9.3.Beoordeling
Materiële schade
Nu is komen vast te staan dat aan beide benadeelde partijen door het primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoedingen de rechtbank overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen en door de verdachte niet zijn weersproken, zullen deze delen van de vorderingen worden toegewezen.
Affectieschade
Affectieschade is immateriële schade die iemand lijdt door het verdriet van onder meer het overlijden van een naaste (ex artikel 6:108, derde en vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Als naasten worden onder meer de kinderen van de overledene genoemd. Het bedrag dat voor toekenning van vergoeding van affectieschade in aanmerking komt, is vastgelegd in het ‘Besluit vergoeding affectieschade’. Op grond van artikel 1 van dit besluit kunnen meerderjarige niet-thuiswonende kinderen aanspraak maken op een bedrag van
€ 17.500,-.
Beide benadeelde partijen zijn meerderjarige, niet-thuiswonende dochters van de overledene. Hoewel uit het dossier blijkt dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] (tot in ieder geval kort) voor het overlijden van hun vader zo’n 17 respectievelijk 7 jaar geen contact meer met hem hebben gehad, is een vergoeding voor de affectieschade in beide gevallen gerechtvaardigd. Tussen ouder en kind bestaat een onvoorwaardelijke (bloed)band. Het verlies van een ouder doet pijn, ook in het geval er geen of minder contact is geweest. Bovendien heeft de schadeveroorzakende gebeurtenis ertoe geleid dat beide dochters de mogelijkheid is ontnomen om het contact met hun vader op enig moment (weer) te herstellen. Wel ziet de rechtbank in de omstandigheid dat beide dochters (tot in ieder geval kort) voor het overlijden een aantal jaar geen contact met hun vader hebben gehad aanleiding om op grond van billijkheid de toewijzing van de vorderingen enigszins in hoogte te matigen.
De gevorderde affectieschade zal ten aanzien van beide benadeelde partijen worden toegewezen tot een bedrag van € 15.000,-. Voor het overige zal dit onderdeel van de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade / schokschade
Schokschade is immateriële schade die ontstaat door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Degene die vergoeding van schokschade vordert, moet zelf geestelijk letsel hebben opgelopen als direct gevolg van die waarneming of confrontatie.
De Hoge Raad heeft in haar arrest van 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958) gezichtspunten uiteengezet die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht. De gezichtspunten ten aanzien van het secundaire slachtoffer zijn onder meer (r.o. 3.5): “ - De aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
- De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd.
- De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.”
In r.o. 3.6 overweegt de Hoge Raad voorts:
“De feitenrechter moet aan de hand van onder meer deze gezichtspunten in hun onderlinge samenhang beschouwd van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid, waarbij niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.”
In hetzelfde arrest overweegt de Hoge Raad ten aanzien van de situatie waarin aanspraak wordt gemaakt op zowel schokschade als affectieschade (r.o. 3.9):
“Naast een aanspraak op vergoeding van de immateriële schade die het gevolg is van schokschade kan een secundair slachtoffer, als naaste van het primaire slachtoffer een aanspraak hebben op een vaste vergoeding op grond van affectieschade. In zo’n geval van samenloop van deze aanspraken zal de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs moeten afwegen in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de schokschade rekening moet worden gehouden met die aanspraak op affectieschade.”
De rechtbank overweegt dat uit de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat zij eerst, enige tijd na het incident, telefonisch te horen hebben gekregen dat hun vader in Nederland in het ziekenhuis op de Intensive Care lag. Daarna hebben zij, eveneens telefonisch, moeten vernemen dat hun vader was komen te overlijden. Enkele dagen later zijn zij naar Nederland gereisd. Daar zijn zij geconfronteerd met het (als gevolg van het door de verdachte meermalen trappen in het gezicht van hun vader) zwaar toegetakelde stoffelijk overschot van hun vader. Vervolgens zijn de benadeelde partijen op de hoogte gebracht van de toedracht die geleid heeft tot de dood van hun vader.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen niet alleen zijn geconfronteerd met de schokkende, zichtbare gevolgen op het lichaam van hun vader van het onrechtmatige handelen van de verdachte tegen hun vader. Ook hebben zij zich daardoor een voorstelling kunnen maken van wat hun vader is overkomen en verkeren zij in de wetenschap dat hij ernstig heeft geleden. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat door de confrontatie geestelijk letsel is ontstaan, zoals beide benadeelde partijen voldoende gemotiveerd hebben onderbouwd met medische stukken.
Dat de benadeelde partijen al langere tijd geen contact meer hadden met hun vader, hoewel [benadeelde partij 2] kort voor het overlijden van haar vader het contact met hem deels had hersteld, staat ook aan een toewijzing van de schokschade niet in de weg. Zoals de rechtbank hiervoor reeds overwoog bestaat tussen ouder en kind een onvoorwaardelijke (bloed)band. Zoals uit de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt, hebben beide dochters door de vechtscheiding van hun ouders en het vertrek van hun vader naar het buitenland het contact met hem verloren, maar hadden zij in hun kindertijd een goede band met hun vader. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de onrechtmatigheid jegens de benadeelde partijen kan worden aangenomen, nu de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten en zoals hiervoor geschetst, voldoende zwaarwegend zijn. Wel ziet de rechtbank hierin aanleiding om toewijzing van de vorderingen ten aanzien van de schokschade naar billijkheid in hoogte te matigen.
Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoedingen houdt de rechtbank tevens rekening met de aard en de ernst van het geestelijk letsel. Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitspraken. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat sprake is van samenloop met affectieschade zal de rechtbank aan de nabestaanden ieder een vergoeding van € 10.000,- vanwege schokschade toekennen. De rechtbank ziet geen aanleiding om onderscheid te maken in de aan de twee zussen toe te kennen bedragen. Voor het overige zullen deze delen van de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Eigen schuld
De rechtbank heeft hiervoor, bij het bepalen van de op te leggen straf, reeds overwogen dat ook het slachtoffer een aandeel heeft gehad in de gebeurtenissen die tot het fatale incident hebben geleid. Deze omstandigheid houdt zo nauw verband met de bewezen doodslag dat dit in enige mate een beroep op ‘eigen schuld’ in de zin van artikel 6:101 BW rechtvaardigt. Dit leidt tot een vermindering van de schadevergoedingsplicht. De rechtbank ziet gelet op de mate van eigen schuld van het slachtoffer aanleiding om de schadevergoedingsplicht van de verdachte te verminderen met 30% en de door de rechtbank vastgestelde schadebedragen aldus voor 70% toe te wijzen waarbij de vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nader te onderbouwen schade
Wegens het ontbreken van een onderbouwing zal de rechtbank de benadeelde partijen in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke renten en kosten ten behoeve van de tenuitvoerleggingDe benadeelde partijen hebben ieder gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2022.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door ieder van de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.