ECLI:NL:RBROT:2023:1155

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/5480
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij indienen van Woo-verzoeken door veelprocedeerder

In deze zaak heeft eiser op 22 oktober 2022 een aanvraag ingediend om informatie over de vergoedingen van de burgemeester van Zwijndrecht, gebaseerd op de Wet open overheid (Woo) en de Wet hergebruik overheidsinformatie (Who). Eiser heeft zijn verzoeken echter niet op de juiste wijze ingediend, ondanks herhaalde waarschuwingen van verweerder. De rechtbank heeft geoordeeld dat het indienen van verzoeken en bezwaren niet vormvrij is en dat eiser de voorgeschreven procedure niet heeft gevolgd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoeken, maar ook dit bezwaar is niet op de juiste wijze ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van eiser getuigt van kwade trouw, gezien zijn herhaaldelijke pogingen om verzoeken in te dienen via niet-geautoriseerde e-mailadressen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de procedures van eiser als misbruik van recht worden aangemerkt, tenzij er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. In dit geval was dat niet het geval. De rechtbank heeft het beroep van eiser daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht, zonder dat verder onderzoek nodig was. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden op 21 februari 2023, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5480
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht, verweerder.

Inleiding

1. Eiser heeft op 22 oktober 2022 een aanvraag gedaan om informatie ten aanzien van de vergoedingen die de burgemeester van de gemeente Zwijndrecht ontvangt en de declaraties die hij heeft ingediend. Daarbij heeft eiser als grondslag de Wet open overheid (Woo) en de Wet hergebruik overheidsinformatie (Who) vermeld.
2. Eiser heeft op 25 oktober 2022 een verzoek ingediend om hem gespecificeerde informatie te verstrekken ten aanzien van alle juridische kosten die de gemeente de afgelopen tien jaar heeft gemaakt met betrekking tot hem. Daarbij heeft eiser als grondslag de Woo en de Who vermeld.
3. Beide verzoeken heeft eiser gemaild naar het emailadres van de burgemeester en naar het e-mailadres van de griffie van de gemeente.
4. Bij e-mailbericht van 8 november 2022 heeft verweerder eiser bericht dat eiser zijn verzoeken weliswaar elektronisch kan indienen, maar slechts op de door verweerder voorgeschreven wijze. Voor de juiste wijze van indienen van openbaarmakingsverzoeken wordt naar de website van gemeente verwezen. Vermeld is verder dat eiser zijn verzoeken niet op de juiste wijze heeft ingediend en dat die daarom niet in behandeling worden genomen.
5. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt door zijn bezwaar te mailen naar het emailadres van de burgemeester en naar het e-mailadres van de griffie van de gemeente.
6. Bij e-mailbericht van 14 november 2022 heeft verweerder eiser bericht dat op de website van de gemeente staat vermeld hoe eiser een bezwaarschrift kan indienen en dat eiser zijn bezwaren niet op de juiste wijze heeft ingediend en die daarom niet in behandeling worden genomen.
7. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het e-mailbericht van 14 november 2022.

Beoordeling

8. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
9. Ten aanzien van eiser heeft de rechtbank eerder geoordeeld dat zijn procedures als misbruik van recht worden aangemerkt, tenzij aanknopingspunten bestaan voor het tegendeel (bijvoorbeeld ECLI:NL:RBROT:2019:4060).
10. Eiser stelt dat het indienen van een Woo-verzoek en het maken van bezwaar vormvrij zijn en dat hij verzoeken en bezwaren al jaren per e-mail doet.
11. In artikel 2:13, eerste lid, van de Awb is bepaald dat in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch kan worden verzonden, mits de bepalingen van deze afdeling in acht worden genomen. In artikel 2:15, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend en dat het bestuursorgaan nadere eisen kan stellen aan het gebruik van de elektronische weg. In aanvulling hierop is in artikel 4.1. van de Woo bepaald dat een verzoek mondeling of schriftelijk kan worden ingediend en elektronisch kan worden verzonden op de door het bestuursorgaan aangegeven wijze.
12. Uit dit wettelijk kader volgt dat verweerder de genoemde eisen mag stellen aan de wijze van elektronische indiening van verzoekers verzoeken en bezwaren. Dat eerdere berichten van eiser aan e-mailadressen van personen binnen de gemeente wel in behandeling zouden zijn genomen, maakt niet dat verweerder aan die werkwijze moet blijven vasthouden.
13. Het door eiser willens en wetens toch blijven sturen van bezwaarschriften naar de e-mailadressen waarvan verweerder eiser heeft bericht dat die e-mailadressen niet zijn opengesteld om verzoeken in te dienen en het vervolgens instellen van beroep in plaats van op de juiste wijze een verzoek om informatie in te dienen, getuigt naar het oordeel van de rechtbank van kwader trouw. Dit laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank bovendien ook voor de onderwerpen van zijn informatieverzoeken. Hierbij laat de rechtbank het eerdere procedeergedrag van eiser meewegen (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:1655; ECLI:NL:CRVB:2022:105 en ECLI:NL:RBROT:2021:9391).
14. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 februari 2023.
De rechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.