ECLI:NL:RBROT:2023:11335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10495184 CV EXPL 23-12855
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering studiekosten door uitzendbureau na beëindiging opleidingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Randstad Uitzendbureau B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde01]. Randstad vorderde terugbetaling van studiekosten ter hoogte van € 5.496,16, die de werknemer verschuldigd was na het beëindigen van een opleidingsovereenkomst. De werknemer had de opleiding tot kandidaat-chauffeur niet volledig afgerond en had de detacheringsovereenkomst opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer op grond van de opleidingsovereenkomst verplicht was om de studiekosten terug te betalen, omdat hij de overeenkomst tussentijds had beëindigd. De kantonrechter wees de vordering van Randstad toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde de werknemer tot betaling van in totaal € 6.241,74. Tevens werd de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die op € 951,84 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Randstad het vonnis direct kan uitvoeren, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10495184 CV EXPL 23-12855
datum uitspraak: 10 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Randstad Uitzendbureau B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Diemen,
eiseres,
gemachtigde: mr. N. Panhuijsen (Call2Collect),
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘Randstad’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 april 2023, met producties;
  • het schriftelijke en mondelinge verweer van [gedaagde01] ter rolzitting van 11 mei 2023;
  • de brief van 3 augustus 2023 met aanvullende producties aan de zijde van Randstad.
1.2.
Op 23 augustus 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Daarbij waren namens Randstad aanwezig [naam01] (jurist) en [naam02] , bijgestaan door de gemachtigde mr. N. Panhuijsen. [gedaagde01] was in persoon aanwezig.
1.3.
Op 23 augustus 2023 heeft de kantonrechter, na afloop van de mondelinge behandeling, een e-mail met bijlagen van [gedaagde01] ontvangen. In deze mail verzoekt [gedaagde01] onder meer om toezending van de stukken, die Randstad bij genoemde brief van 3 augustus 2023 in het geding heeft gebracht. Randstad heeft die stukken weliswaar per e-mail aan hem toegestuurd, maar hij kan het bij die-email gevoegde bestand niet openen. Naar aanleiding van deze e-mail heeft de kantonrechter partijen bericht dat [gedaagde01] alsnog mag reageren op de aanvullende stukken (producties 10 tot en met 15) van Randstad. Deze stukken zijn vervolgens door de griffier aan [gedaagde01] toegestuurd en de zaak is voor een reactie van [gedaagde01] verwezen naar de rolzitting van woensdag 13 september 2023 om 14.30 uur. In het systeem van de rechtbank is door de griffie aangetekend dat [gedaagde01] op deze rolzitting heeft gereageerd, maar die reactie is niet aangetroffen in het dossier. [gedaagde01] heeft de gelegenheid gekregen alsnog een kopie van zijn reactie in te dienen, maar van deze gelegenheid heeft [gedaagde01] geen gebruik gemaakt. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat door de griffie van de rechtbank per abuis is aangetekend dat [gedaagde01] op 13 september 2023 heeft gereageerd en dat [gedaagde01] geen reactie meer heeft ingediend.
1.4.
De uitspraak van dit vonnis is vervolgens bepaald op heden, na aanhouding op de rol van 13 oktober 2023

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde01] aan Randstad studiekosten moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. [gedaagde01] moet de studiekosten ter hoogte van € 5.496,16 aan Randstad betalen. Ook moet [gedaagde01] wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten betalen. De kantonrechter zal hierna uitleggen hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
Randstad heeft een ‘opleidingsovereenkomst kandidaat-chauffeur (C en CE)’ gedateerd 15 december 2020 overgelegd. Volgens Randstad is die overeenkomst digitaal ondertekend door [gedaagde01] . In deze overeenkomst staat dat Randstad een deel van de kosten van de opleiding Kandidaat-Chauffeur (C en CE) vergoedt en dat Randstad na succesvolle afronding van de opleiding aan [gedaagde01] een detacheringsovereenkomst aanbiedt. Op 1 juni 2021 is [gedaagde01] gestart met de opleiding. Op 15 oktober 2021 heeft [gedaagde01] rijbewijs C gehaald. Op 11 juli 2022 heeft Randstad aan [gedaagde01] een ‘bevestiging van detachering’ gestuurd. In deze detacheringsovereenkomst staat dat [gedaagde01] van 11 juli 2022 tot en met 11 juli 2023 als vrachtwagenchauffeur bij [bedrijf01] wordt gedetacheerd. [gedaagde01] is bij [bedrijf01] als vrachtwagenchauffeur aan de slag gegaan. Iets meer dan een week later heeft Randstad op 19 juli 2022 de loonbetaling aan [gedaagde01] gestopt, omdat [gedaagde01] volgens Randstad ongeoorloofd afwezig was. Randstad heeft [gedaagde01] uitgenodigd voor een gesprek. [gedaagde01] is niet komen opdagen. Partijen hebben via e-mail contact gehad over de ongeoorloofde afwezigheid en het loon. Per e-mail van 29 juli 2022 schrijft [gedaagde01] aan Randstad ‘
dat hij besloten heeft niet verder te gaan met Randstad en dat de rekening voor de kosten van de school naar hem kunnen worden toegestuurd’.
De standpunten van Randstad en [gedaagde01]
2.3.
Randstad stelt dat [gedaagde01] op grond van artikel 5 lid 1 sub a en c en artikel 2.8 van de opleidingsovereenkomst een bedrag van € 5.812,54 moet terug betalen. In artikel 2 lid 8 van de opleidingsovereenkomst staat het volgende:
“De (restant-)eigen bijdrage en de in lid 5 van dit artikel bedoelde extra kosten zijn onmiddellijk opeisbaar indien en zodra de kandidaat-chauffeur voortijdig met de opleidingen stopt, de opleidingen niet (met goed gevolg) afrondt of de in artikel 4 bedoelde detacheringsovereenkomst om welke reden dan ook eindigt of niet (tijdig) tot stand komt.”
Artikel 5 lid 1 sub a en c en artikel 5 lid 2 van de opleidingsovereenkomst bepaalt het volgende:
“Artikel 5: Terugbetalingsregeling
1. Onverminderd de verplichting tot volledige betaling van zijn/haar eigen bijdrage en de eventuele extra kosten als bedoeld in artikel 2.4 is de kandidaat-chauffeur gehouden de door Randstad Transport verstrekte vergoeding voor de daadwerkelijk genoten opleidingsonderdelen inclusief examens volledig terug te betalen als:
a. hij/zij één van de opleidingen tussentijds beëindigt, door eigen schuld of toedoen moet beëindigen of deze niet, althans niet binnen een redelijke termijn (met goed gevolg) afrondt; en/of
(…)
c. de detacheringsovereenkomst tijdens de proeftijd door zijn/haar schuld of toedoen wordt beëindigd.
2. Onverminderd de verplichting tot volledige betaling van zijn/haar (restant-) eigen bijdrage en de eventuele extra kosten als bedoeld in artikel 2.4 is de kandidaat-chauffeur gehouden de door Randstad Transport verstrekte vergoeding terug te betalen indien de in artikel 4 bedoelde detacheringsovereenkomst binnen 12 maanden na de ingangsdatum wordt beëindigd door schuld of toedoen van de kandidaat-chauffeur en/of de kandidaat-chauffeur zich - behoudens overmacht - niet gedurende een periode van tenminste 12 maanden na de ingangsdatum van die detacheringsovereenkomst beschikbaar stelt om minimaal 32 uur en in beginsel maximaal 40 uur per week door Randstad te worden gedetacheerd. Hierbij geldt de volgende staffel:

bij beëindiging/gebrek aan beschikbaarheid binnen 6 maanden na de ingangsdatum dient 60 % van de door Randstad Transport verstrekte vergoeding terugbetaald te worden;

bij beëindiging/gebrek aan beschikbaarheid na 6 maanden, maar binnen 12 maanden na de ingangsdatum dient 45 % van de door Randstad Transport verstrekte vergoeding terugbetaald te worden.
2.4.
Randstad stelt dat een bedrag van € 316,38 met de eindafrekening is verrekend, waardoor nog een bedrag van € 5.496,16 overblijft. Volgens Randstad heeft zij [gedaagde01] verschillende keren aangeschreven, maar weigert hij dit bedrag te betalen. Randstad vordert daarom in deze procedure betaling van € 6.241,74 (bestaande uit € 5.496,16 aan hoofdsom + € 95,77 aan wettelijke rente tot aan de dag van dagvaarding + € 649,81 aan buitengerechtelijke kosten). Daarnaast vordert Randstad wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, salaris van de gemachtigde ter hoogte van € 330,00 en betaling van de proceskosten.
2.5.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis van Randstad en vindt dat de vordering moet worden afgewezen. [gedaagde01] stelt dat hij bij Randstad een verkeerde start heeft gemaakt, omdat een uurloon van € 19,50 was afgesproken terwijl hij uiteindelijk slechts € 11,50 per uur kreeg. Verder stelt [gedaagde01] dat hij nooit een opleidingsovereenkomst met Randstad heeft ondertekend en dat voor hem volstrekt onduidelijk is hoe het bedrag dat Randstad vordert is opgebouwd. Aangezien [gedaagde01] het CE rijbewijs niet heeft gehaald, stelt hij niet verplicht te zijn op basis van het jaarcontract aan de slag te gaan. Randstad heeft tijdens een presentatie mondeling aangegeven garant te staan voor de eigen bijdrage, mocht de opleiding niet worden gehaald.
[gedaagde01] moet de studiekosten aan Randstad terugbetalen
2.6.
Voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde01] op 15 december 2020 een opleidingsovereenkomst met Randstad heeft gesloten. Randstad heeft toegelicht dat de overeenkomst door [gedaagde01] met het programma ‘Docusign’ digitaal is ondertekend. Dat er geen ‘natte handtekening’ (dus een handtekening zoals [gedaagde01] die met pen op een papier zou zetten) onder de overeenkomst staat, komt doordat de overeenkomst digitaal is ondertekend. De ondertekenaar kan zelf een lettertype kiezen waarmee de overeenkomst digitaal wordt ondertekend. Randstad heeft een zogenoemd ‘certificaat’ van Docusign overgelegd (productie 12). In dit document staat gedetailleerde informatie over de digitale ondertekening van de opleidingsovereenkomst opgenomen. Zo staat bij [gedaagde01] zijn mailadres, de datum en het exacte tijdstip van ondertekening, het ip-adres en ‘aangemeld via mobiel’ vermeld. [gedaagde01] heeft hier onvoldoende tegenover gesteld om aan te nemen dat deze informatie van Randstad onjuist is. Ter zitting heeft de kantonrechter [gedaagde01] de mogelijkheid geboden om aan te tonen dat het vermelde ip-adres niet van hem is. [gedaagde01] heeft daarop te kennen gegeven dat hij geen behoefte heeft aan aanhouding van de procedure om bedoeld bewijs te leveren en hij heeft de kantonrechter verzocht uitspraak te doen in de zaak, waaraan hij heeft toegevoegd dat hij vervolgens zo nodig wel in hoger beroep zal gaan. Tevens is van belang dat Randstad onweersproken tijdens de zitting heeft gesteld dat [gedaagde01] niet met de opleiding had mogen beginnen als de overeenkomst niet was getekend. Gelet op die omstandigheden concludeert de kantonrechter dat een geldige opleidingsovereenkomst tussen Randstad en [gedaagde01] tot stand is gekomen.
2.7.
Per e-mail van 29 juli 2022 heeft [gedaagde01] laten weten niet meer verder te willen met Randstad. Daarmee heeft hij de detacheringsovereenkomst opgezegd. [gedaagde01] had toen wel rijbewijs C gehaald, maar rijbewijs CE nog niet. De opleiding was dus nog niet afgerond. Doordat [gedaagde01] de detacheringsovereenkomst heeft opgezegd, is de opleidingsovereenkomst tussentijds beëindigd door toedoen van [gedaagde01] (artikel 5 lid 1 sub a van de opleidingsovereenkomst) en is de detacheringsovereenkomst tijdens de proeftijd door toedoen van [gedaagde01] geëindigd (art. 5 lid 1 sub c van de opleidingsovereenkomst). Dat betekent dat [gedaagde01] de studiekosten deels moet terug betalen. [gedaagde01] stelt dat hij het CE rijbewijs niet heeft gehaald en daarom niet verplicht is op basis van een detacheringsovereenkomst aan de slag te gaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet bepalend, omdat ook bij het tussentijds beëindigen van de opleiding of het niet aanvaarden van de detacheringsovereenkomst de studiekosten moeten worden terug betaald. Bovendien heeft [gedaagde01] erkend dat hij is gaan werken bij [bedrijf01] , waardoor in dit geval wel sprake is van detachering.
2.8.
Ten overvloede wijst de kantonrechter erop dat artikel 7:611a BW in dit geval toepassing mist, alleen al omdat dat artikel pas op 1 augustus 2022 in werking is getreden en de arbeidsovereenkomst voor die datum, te weten op 29 juli 2022, door [gedaagde01] is opgezegd. Bovendien gaat het in deze zaak om scholing die noodzakelijk is voor het verkrijgen van een rijbewijs waarover [gedaagde01] bij eerste aanvang van de werkzaamheden moet beschikken. De scholing is dus ook niet tijdens het dienstverband gevolgd.
De hoogte van de studiekosten die moeten worden terug betaald
2.9.
Randstad heeft voldoende toegelicht op welke manier zij de studiekosten die zij vordert heeft berekend. Aan het verweer van [gedaagde01] dat onduidelijk is hoe het door Randstad gevorderde bedrag is opgebouwd, gaat de kantonrechter dan ook voorbij. In productie 5 heeft Randstad voldoende uitgelegd hoe de terug te betalen studiekosten zijn berekend. De vaste studiekosten zijn € 2.708,48. Aangezien [gedaagde01] geen jaar heeft gewerkt en voortijdig uit dienst is gegaan, is hij
daarnaastverplicht een deel van de verstrekte subsidie en kosten voor Randstad te betalen (dat staat in artikel 5.2 van de opleidingsovereenkomst). Deze kosten zijn € 2.942,29 aan subsidie en € 2.231,14 aan kosten voor Randstad, hetgeen bij elkaar opgeteld € 5.173,43 is. Van dit bedrag moet [gedaagde01] 60% betalen, dat is € 3.104,06. In totaal moet [gedaagde01] € 2.708,48 + € 3.104,06 = € 5.812,54 aan Randstad betalen. Op 17 augustus 2022 heeft Randstad een eindafrekening opgemaakt en een bedrag van € 316,38 met de verschuldigde studiekosten verrekend. Daardoor blijft een bedrag over van € 5.812,54 - € 316,38 = € 5.496,16. Dit bedrag moet [gedaagde01] aan Randstad betalen.
[gedaagde01] moet buitengerechtelijke incassokosten en rente betalen
2.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 649,81 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente wordt toegewezen (tot aan de dagvaarding € 95,77), omdat Randstad genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist. Het door Randstad gevorderde bedrag van in totaal € 6.241,74 zal worden toegewezen.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen
2.11.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Randstad - zoals gevorderd - tot vandaag vast op € 107,84 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht en € 330,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 951,84. Voor kosten die Randstad maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis direct kan worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Randstad te betalen € 6.241,74 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 5.496,16 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Randstad tot vandaag worden vastgesteld op € 951,84;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44483

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853