensbestanddelen)?
f) Door wie is de prijs/koopsom betaald, aan wie en wanneer?
g) Een balans van voor en na de activa-/passivatransactie.
h) Hoe zal de prijs/koopsom worden aangewend en wanneer?
3.3.
In de vorderingen onder 2., 3., 4., 5., 6., 7., 8. en 9. wordt verwezen naar onderdeel 44 van de dagvaarding. Hierin worden door [eiseres01] de volgende stukken genoemd:
a) De titel c.q. koopovereenkomst die ten grondslag ligt aan de door [gedaagde01] aangegane activa-/passivatransactie met [gedaagde07] ;
b) De aan de activa-/passivatransactie onderliggende bestuursbesluiten en aandeelhoudersbesluiten;
c) De (concept) notulen van de bestuursvergadering(en) van [gedaagde01] over 2016, 2017, 2018 en 2019;
d) De (concept) notulen van de bestuursvergadering(en) van [gedaagde03] over 2016, 2017, 2018 en 2019;
e) De (concept) notulen van de bestuursvergadering(en) van [gedaagde04] over 2016, 2017, 2018 en 2019;
f) De (concept) notulen van de bestuursvergadering(en) van [gedaagde02] over 2018 en 2019;
g) De (concept) notulen van de aandeelhoudersvergadering(en) van [gedaagde01] over 2016, 2017, 2018 en 2019;
h) De (concept) notulen van de aandeelhoudersvergadering(en) van [gedaagde03] over 2016, 2017, 2018 en 2019;
i) De (concept) notulen van de aandeelhoudersvergadering(en) van [gedaagde04] over 2016, 2017, 2018 en 2019;
j) De (concept) notulen van de aandeelhoudersvergadering(en) van [gedaagde02] over 2018 en 2019;
k) De correspondentie (inclusief e-mails) ten aanzien van de activa-/ passivatransactie tussen (de bestuurder(s) en werknemers van) [gedaagde01] onderling en met (de bestuurder(s) en werknemers van) [gedaagde02] en/of [gedaagde03] en/of [gedaagde04] , vanaf 29 september 2016 tot en met heden;
l) De correspondentie (inclusief e-mails) ten aanzien van de activa-/passivatransactie tussen (de bestuurder(s) en werknemers van) [gedaagde02] onderling en met (de bestuurder(s) en werknemers van) [gedaagde01], vanaf 29 september 2016 tot en met heden;
m) De (digitale) bankafschriften van [gedaagde01] waaruit betaling van de koopprijs ter zake van de activa-/passivatransactie blijkt;
n) Alle verzekeringspolissen van c.q. ten behoeve van [gedaagde01];
o) Alle inlichtingen en bescheiden betreffende de inkomens- en vermogenspositie van [gedaagde01] voorafgaand aan de activa-/passivatransactie, na de activa-/passivatransactie en in de huidige situatie;
p) Balans van [gedaagde01] per datum voorafgaand aan de activa-/passivatransactie;
q) Balans van [gedaagde01] per datum direct na de activa-/passivatransactie;
r) De winst- en verliesrekening, het grootboek (inclusief mutaties) en de volledige jaarrekening van [gedaagde01] over 2018, inclusief concepten daarvan;
s) De correspondentie (inclusief e-mails) tussen [gedaagde01] en derden, waaronder maar niet beperkt tot accountant(s) of financieel en juridisch adviseur(s), over de activa-/passivatransactie vanaf 29 september 2016 tot en met heden;
t) Rapporten/adviezen van valuators met betrekking tot de totstandkoming van de koopsom van de activa-/passivatransactie.
3.4.
[eiseres01] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
3.4.1.
[eiseres01] beroept zich jegens [gedaagde01] op de verplichting tot nakoming van artikel 1.1 sub d van de vaststellingsovereenkomst en artikel 3 van de vrijwaringsovereenkomst. Aan de vordering om afschriften en/of/althans uittreksels van en/of/althans inzage in de in onderdeel 44 van de dagvaarding genoemde bescheiden heeft [eiseres01] jegens alle gedaagden artikel 843a Rv ten grondslag gelegd.
3.4.2.
Aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan.
3.4.2.1. Zo heeft [eiseres01] een rechtmatig belang bij afschrift en/of/althans uittreksel en/of/althans inzage van/in de informatie. [eiseres01] kan zonder de bescheiden niet beoordelen wat haar rechts- en regrespositie jegens [gedaagde01] is. Ook wil zij weten of het noodzakelijk is om aanvullende zekerheden van [gedaagde01] te verlangen en behoeft zij informatie om te kunnen beoordelen of [gedaagde01] [eiseres01] als schuldeiser in haar verhaalsmogelijkheden heeft benadeeld en daarmee jegens [eiseres01] paulianeus heeft gehandeld. Indien uit de gevorderde informatie zou blijken dat [gedaagde01] door middel van de activa-/ passivatransactie [eiseres01] willens en wetens zou hebben benadeeld als schuldeiser, en/of dat de overige gedaagden daar bewust aan hebben meegewerkt en/of daarvan hebben geprofiteerd, zou dat voorts onrechtmatig kunnen zijn jegens [eiseres01] .
3.4.2.2. Ook aan het vereiste van artikel 843a Rv dat de bescheiden voldoende specifiek omschreven dienen te zijn is voldaan. Ook aan het derde vereiste van artikel 843a Rv dat de gevraagde bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarin [eiseres01] partij zijn, is voldaan. De rechtsbetrekking vloeit voort uit enerzijds de vaststellingsovereenkomst en de vrijwaringsovereenkomst en anderzijds uit het gegeven dat [eiseres01] en [gedaagde partij01] beiden vennoot zijn van de combinatie en in die hoedanigheid hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens het Waterschap.
3.4.2.3. Ten slotte overstijgen de belangen van [eiseres01] de belangen van de overige gedaagden, aldus [eiseres01] .
3.5.
De vordering tot het stellen van aanvullende zekerheid heeft [eiseres01] gebaseerd op artikel 7 van de vrijwaringsovereenkomst. Op grond van deze bepaling dient [gedaagde01] indien wijzigingen in de omstandigheden met betrekking tot de financiële positie van [gedaagde01] of met betrekking tot het project WEN daartoe aanleiding geven op verzoek van [eiseres01] extra zekerheid te geven. De activa-/passivatransactie en aansprakelijkheidstelling van de combinatie door het Waterschap zijn als zodanige omstandigheden aan te merken.
3.6.
De vordering tot vergoeding van (buiten)gerechtelijke kosten is gebaseerd op de artikelen 1, 4 en 5 van de vrijwaringsovereenkomst. Omdat de vrijwaringsovereenkomst is aan te merken als een handelsovereenkomst is de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW verschuldigd over deze kosten.
3.7.
Zowel [gedaagde partij01] als [gedaagde partij02] hebben de vorderingen betwist en concluderen tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiseres01] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW te rekenen vanaf de veertiende respectievelijk de vijftiende dag na het vonnis.
3.7.1.
[gedaagde partij01] voeren aan dat [eiseres01] geen belang heeft bij haar vordering omdat de gevraagde informatie ziet op de vermogenspositie van [gedaagde01] en niet op informatie aangaande de combinatie. De verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst betreffen de combinatie en niet [gedaagde02] Voorts wordt, met betrekking tot gedaagden [gedaagde05] en [gedaagde06] niet aan de eisen van artikel 843a Rv voldaan omdat er geen rechtmatig belang is, de gevraagde bescheiden onvoldoende zijn bepaald en er geen rechtsbetrekking is waarbij [eiseres01] partij zijn.
3.7.2.
[gedaagde partij02] hebben aangevoerd dat aan de eisen van artikel 843a Rv niet is voldaan. Er is sprake van een hengelexpeditie omdat het niet gaat om een geval waarin de inhoud van een schriftelijke bewijsmiddel aan een partij in beginsel wel bekend is, maar deze partij dat stuk niet in haar bezit heeft, terwijl zij dat stuk bijvoorbeeld in een procedure zou willen overleggen. Voorts is er geen rechtmatig belang bij bepaalde bescheiden en worden [gedaagde partij02] nodeloos lastiggevallen. De bescheiden zijn voorts niet voldoende nauwkeurig omschreven en niet met voldoende zekerheid staat vast dat de gevraagde stukken bestaan. Ten slotte zijn [gedaagde partij02] niet betrokken bij de rechtsbetrekking tussen [eiseres01] en [gedaagde01]
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang nader ingegaan.

4..De beoordeling

De eisvermeerdering

4.1.
Geen van partijen heeft bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering van [eiseres01] , die voor het faillissement heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen redenen de eisvermeerdering in strijd met de goede procesorde te oordelen. De eisvermeerdering wordt dus toegelaten.
Processuele consequenties faillissement [gedaagde01]
4.2.
[gedaagde01] is in de loop van de onderhavige procedure failliet verklaard. De vorderingen onder 11. (het stellen van een bankgarantie) en deels onder 12. en 13. (de vordering tot veroordeling van [gedaagde partij01] in de buitengerechtelijke kosten en proceskosten, althans voor zover het proceskosten betreft die [eiseres01] gemaakt hebben vóór de datum van de faillietverklaring) zijn vorderingen als bedoeld in artikel 29 Fw. Dat de verificatie van deze vorderingen wordt betwist is gesteld, noch gebleken, zodat de procedure ten aanzien van deze vorderingen van rechtswege geschorst blijft.
4.3.
Ten aanzien van de vorderingen onder 1. en 2. en deels onder 12. en 13. (voor zover het proceskosten betreft na de datum van de faillietverklaring) jegens [gedaagde01], die geen vorderingen zijn als bedoeld in artikel 29 Fw heeft [eiseres01] de curator opgeroepen in het geding te verschijnen. De curator is niet verschenen. De procedure wordt ten aanzien van deze vorderingen daarom op grond van artikel 28 lid 4 Fw voortgezet. Nu op grond van artikel 28 lid 4 Fw artikel 25 lid 2 Fw niet van toepassing is, heeft dit vonnis rechtskracht jegens de boedel.
4.4.
Uit artikel 23 Fw volgt dat de gefailleerde tijdens het faillissement bevoegd blijft om als gedaagde in rechte op te treden, voor zover het rechtsvorderingen betreft waarbij de boedel niet is betrokken. De procedure is ten aanzien van de vorderingen 1. en 2. en deels onder 12. en 13. (voor zover het proceskosten betreft na de faillietverklaring) na de faillietverklaring voortgezet.
4.5.
Samengevat: de rechtbank behandelt en beslist, met betrekking tot [gedaagde01], over de vorderingen 1. en 2. en deels over 12. en 13. (voor wat betreft proceskosten [gedaagde01] na de faillietverklaring).
Vorderingen 1., 2., 6., 7. en (deels) 10.
4.6.
In deze procedure dient de rechtbank onder meer een oordeel te geven over de vraag of stukken afgegeven dienen te worden. De rechtbank dient hiervoor vast te stellen of sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen. Door [eiseres01] is onder meer aangevoerd dat mogelijk sprake is van onrechtmatig en/of paulianeus handelen door [gedaagde01] en/of eventueel derden. De kern van het geschil tussen partijen is de activa-/passivatransactie van [gedaagde01] De prijs die is betaald bij die transactie is één van de essentialia van deze overeenkomst. De prijs is dan ook cruciale informatie voor de oordeelsvorming door de rechtbank.
4.7.
Op grond van artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
4.8.
In de conclusie van antwoord (onderdeel 3.13) hebben [gedaagde partij01] , in lijn met de brief van 27 februari 2019 (zie rechtsoverweging 2.10), aangevoerd, dat de advocaat van [gedaagde partij01] reeds heeft verklaard dat een marktconforme, maar zeer bescheiden koopsom is betaald en dat de koopsom binnen de [gedaagde01] is gebleven. Er zou geen reden zijn om te twijfelen aan deze verklaring. Uit de conclusie van antwoord (onderdeel 17) van [gedaagde partij02] volgt echter dat de koopsom voor de activa slechts € 1,00 bedraagt. [eiseres01] begrijpen dit ook zo (zie conclusie van repliek onderdeel 14). Ter zitting is door [gedaagde partij01] schoorvoetend erkend dat de activa inderdaad zijn verkocht voor € 1,00.
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt in het normale handelsverkeer en spraakgebruik in het kader van een activa-/passivatransactie bij de term “marktconforme prijs” niet gebruikelijkerwijs gedacht aan een koopsom van slechts € 1,00; zelfs met de toevoeging “maar zeer bescheiden”. Een marktconforme prijs kan immers alles zijn. De marktconforme prijs voor Microsoft is een heel andere dan die voor de zelfstandige boekhandel om de hoek. Zeer bescheiden zegt daarbij niet meer dan dat de prijs zich aan de onderkant van wat nog als marktconform wordt beschouwd bevindt. Dat een “marktconforme, maar zeer bescheiden prijs” zonder nadere toelichting (die door [gedaagde partij01] niet is gegeven) opgevat moet, of zal, worden als een “symbolisch bedrag”, zoals [gedaagde partij01] in deze procedure lijken te suggereren, is volstrekt ongegrond. Met die laatste aanduiding wordt in het normale spraakgebruik wel doorgaans een zeer laag bedrag (van niet zelden € 1,00) geassocieerd. Die aanduiding hebben [gedaagde partij01] echter niet gebruikt.
4.10.
De rechtbank constateert dat [gedaagde partij01] zich voortdurend, en zelfs ook nog in deze procedure, omfloerst – door het gebruik van de term “marktconforme prijs” – over de betaalde koopsom hebben uitgelaten. Had niet een andere partij de daadwerkelijke koopprijs onthuld, dan hadden [gedaagde partij01] , naar de stellige overtuiging van de rechtbank, nog steeds geen echte openheid van zaken gegeven; zelfs niet aan de rechtbank. Door niet gewoon man en paard te noemen, maar in plaats daarvan zelfs nog toe te voegen dat “de koopprijs binnen de [vennootschap] is gebleven” is door [gedaagde partij01] actief de suggestie gewekt van een koopsom die in elk geval aanzienlijk hoger is dan maar € 1,00. Op deze wijze hebben [gedaagde partij01] willens en wetens een rookgordijn opgetrokken aangaande die koopsom en alles in het werk gesteld te verhullen dat de activa voor de spreekwoordelijke appel en ei overgedragen waren.
4.11.
Door deze wijze van procesvoering hebben [gedaagde partij01] hun verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren grovelijk geschonden. Gezien het belang van de voorwaarden en de omstandigheden waaronder de activa-/passivatransactie is gesloten (waarvan de koopprijs zeker niet de geringste is) voor het processuele debat en het door de rechtbank te geven oordeel, kan dit niet zonder gevolgen blijven. Daarbij is van belang dat in een civiele procedure de rechter in grote mate afhankelijk is van de informatie van partijen en in beginsel uitgaat van de juistheid en betrouwbaarheid van die informatie. Een en ander vloeit voort uit de op partijen rustende waarheidsplicht, maar ook uit de goede trouw die partijen jegens elkaar en jegens de rechter in acht dienen te nemen en in het algemeen ook plegen te nemen. Als een van partijen de waarheidsplicht op ernstige wijze schendt, is daarmee de grondslag aan het bedoelde vertrouwen komen te ontvallen. De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de betreffende partij worden daardoor in bredere zin dan alleen ten aanzien van de onjuiste stellingen aangetast (vgl. ook ECLI:NL:GHAMS:2015:85 en ECLI:NL:HR:2021:1144).
4.12.
De rechtbank acht de schending van artikel 21 Rv in dit geval van een dermate gewicht, dat enkel de integrale verwerping van de door [gedaagde partij01] gevoerde verweren ter zake de hiervoor in rechtsoverweging 3.1 onder 2., 6. en 7. vermelde vorderingen passend is. Deze vorderingen zullen worden toegewezen. Voor zover op deze bescheiden ten laste van [gedaagde partij01] conservatoir bewijsbeslag is gelegd, dient [gedaagde partij01] te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt.
4.13.
Als gevolg van deze toewijzing heeft [eiseres01] geen belang meer bij haar vordering tot het verschaffen van informatie, die concreet antwoord geeft op de vragen als weergegeven in rechtsoverweging 3.2. De antwoorden op deze vragen – voor zover deze al niet, schoorvoetend, tijdens deze procedure zijn gekomen – zijn immers te vinden in de door [gedaagde partij01] te verstrekken bescheiden.
Vorderingen 3., 4., 5., 8., 9. en (deels) 10.
4.14.
De vorderingen van [eiseres01] jegens [gedaagde partij02] zijn gegrond op artikel 843a Rv. In dat kader is vereist dat sprake is van een rechtmatig belang bij de vordering tot inzage, afschrift of uittreksel.
4.14.1.
De rechtsbetrekking die [eiseres01] stelt is een (mogelijke) onrechtmatige daad van [gedaagde partij01] Onvoldoende gesteld en gemotiveerd is echter waarom [eiseres01] interne stukken, zoals notulen van de bestuursvergaderingen van [gedaagde03] en dergelijke, van [gedaagde partij02] nodig zou hebben voor het onderzoek naar dan wel de onderbouwing van die vordering. Dat leidt tot afwijzing van de vorderingen met betrekking tot de in rechtsoverweging 3.3 onder d, e, f, h, j en l.
4.14.2.
Ten aanzien van de onder a, b, k, en t in rechtsoverweging 3.3 genoemde bescheiden heeft [eiseres01] als gevolg van de in dit vonnis uit te spreken veroordeling jegens [gedaagde partij01] geen belang meer bij haar vordering jegens [gedaagde partij02] Ook in zoverre zullen de vorderingen jegens [gedaagde partij02] zullen worden afgewezen.
4.14.3.
De conclusie is dan ook, dat geen van de vorderingen 3, 4, 5, 8, en 9 wordt toegewezen. Vordering 10 wordt afgewezen voor zover betrekking hebbend op [gedaagde partij02]
Dwangsommen
4.15.
[eiseres01] vorderen veroordeling van [gedaagde partij01] op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen en geoordeeld ten aanzien van de schending van artikel 21 Rv door [gedaagde partij01] is het belang van [eiseres01] naar het oordeel van de rechtbank, gegeven. De rechtbank zal de vordering tot veroordeling op straffe van een dwangsom ambtshalve maximeren tot een bedrag van € 250.000,00.
Proceskosten
4.16.
De rechtbank beslist ambtshalve over de proceskosten. Proceskosten hoeven niet te worden gevorderd en overeenkomsten met betrekking tot (de hoogte van) proceskosten binden de rechtbank slechts indien zij hangende het geschil zijn aangegaan.
4.16.1.
De vaststellingsovereenkomst waarop [eiseres01] haar vordering tot vergoeding van volledige proceskosten baseert, dateert van vóór dit geschil en bindt de rechtbank dus niet. Voor zover de gevorderde veroordeling in de volledige proceskosten moet worden begrepen als een op die vaststellingsovereenkomst gebaseerde nakomingsvordering, geldt dat dat een vordering is die onder de schorsing van het geding valt.
4.16.2.
Proceskosten die zijn gemaakt na faillissement vallen niet onder de schorsing van het geding. Deze kosten zijn immers niet verifieerbaar. De rechtbank zal [bedrijf06], als de tegenover [eiseres01] in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten door [eiseres01] gemaakt na het faillissement. Dat bedraagt 1 punt in liquidatietarief II (vordering van onbepaalde waarde) ten bedrage van € 598,00.
4.16.3.
[eiseres01] hebben in vordering 13 uitdrukkelijk alléén gevraagd [gedaagde01] in de proceskosten te veroordelen. [gedaagde01] zou ook de kosten die [eiseres01] hebben gemaakt in verhouding tot de andere gedaagden moeten betalen. Hieruit kan de rechtbank niet anders concluderen, dan dat [eiseres01] afzien van een veroordeling van een van de andere gedaagden in de proceskosten. Dat zal de rechtbank om die reden dan ook niet doen.
4.17.
[eiseres01] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld jegens [gedaagde partij02] tot op heden begroot aan de zijde van [gedaagde partij02] op:
  • Griffierecht: € 4.030,00
  • Salaris advocaat:
Totaal: € 6.422,00
Hier kan nog een bedrag bijkomen in verband met nakosten. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.18.
De gevorderde rente op grond van artikel 6:119 BW over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.

5..De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01], [gedaagde05] en [gedaagde06] hoofdelijk, zo dat voor zover de een aan deze veroordeling heeft voldaan ook de anderen zijn gekweten, om binnen zeven kalenderdagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres01] af te geven een afschrift van de bescheiden genoemd in rechtsoverweging 3.3 onder a), b), c), g), k), m), n), o), p), q), r), s) en t), op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 10.000,00 per dag dat niet volledig aan deze veroordeling is voldaan, met een maximum van € 250.000,00, en bepaalt dat voor zover op deze bescheiden ten laste van [gedaagde01], [gedaagde05] en [gedaagde06] conservatoir bewijsbeslag is gelegd, [gedaagde01], [gedaagde05] en [gedaagde06] dienen te gedogen dat de gerechtsdeurwaarder van de betreffende bescheiden aan Aannemingsmaatschappij [eiseres01] een afschrift of (digitale) kopie verstrekt;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten van [gedaagde partij02] tot op heden begroot op € 6.422,00, vermeerderd met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten van [eiseres01] tot op heden begroot op € 598,00, vermeerderd met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos, mr. J.B. Smits en mr. C.A. Hage. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.
[1407/3195/3579]