Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
- [naam eiser], voornoemd,
- mr. Depmann, voornoemd,
- [naam], een werknemer van Lometi,
- mr. Namjesky, voornoemd.
1.De beoordeling
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 1.532,00 (2 punten x tarief € 766,00)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2023 een mondeling vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [naam eiser] en Lometi B.V. [naam eiser] vorderde primair een bedrag van € 29.330,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de stelling dat er een aannemingsovereenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen overeenkomst was gesloten, omdat partijen nog in onderhandeling waren en er te veel openstaande punten waren. De rechtbank concludeerde dat de primaire vordering niet toewijsbaar was.
Subsidiair vorderde [naam eiser] € 27.350,00, stellende dat de onderhandelingen zo ver gevorderd waren dat hij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de totstandkoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Lometi in beginsel vrij was om de onderhandelingen af te breken en dat er geen sprake was van onaanvaardbaarheid van het afbreken van de onderhandelingen. De rechtbank wees ook deze subsidiaire vordering af.
De rechtbank veroordeelde [naam eiser] in de proceskosten van Lometi, vastgesteld op € 4.369,00, en verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. De wettelijke rente over de proceskosten werd toegewezen vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis.